ECLI:NL:RBROT:2021:7590

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juni 2021
Publicatiedatum
3 augustus 2021
Zaaknummer
10-123230-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van twee woninginbraken op basis van onvoldoende bewijs van betrokkenheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 juni 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van twee woninginbraken. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en had een raadsman, mr. R.T. Schrama. De officier van justitie, mr. M.J. Blotwijk, eiste een gevangenisstraf van 21 maanden, maar de rechtbank oordeelde anders. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bewijs tegen de verdachte, dat voornamelijk bestond uit het aantreffen van zijn DNA op verplaatsbare objecten zoals een pet en een handschoen, onvoldoende was om tot een bewezenverklaring van de woninginbraken te komen. De verdachte ontkende de ten laste gelegde feiten en verklaarde dat zijn spullen mogelijk gestolen waren op de opvang. De rechtbank oordeelde dat het enkele aantreffen van DNA niet voldoende was om de betrokkenheid van de verdachte bij de woninginbraken te bewijzen, vooral gezien de omstandigheden van de zaak. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de woninginbraken, maar verklaarde wel bewezen dat hij op 2 maart 2021 een diefstal in een woning had gepleegd, waarvoor hij werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden met aftrek van voorarrest. De benadeelde partij in de zaak werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken van de andere ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-123230-21
Datum uitspraak: 28 juni 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. R.T. Schrama, advocaat te Rijswijk.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 juni 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. M.J. Blotwijk, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van al het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering t.a.v. feit 1
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Vrijspraak t.a.v. feiten 2 en 3
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hiertoe is – kort gezegd – het volgende aangevoerd.
De verdachte heeft de diefstal in een woning, ten laste gelegd onder 1, bekend. In de betreffende woning is op een spiegel DNA van de verdachte aangetroffen. De verdachte heeft daarentegen de twee ten laste gelegde woninginbraken die drie en vier maanden daarvoor hebben plaatsgevonden, ontkend. In die beide woningen is op een verplaatsbaar object, te weten een pet en een handschoen, uitsluitend DNA van de verdachte aangetroffen.
De verdachte heeft hierover verklaard dat deze objecten op de opvang zijn gestolen. De officier van justitie vindt deze verklaring ongeloofwaardig. Het is bovendien gelet op de kleine pakkans bij woninginbraken, weinig waarschijnlijk dat iemand de moeite zou nemen het DNA van de verdachte achter te laten op de plaats delict. De officier van justitie is van mening dat alle omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, maken dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de twee woninginbraken heeft gepleegd.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende aanknopingspunten bieden om tot een bewezenverklaring van het onder 2 en 3 ten laste gelegde te komen en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De officier van justitie verbindt aan het aantreffen van verdachtes DNA op een pet en een handschoen in de woningen waarin is ingebroken de conclusie dat de verdachte betrokken is geweest bij die woninginbraken. De rechtbank acht deze conclusie niet gerechtvaardigd, mede gelet op de verklaring van de verdachte dat zijn spullen bij de dagopvang gestolen zijn. De rechtbank kan niet uitsluiten dat de pet en handschoen anders dan door toedoen van de verdachte op de plaats delict zijn achtergebleven. De rechtbank merkt hierbij op dat de pet en handschoen op voor de hand liggende plaatsen zijn aangetroffen, namelijk respectievelijk op de vloer van de gang en op een bureau. Voor een bewezenverklaring van de woninginbraken is het enkele aantreffen van DNA van de verdachte in dit geval onvoldoende; een pet en handschoen zijn immers gemakkelijk te verplaatsen objecten. Nu het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen ander belastend materiaal tegen de verdachte hebben opgeleverd, kan een bewezenverklaring niet volgen. Dat de verklaring van de verdachte over de herkomst van zijn DNA op de aangetroffen objecten volgens de officier van justitie als ongeloofwaardig is aan te merken - een conclusie die de rechtbank overigens niet zonder meer onderschrijft - verandert hier niets aan.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 2 maart 2021 te Rotterdam,
in een woning, gelegen aan het [adres delict 1] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
- meerdere notebooks en
- meerdere iPads en
- meerdere, iPhones en
- een hoofdtelefoon en Airpods en
- een horloge en
- meerdere sieraden en
- een filmcamera en
- meerdere, zonnebrillen en
- meerdere paren schoenen en
- meerdere jassen en
- meerdere koffersen
- meerdere, flesjes parfum,
die aan [naam slachtoffer 1] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft tientallen goederen weggenomen uit een woning. Een dergelijk feit levert grote ergernis op en er is veel tijd gemoeid met het doen van aangifte, het administratief afhandelen daarvan en het herstellen van de toegebrachte materiële schade. Met zijn handelen heeft de verdachte het eigendomsrecht van de eigenaar van de goederen aangetast, enkel en alleen uit eigen geldelijk gewin. Daarnaast voelen slachtoffers van een dergelijk feit zich in het algemeen in hun privacy aangetast, omdat er iemand in hun woning is geweest.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 juni 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank komt hierbij uit op een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd, nu de verdachte deels wordt vrijgesproken.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij

Ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft [naam slachtoffer 2] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 679,- aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag ter hoogte van het eigen risico, te weten € 150,-, met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en verhoging met de wettelijke rente.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak.
8.3.
Beoordeling en conclusie
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

9..Toepasselijk wettelijke voorschrift

Gelet is op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij
[naam slachtoffer 2]niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.W.H. van den Emster, voorzitter,
en mrs. Ch. Vogtschmidt en R.E Drenth, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 2 maart 2021 te Rotterdam,
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen op/aan het [adres delict 1] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
- een portemonnee met daarin een identiteitskaart en/of een bankpas en/of een OV-chipkaart en/of
- meerdere, althans een, laptop(s)/notebook(s) en/of
- meerdere, althans een, iPad(s) en/of
- meerdere, althans een, iPhone(s) en/of
- meerdere, althans een, hoofdtelefoon(s) en/of Airpods en/of
- een horloge en/of
- meerdere, althans een, siera(a)d(en) en/of
- een (film)camera en/of
- meerdere, althans een, zonnebril(len) en/of
- meerdere, althans een, pa(a)r(en) schoenen en/of
- meerdere, althans een, jas(sen) en/of
- meerdere, althans een, koffer(s) en/of tas(sen) en/of
- meerdere, althans een, flesje(s) parfum,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 1 december 2020 te Rotterdam,
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen op/aan de [adres delict 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
- een geldbedrag en/of
- meerdere, althans een, siera(a)d(en) en/of
- een spelcomputer,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij op of omstreeks 6 november 2020 te Rotterdam,
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen op/aan de [adres delict 3] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de
rechthebbende bevond,
- een geldbedrag ter hoogte van € 710,- en/of
- een laptop,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.