Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- verzoeker;
- mevrouw [persoon A] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
- de heer [persoon B] , tolk namens verzoeker.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoeker op 7 juni 2021 een verzoek ingediend om de gemeente Rotterdam te bevelen in te stemmen met een door hem aangeboden schuldregeling. Dit verzoek werd gedaan in het kader van de Faillissementswet, artikel 287a, eerste lid, omdat de gemeente Rotterdam weigerde mee te werken aan de schuldregeling. De gemeente had voorafgaand aan de zitting een verweerschrift ingediend en was niet ter zitting verschenen. Tijdens de zitting op 14 juli 2021 werd verzoeker vertegenwoordigd door een tolk en een medewerker van de Kredietbank Rotterdam.
Verzoeker had dertien schuldeisers, waarvan één schuldeiser met twee preferente vorderingen en één concurrente vordering. De overige twaalf schuldeisers hadden alleen concurrente vorderingen. Verzoeker bood een regeling aan waarbij hij 10,74% aan de preferente schuldeisers en 5,37% aan de concurrente schuldeisers zou betalen. De gemeente Rotterdam stemde echter niet in met deze regeling, wat leidde tot het verzoek aan de rechtbank.
De rechtbank moest beoordelen of de gemeente Rotterdam in redelijkheid kon weigeren in te stemmen met de schuldregeling. De rechtbank constateerde dat twaalf van de dertien schuldeisers akkoord waren gegaan met de regeling en dat deze was getoetst door de Kredietbank Rotterdam. De rechtbank oordeelde dat de aangeboden regeling het uiterste was wat verzoeker kon bieden, gezien zijn omstandigheden, waaronder het ontbreken van betaald werk en de taalbarrière.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de belangen van verzoeker en de andere schuldeisers die instemden met de regeling zwaarder wogen dan die van de gemeente Rotterdam. De rechtbank heeft de gemeente Rotterdam bevolen in te stemmen met de schuldregeling en de kosten van de procedure aan de gemeente opgelegd, begroot op nihil. Het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling werd afgewezen, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.