ECLI:NL:RBROT:2021:7554

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
10-109091-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot moord en bewezenverklaring poging tot doodslag na steekincident in woning

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 28 juli 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die het slachtoffer in zijn eigen woning met een mes in de zij heeft gestoken. De verdachte werd beschuldigd van poging tot moord, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor voorbedachte raad, wat leidde tot vrijspraak voor deze aanklacht. De rechtbank concludeerde echter dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot doodslag, wat wettig en overtuigend bewezen werd geacht. De verdachte had, na een discussie met het slachtoffer, impulsief gehandeld toen het slachtoffer haar een mes aanbood en zei: 'Doe dan'. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in een hevige gemoedstoestand verkeerde en dat er geen sprake was van kalm beraad. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder was veroordeeld. De rechtbank besloot ook dat het in beslag genomen mes moest worden teruggegeven aan het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-109091-21
Datum uitspraak: 28 juli 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zuid-Oost, locatie Ter Peel,
raadsman mr. G. Ozveren, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 juli 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. N. Linnenbank, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de primair impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt officier van justitie
Bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot moord.
De verdachte heeft door de aangever met een mes in zijn zij te steken willens en wetens de aanmerkelijk kans aanvaard dat de aangever zou komen te overlijden. Er is ook sprake van voorbedachte raad bij de verdachte. De verdachte heeft zich tijdens de discussie over de vraag of zij de aangever zou steken, kunnen beraden over de vraag of zij dit wel of niet zou doen. Voorts had de verdachte de mogelijkheid om hier over na te denken in de tijd dat de aangever naar de keuken liep om het mes te pakken. Ook toen de aangever het mes aan de verdachte gaf en zei: “Doe dan”, heeft de verdachte zich niet bedacht.
4.2.
Standpunt verdediging
Het primair ten laste gelegde (poging tot moord en poging tot doodslag) kan niet worden bewezen. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het doden van de aangever. De verdachte kan zich niets meer van het voorval herinneren en de uitlatingen van de verdachte bij haar aanhouding zijn onvoldoende om het opzet te kunnen bewijzen. Er is ook geen sprake van voorbedachte raad. De verdachte heeft in een hevige gemoedstoestand gehandeld op het moment dat de aangever het mes aan de verdachte heeft gegeven en heeft gezegd: “Doe dan”. De verdachte heeft op dat moment niet kunnen nadenken. De snee was ongeveer twee centimeter. Dit levert hooguit poging tot zwaar lichamelijk letsel op.
4.3.
Beoordeling
De verdachte was in de woning van aangever. Samen hebben zij veel alcohol gedronken en amfetamine gebruikt. Op enig moment is er een discussie ontstaan over de vraag of de verdachte de aangever al dan niet met een mes zou durven neersteken. De aangever is hierop naar de keuken gelopen en heeft een mes gepakt. Vervolgens heeft hij dat mes aan de verdachte gegeven en gezegd: “Doe dan”. Daaropvolgend heeft de verdachte de aangever in zijn linkerzij, ter hoogte van de borstkas aan de voorzijde van het lichaam, gestoken. Blijkens het FARR-rapport was het letsel bij de aangever potentieel dodelijk. De verdachte heeft verklaard zich niets meer van het steken te kunnen herinneren.
Opzet?
Anders dan door de verdediging is betoogd, is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van de verdachte naar haar uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als gericht op en geschikt voor het van het leven beroven van de aangever. Dat het opzet van de verdachte daarop was gericht leidt de rechtbank voorts af uit de door de verdachte tegenover de politie gedane uitlatingen vlak na haar aanhouding: “Is he dead. I want him to be dead” en “I want that piece of trash dead actually”.
Voorbedachte raad?
Is sprake van poging tot moord? Daarvan is sprake als de verdachte de aangever “met voorbedachte raad” heeft neergestoken. Vervulling van dat bestanddeel vereist dat moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat zij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. De verdachte moet gelegenheid hebben gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Voor zover al geoordeeld zou kunnen worden dat de verdachte tijdens de ruzie met de aangever of toen de aangever het mes pakte, voldoende tijd heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van het (te nemen) besluit om aangever neer te steken, ziet de rechtbank in de omstandigheden waaronder de verdachte de aangever heeft gestoken en de toestand waarin zij zich als gevolg van haar drank- en drugsgebruik op dat moment bevond een sterke contra-indicatie voor handelen na kalm beraad en rustig overleg. Veeleer lijkt sprake te zijn geweest van een impulsieve daad (een ogenblikkelijke gemoedsopwelling) van de verdachte, uitgelokt door de aangever. De rechtbank ziet derhalve onvoldoende bewijs voor voorbedachte raad bij de verdachte, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
4.4.
Conclusie
De poging tot moord is niet wettig en overtuigend bewezen. Daarvoor volgt vrijspraak. De poging tot doodslag is wel wettig en overtuigend bewezen.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op 21 april 2021 te Schiedam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
met een mes in de zij van die [naam slachtoffer] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door het slachtoffer in zijn eigen woning met een mes in zijn zij te steken. De aangever heeft hier een steekwond van ongeveer twee centimeter aan overgehouden. Daarnaast is het slachtoffer geopereerd om verder letsel uit te sluiten, waar het slachtoffer een groot litteken op zijn buik aan heeft overgehouden. Door haar gedrag heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Bovendien zorgt dit soort geweldsfeiten voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 juni 2021, waaruit volgt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. De rechtbank zal een aanzienlijk lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, nu de rechtbank niet tot bewezenverklaring van poging tot moord komt. Voorts heeft de rechtbank oog voor de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de rol van het slachtoffer daarin. Ook weegt de rechtbank mee dat de verdachte ter terechtzitting uitgebreid haar spijt heeft betuigd over haar handelen. Deze spijtbetuiging komt authentiek en oprecht over. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte wordt aanleiding gezien een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Het voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering aan de orde is.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen mes met goednummer [beslagnummer] verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot het in beslag genomen mes.
8.3.
Beoordeling
Ten aanzien van het in beslag genomen mes zal een last worden gegeven tot teruggave aan een ander, zijnde degene bij wie dit in beslag is genomen en die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, te weten [naam slachtoffer] .

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair impliciet primair ten laste gelegde feit (poging moord) heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het primair impliciet subsidiair ten laste gelegde feit (poging doodslag), zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
5 (vijf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van het in beslag genomen mes (goednummer [beslagnummer] ) als volgt:
- gelast de teruggave aan de rechthebbende [naam slachtoffer] .
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. de Lange, voorzitter,
en mrs. W.H.S. Duinkerke en P.C. Tuinenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
primair
zij op of omstreeks 21 april 2021 te Schiedam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de zij, althans in het
lichaam, van die [naam slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
zij op of omstreeks 21 april 2021 te Schiedam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de zij, althans in het lichaam, van die [naam slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.