Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 8 juli 2020, met producties 1 tot en met 14;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 3;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 11 januari 2021 en de ten behoeve daarvan door de advocaat van [naam eiser] en de advocaat van [naam gedaagde] overgelegde pleitaantekeningen;
- de akte van [naam eiser] van 10 februari 2021;
- de akte van [naam eiser] van 31 maart 2021, met bijlagen 1 en 2;
- de akte van [naam gedaagde] van 31 maart 2021, met productie 4.
2..De feiten
De betaling van de koopsom staat op 2 weken na de datum van transport. Echter zodra fiat door de bank is gegeven, zal ik het bedrag per omgaande aan je overmaken.
Fiat van de bank heeft alles te maken met inschrijving in het Grundbuch. Met deze Overeenkomst in de hand kan de notaris daar nu reeds werk van maken dat er een voorlopige anmerkung komt.”
Artikel 1: Koopsom
- Schuldovername van 50 % van de thans bestaande financiering bij de Deutsche Bank thans groot € 134.515,72 door koper voor het aandeel van verkoper € 67.257,86.
- Door verrekening van de schuld van verkoper in de onverdeelde boedel ten bedrage van € 112.742,14, minnelijk bepaald.
- Door betaling aan verkoper door koper van € 75.000,00 te voldoen binnen 14 dagen na het passeren van de akte van levering op het door verkoper aangegeven bankrekening (…).
Dies ist insbesondere gegeven, wenn:
Hierbij stel ik u namens cliënte formeel in gebreke en bied ik u tot en met 2 februari a.s. de tijd om ervoor te zorgen dat het bedrag ad € 75.000,00 is overgemaakt naar de derdengeldrekening van ons kantoor (…).
3..Het geschil
Subsidiair: € 75.000,00 te vermeerderen met 4,12% rente vanaf een door de rechtbank te bepalen nadere datum;
4..De beoordeling
Bevoegdheid
“van een specialist Duits recht dat de vordering van [naam eiser] hierdoor al verjaard is”.
“Ik doe je het navolgende voorstel; Vanaf 1 februari 2019 neem ik de aflossingsverplichting van jou bij de ABN-AMRO over (…). Dit totdat het bedrag van € 75.000,00, welk bedrag ik als natuurlijke verplichting op mij neem (…)”. [naam eiser] stelt en door [naam gedaagde] is dit niet betwist, dat de e-mail van 24 oktober 2018 een reactie was op het verzoek van [naam eiser] om tot betaling van het restant van de koopsom over te gaan. Dat [naam gedaagde] in reactie op die vraag schrijft dat hij bereid is om het bedrag van € 75.000 als natuurlijke verplichting op zich te nemen, wijst erop dat de op hem rustende betalingsverplichting uit hoofde van de koopsom op dat moment nog steeds bestond. Dat [naam gedaagde] bereid was om dit forse bedrag als een natuurlijke verplichting op zich te nemen vanwege zijn goede relatie met [naam eiser], zoals [naam gedaagde] ter zitting heeft verklaard, is zonder nadere toelichting ongeloofwaardig. Daarnaast volgt dit niet uit de tekst van de
- griffierecht € 937,00
- explootkosten € 105,09
- salaris advocaat