In deze zaak, die op 5 augustus 2021 door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben eisers, bestaande uit een groep zeevarenden, een kort geding aangespannen tegen Garnet Maritime Ltd, de eigenaar van het schip waarop zij werkzaam zijn. De eisers vorderen onder andere betaling van achterstallig loon en de kosten van het door hen gelegde conservatoir beslag op het schip. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op basis van het Verdrag tot vaststellen van enige eenvormige regels betreffende conservatoir beslag op zeeschepen, aangezien de loonvordering is ontstaan tijdens het verblijf van het schip in de haven van Rotterdam.
De kantonrechter heeft de vorderingen van eisers beoordeeld en geoordeeld dat de eerste twee vorderingen, betreffende achterstallig loon tot 1 juli 2021 en het loon vanaf 1 juli 2021 tot aan de repatriëring, toewijsbaar zijn. Garnet heeft erkend dat het loon verschuldigd is en heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde rente. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de kosten van het gelegde beslag toewijsbaar zijn als onderdeel van de proceskostenveroordeling. De vordering met betrekking tot de kosten van repatriëring is ingetrokken, en de kantonrechter heeft zich onbevoegd verklaard om hierover te oordelen.
In de beslissing heeft de kantonrechter Garnet veroordeeld tot betaling van de achterstallige lonen en de beslagkosten, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat Garnet onmiddellijk aan de veroordelingen moet voldoen, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kantonrechter heeft de kosten van de procedure voor Garnet vastgesteld en veroordeeld tot betaling aan eisers.