Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- verzoeker;
- de heer [persoon A] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoeker op 1 april 2021 een verzoek ingediend om een schuldeiser, de Gemeente Rotterdam, te bevelen in te stemmen met een door hem aangeboden schuldregeling. Dit verzoek werd gedaan in het kader van de schuldsaneringsregeling, waarbij verzoeker een schuld van € 24.192,00 had bij eenentwintig schuldeisers. De Gemeente Rotterdam weigerde echter in te stemmen met de regeling voor zeven van haar negen preferente vorderingen, die samen € 2.635,59 bedroegen. Tijdens de zitting op 14 juli 2021 werd de gemeente niet vertegenwoordigd, maar had zij een verweerschrift ingediend waarin zij haar standpunt uiteenzette.
De rechtbank heeft de belangen van verzoeker en de gemeente afgewogen. Verzoeker had een parttime baan en had zijn best gedaan om een regeling aan te bieden die gebaseerd was op zijn afloscapaciteit. De rechtbank oordeelde dat de gemeente in redelijkheid niet kon weigeren in te stemmen met de regeling, gezien het feit dat alle andere schuldeisers akkoord waren gegaan. De rechtbank concludeerde dat de aangeboden regeling het uiterste was wat verzoeker kon bieden en dat de kosten van een wettelijke schuldsaneringsregeling voor de schuldeisers nadelig zouden zijn.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van verzoeker toegewezen en de gemeente Rotterdam bevolen in te stemmen met de schuldregeling. De gemeente werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil werden begroot, aangezien verzoeker geen griffierecht verschuldigd was en niet door een advocaat werd bijgestaan. Het vonnis werd uitgesproken op 28 juli 2021, en verzoeker kan nu zijn schulden blijven betalen zonder in een toestand van wanbetaling te verkeren.