ECLI:NL:RBROT:2021:7593

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juni 2021
Publicatiedatum
3 augustus 2021
Zaaknummer
10-126611-21 / TUL VV: 10-031558-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van winkeldiefstal met geweld en veroordeling tot gevangenisstraf

Op 28 juni 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van winkeldiefstal met geweld. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, had op 3 april 2021 in Rotterdam meerdere verpakkingen zalm en/of kabeljauw gestolen uit een Albert Heijn supermarkt. Tijdens de diefstal werd hij betrapt door een winkelmedewerker, waarop de verdachte deze medewerker in het gezicht stompten, waardoor de medewerker op de grond viel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en dat er geen verweer is gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezen feit diefstal met geweld oplevert, en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft een strafblad en is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte niet in staat is om naar zijn eigen handelen te kijken en dat eerdere kansen niet zijn benut. Daarom is besloten tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de tenuitvoerlegging gelast van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 28 dagen uit een eerder vonnis, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-126611-21
Parketnummer vordering TUL VV: 10-031558-19
Datum uitspraak: 28 juni 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsvrouw mr. M. Schmit, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 juni 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. M.J. Blotwijk, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10-031558-19.

4..Bewezenverklaring zonder nadere motivering

Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 3 april 2021 te Rotterdam,
meerdere verpakkingen zalm en/of kabeljauw,
die aan Albert Heijn toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [naam slachtoffer] , om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door op het gezicht van voornoemde [naam slachtoffer] te stompen, waardoor voornoemde [naam slachtoffer] op de grond is gevallen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, gevolgd van geweld tegen een persoon, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft goederen gestolen uit een supermarkt. Op het moment dat de winkelmedewerker de verdachte wilde aanspreken op de diefstal, werd hij ten overstaan van klanten (onder wie kinderen) hard in het gezicht gestompt waardoor hij op de grond is gevallen.
Uit de winkeldiefstal blijkt dat de verdachte weinig respect toont voor de eigendommen van anderen. Hij veroorzaakt met dergelijk handelen ergernis en overlast voor winkeliers. Ook heeft een dergelijk feit financiële schade tot gevolg. Dit feit is echter veel ernstiger vanwege het geweld dat op de diefstal volgde. De rechtbank rekent de verdachte dit feit daarom in het bijzonder aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 juni 2021, waaruit blijkt dat de verdachte vaker is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een weergave mondeling advies over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 mei 2021. Deze weergave houdt onder andere het volgende in.
De verdachte is inmiddels vaak in aanraking gekomen met justitie. Positief is dat de verdachte in een begeleide woonvorm ( [naam woonlocatie] ) verblijft en onder bewind staat. Dit lijkt echter niet toereikend te zijn voor het voorkomen van delictgedrag.
De reclassering vindt het zorgelijk dat de verdachte niet (goed) in staat is om naar zijn eigen handelen te kijken. De verdachte gaat zijn eigen weg (ook bij [naam woonlocatie] is hij niet altijd goed in beeld), en de reclassering heeft weinig zicht op zijn netwerk en op wat hij buiten de opvang doet. De reclassering onderhoudt nog wel contact met de verdachte vanwege het formeel nog lopende toezicht, maar voor recidivevermindering zijn de bijzondere voorwaarden niet toereikend. Een extra schorsingstoezicht heeft in de optiek van de reclassering geen meerwaarde.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tot uiterlijk 9 juli 2021 op te leggen met daarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf, omdat de verdachte na
9 juli 2021 zijn plek bij [naam woonlocatie] zal kwijtraken indien hij niet terugkeert. De rechtbank ziet hiervoor echter geen aanleiding, gelet op de ernst van het feit, het feit dat de verdachte een recidivist is en zelfs nog in een proeftijd liep toen hij het feit pleegde. De rechtbank merkt hierbij op dat het aan de verdachte zelf is om aan zijn eigen belang te denken.
Anders dan door de officier van justitie is gevorderd, laat de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf achterwege. De verdachte heeft in het verleden meerdere kansen gehad en die steeds onbenut gelaten. De rechtbank ziet dan ook het nut niet in van een voorwaardelijke strafmodaliteit.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 15 juli 2019 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 54 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 28 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 30 juli 2019.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel dient te worden tenuitvoergelegd, nu de verdachte zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
8.3.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient te worden omgezet in een taakstraf, zodat de verdachte een dagbesteding heeft.
8.4.
Beoordeling
Het hierboven bewezenverklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf.

9..Toepasselijk wettelijk voorschrift

Gelet is op artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot
28 (achtentwintig) dagen, van de bij vonnis van 15 juli 2019 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.W.H. van den Emster, voorzitter,
en mrs. Ch. Vogtschmidt en R.E Drenth, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 3 april 2021 te Rotterdam,
meerdere, althans een, verpakking(en) zalm en/of kabeljauw, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, van voornoemde [naam slachtoffer] te slaan en/of te stompen, waardoor voornoemde [naam slachtoffer] op de grond is gevallen.