ECLI:NL:RBROT:2021:7623
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek tot faillietverklaring op eigen aangifte wegens onvoldoende baten en misbruik van bevoegdheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 juli 2021 uitspraak gedaan op het verzoek van een schuldenaar tot faillietverklaring op eigen aangifte. De verzoeker had op 2 juli 2021 een eigen aangifte ingediend, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De verzoeker verklaarde dat zijn eerdere faillissement recentelijk was opgeheven wegens gebrek aan baten en dat hij voornemens was een akkoord aan zijn schuldeisers aan te bieden. Echter, de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende activa aanwezig waren om de kosten van het faillissement te dekken, zoals vereist door artikel 18 van de Faillissementswet. De rechtbank stelde vast dat het bedrag van € 50.000, dat door de echtgenote van de verzoeker beschikbaar was gesteld, niet tot het vermogen van de verzoeker behoorde en dus niet als bate kon worden aangemerkt.
De rechtbank overwoog verder dat het verzoek tot faillietverklaring geen ander doel diende dan het openen van de mogelijkheid tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, terwijl natuurlijke personen rechtstreeks in aanmerking kunnen komen voor deze regeling. De rechtbank concludeerde dat het verzoek tot faillietverklaring niet was bedoeld om de schuldenaar te beschermen tegen zijn schuldeisers, maar eerder om een andere route te kiezen om zijn financiële problemen op te lossen. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring afgewezen.