ECLI:NL:RBROT:2021:7557

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
C/10/621139/ HA RK 21-761
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over verschoningsverzoek van rechter in jeugdzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 13 juli 2021 uitspraak gedaan over het verschoningsverzoek van mr. H. Benaissa, rechter in de rechtbank Rotterdam, team jeugd. Het verzoek tot verschoning werd ingediend naar aanleiding van een mondelinge behandeling op 28 juni 2021, waarbij de vader van de minderjarige had verklaard de rechter te kennen. De rechter voelde zich hierdoor niet vrij om de zaak verder te behandelen, ondanks dat zij de vader niet persoonlijk kende. De advocaat van de minderjarige steunde het verzoek tot verschoning, terwijl de gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, van mening was dat de zaak vanwege de spoedeisendheid doorgang moest vinden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat een verzoek tot verschoning kan worden ingediend in elke fase van de procedure, maar moet worden gedaan voordat de behandeling van de zaak is geëindigd. Op 2 juli 2021 heeft de kinderrechter, mr. M. van Kuilenburg, een einduitspraak gedaan in de procedure, waardoor de behandeling van de zaak was beëindigd. De verschoningskamer oordeelde dat het verzoek van mr. H. Benaissa niet meer ontvankelijk was, omdat de beslissing op het verschoningsverzoek geen invloed meer kon hebben op de reeds beëindigde hoofdzaak. De rechtbank verklaarde mr. H. Benaissa dan ook niet-ontvankelijk in haar verzoek tot verschoning.

Deze beslissing is ondertekend door de voorzitter, mr. E. Rabbie, en de rechters mr. A. Buizer en mr. J. van den Bos, en is verzonden op 13 juli 2021.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor verschoningszaken
Zaaknummer / rekestnummer : C/10/621139/ HA RK 21-761
Beslissing van 13 juli 2021
op het verzoek van:
mr. H. Benaissa,
rechter in de rechtbank Rotterdam, team jeugd (hierna: de rechter),
ertoe strekkende zich te mogen verschonen in de zaak van:
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de GI),
gevestigd te Amsterdam,
betreffende
[De minderjarige] ,geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (hierna: de minderjarige),
bijgestaan door mr. J.A. Smits, advocaat te Rotterdam.

1.Het procesverloop en de processtukken

Bij de rechter was in behandeling het verzoekschrift met kenmerk C/10/620002 / JE RK 21-1568 van de GI ten aanzien van de minderjarige.
Tijdens de mondelinge behandeling van dit verzoekschrift op 28 juni 2021 heeft de rechter de aanwezigen in de zittingszaal medegedeeld dat zij een verzoek tot verschoning zal indienen in de onderhavige zaak. De rechter heeft vervolgens in afwachting van de beslissing op haar verschoningsverzoek, gelet op de spoedeisendheid van het verzoek van de GI, de aanwezigen aangezegd dat de zaak zal worden verwezen naar de zitting van 2 juli 2021 van mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter.
De verschoningskamer heeft kennis genomen van het digitale dossier met zaaksnummer C/10/620002 / JE RK 21-1568 en het (extract) proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 28 juni 2021.

2.Het verzoek en de reacties daarop

2.1.
Ter adstructie van het verzoek om verschoning heeft de rechter het volgende aangevoerd – verkort en zakelijk weergegeven –:
In de loop van de mondelinge behandeling heeft de vader van de minderjarige gezegd de rechter te kennen; hij zei te weten waar de rechter woont en ook haar vader goed te kennen. De rechter voelt zich daardoor niet vrij om deze zaak verder te behandelen, ondanks dat zij zelf de vader niet kent.
2.2.
De advocaat heeft namens de minderjarige medegedeeld in te stemmen met het voornemen van de rechter tot het indienen van een verschoningsverzoek. De GI heeft zich op het standpunt gesteld dat de zaak gelet op de spoedeisendheid doorgang zou moeten vinden en een beslissing op een verschoningverzoek eigenlijk niet afgewacht kan worden.

3.De ontvankelijkheid van het verzoek

3.1.
Verschoning is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Voorop dient te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Een verzoek tot verschoning kan – net als een verzoek tot wraking – in elke stand van de zaak kan geschieden, en moet geschieden voordat de behandeling van de zaak door een einduitspraak is geëindigd.
3.2.
Op 2 juli 2021 heeft mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter van team jeugd in de hiervoor omschreven procedure mondeling uitspraak gedaan. Die uitspraak is een eindbeslissing waarmee de behandeling van de zaak is geëindigd.
3.3.
Uit het vorenstaande volgt dat de rechter de zaak niet meer behandelde en reeds einduitspraak in de hiervoor omschreven procedure is gedaan op het moment van beoordeling van het verzoek door de verschoningskamer. Daarmee is het belang van een beslissing op het verschoningverzoek komen te vervallen. Immers, de beslissing van de verschoningskamer kan geen invloed meer hebben op de behandeling van de – beëindigde – hoofdzaak. De rechter zal dus niet-ontvankelijk worden verklaard in haar verzoek.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart mr. H. Benaissa niet-ontvankelijk in haar verzoek zich in de procedure met kenmerk C/10/620002 / JE RK 21-1568 te mogen verschonen.
Deze beslissing is gegeven door mr. E. Rabbie, voorzitter, mr. A. Buizer en mr. J. van den Bos, rechters en door de voorzitter en de griffier ondertekend op 13 juli 2021.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-