ECLI:NL:RBROT:2021:7551

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juli 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
10/005398-21 en 10/151288-20 (ttz gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot doodslag en bewezenverklaring poging tot zware mishandeling, vernieling en mishandeling met volledige ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 juli 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag, zware mishandeling, vernieling en mishandeling. De tenlastelegging betrof incidenten die plaatsvonden op 5 januari 2021 en 8 juni 2020 in Dordrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 5 januari 2021 met een schroevendraaier heeft gestoken in het gezicht en de bovenarmen van het slachtoffer, en dat zij op dezelfde dag een gouden ketting van het slachtoffer heeft vernield. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het mishandelen van een ander slachtoffer op 8 juni 2020 door haar met een afstandsbediening te slaan.

De rechtbank heeft de poging tot doodslag niet bewezen geacht, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzet had op de dood van het slachtoffer. Wel heeft de rechtbank de poging tot zware mishandeling en de vernieling bewezen verklaard. De verdediging voerde aan dat de verdachte in een waan verkeerde en geen opzet had, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de andere feiten.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten, op basis van psychologisch onderzoek. Hierdoor werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf of maatregel werd opgelegd. De rechtbank heeft de zaak afgesloten met een beslissing waarin de verdachte werd vrijgesproken van de poging tot doodslag en de andere feiten als bewezen verklaard werden, maar zonder strafrechtelijke gevolgen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummers: 10/005398-21 en 10/151288-20 (ttz gevoegd)
Datum uitspraak: 19 juli 2021
Tegenspraak
Vonnis van meervoudige kamer in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] , ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 9 juli 2021.
Advocaat van de verdachte: mr. M. Wever, advocaat te Rotterdam.
Officier van justitie: mr. L. Verhoeven.
Inhoudsopgave van dit vonnis
De verdachte wordt beschuldigd van strafbaar handelen dat als een poging tot doodslag, een zware mishandeling of een mishandeling moet worden gezien (parketnummer 10/005398-21). Daarnaast wordt de verdachte beschuldigd van een vernieling (parketnummer 10/005398-21) en een mishandeling (parketnummer 10/151288-20). De volledige tekst van de tenlasteleggingen is opgenomen in hoofdstuk 1 van dit vonnis.
De feiten zijn bewezen. De reactie op een bewijsverweer van de verdediging, de bewezenverklaring en de bewijsmotivering worden in hoofdstuk 2 van dit vonnis besproken. Het overzicht van de bewijsmiddelen is in hoofdstuk 3 van dit vonnis opgenomen.
De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet verboden gedragingen. Welke dat zijn, is omschreven in hoofdstuk 4 van dit vonnis.
De verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging. Hoofdstuk 5 van dit vonnis geeft de motivering weer die deze beslissing onderbouwt.
De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De rechtbank verklaart de vordering niet ontvankelijk. In hoofdstuk 6 is deze beslissing uitgewerkt.
Hoofdstuk 7 sluit dit vonnis af met een korte weergave van alle beslissingen en de ondertekening door de rechters en de griffier.
1.De beschuldiging in de tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 10/005398-21
1.
Zij op of omstreeks 5 januari 2021 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [naam slachtoffer 1] met een schroevendraaier, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in/tegen het gezicht, in elk geval het hoofd, en/of een/de bovenarm(en) heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
zij op of omstreeks 5 januari 2021 te Dordrecht [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 1] met een schroevendraaier, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in/tegen het gezicht, in elk geval het hoofd, en/of een/de bovenarm(en) te steken en/of te snijden.
2.
Zij op of omstreeks 5 januari 2021 te Dordrecht opzettelijk en wederrechtelijk een (gouden) ketting, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Parketnummer 10/151288-20
Zij op of omstreeks 8 juni 2020 te Dordrecht, in elk geval in Nederland, [naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar meermalen, althans eenmaal, met een afstandsbediening in/tegen het gezicht, in elk geval het hoofd, te slaan.
2.
De beslissingen over het bewijs
Vrijspraak poging tot doodslag
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de ten laste gelegde poging tot doodslag bewezen kan worden verklaard op basis van de aangifte, het proces-verbaal van bevindingen, het letsel van het slachtoffer en de schroevendraaier die is aangetroffen bij de verdachte.
Beoordeling
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs aanwezig is dat de verdachte de ten laste gelegde poging tot doodslag heeft gepleegd, zodat zij daarvan moet worden vrijgesproken. Gelet op de plek en de aard van de verwondingen en de intensiteit van het steken met de schroevendraaier, kan niet bewezen worden dat de verdachte opzet op de dood heeft gehad.
Bewijsverweer poging tot zware mishandeling en vernieling
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 subsidiair ten laste gelegde en het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen kan worden verklaard en dat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. De verdachte heeft nooit de bedoeling gehad het slachtoffer te verwonden of zijn ketting te beschadigen, waardoor opzet ontbreekt. De verdachte is in een waan geraakt en heeft op dat moment geen gedragsalternatief kunnen kiezen.
Beoordeling
Het feit dat de verdachte onder invloed van een waan heeft gehandeld, betekent niet dat er geen sprake van opzet was. Bij de verdachte ontbrak namelijk niet elk inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan. Zij kan zich de situatie en de reden voor haar handelen richting haar buren nog herinneren. Of de feiten ook aan de verdachte kunnen worden toegerekend, wordt in hoofdstuk 5 besproken.
Bewijsverweer poging tot zware mishandeling
Standpunt verdediging
Daarnaast is aangevoerd dat er geen sprake is van een poging tot zware mishandeling, omdat de aangever oppervlakkig letsel had. Dat betekent dat de verdachte niet dermate kracht heeft gebruikt dat er een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel was.
Beoordeling
De verdachte heeft met een schroevendraaier in de hand gestoken in het gezicht en in beide bovenarmen van de aangever waarbij letsel is ontstaan. Met name het gezicht is een kwetsbaar onderdeel van het lichaam, waardoor er een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bestond. Door desondanks met de schroevendraaier in het gezicht te steken, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte opzet heeft gehad om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het opzet had om aan de aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en de ketting van de aangever te beschadigen.
Bewezenverklaring
De rechtbank vindt dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte ten aanzien van parketnummer 10/005398-21 feit 1 subsidiair en feit 2 en ten aanzien van parketnummer 10/151288-20 het ten laste gelegde heeft begaan op de volgende manier:
Parketnummer 10/005398-21:
1.
zij op 5 januari 2021 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [naam slachtoffer 1] met een schroevendraaier in/tegen het gezicht en de bovenarmen heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
zij op 5 januari 2021 te Dordrecht opzettelijk en wederrechtelijk een gouden ketting
dieaan [naam slachtoffer 1] toebehoorde, heeft beschadigd;
Parketnummer 10/151288-20:
zij op 8 juni 2020 te Dordrecht [naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar eenmaal met een afstandsbediening tegen het gezicht te slaan.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder parketnummer 10/005398-21 en het ten laste gelegde onder parketnummer 10/151288-20 steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen die hieronder zijn uitgewerkt en de daarop gebaseerde bewijsoverwegingen die hiervoor zijn uiteengezet.

3..De bewijsmiddelen

Ten aanzien van parketnummer 10/005398-21 feit 1
1.
De verklaring van de verdachte op de zitting van 9 juli 2021
Ik heb met een schroevendraaier gestoken die ik vast had.
2.
Onderzoek van de politie, verklaring van aangever [naam slachtoffer 1] [1] Op 5 januari 2021 liep ik mee met de overbuurvrouw [naam verdachte] naar haar woning in Dordrecht. Ik zag dat zij een schroevendraaier pakte. Opeens stak zij mij zonder aanleiding in mijn gezicht. Ik voelde pijn aan mijn linkerwang en het bloedde hevig. Ook stak ze mij met de schroevendraaier in mijn beide bovenarmen door mijn trui heen. Ik voelde ook pijn aan mijn beide armen.
3.
Onderzoek van de politie [2]
Op dinsdag 5 januari 2021 zag ik dat [naam slachtoffer 1] twee bebloede wondjes had op zijn linkerwang, een wondje op zijn linker- en rechterarm en een schaafwondje op zijn linkerhand.
Ten aanzien van parketnummer 10/005398-21 feit 2
1.
De verklaring van de verdachte op de zitting van 9 juli 2021
De aangever had een kettinkje om. Ik trok eraan.
2.
Onderzoek van de politie, verklaring van aangever [naam slachtoffer 1] [3] .
Op 5 januari 2021 liep ik mee met de overbuurvrouw [naam verdachte] naar haar woning in Dordrecht. Ik hoorde haar roepen: "Die ketting is van mijn moeder!" en vervolgens trok ze direct aan mijn ketting. Het is een gouden ketting met een kruisje eraan. Zij trok de ketting kapot, de ketting met het kruisje eraan, viel in mijn trui.
Ten aanzien van parketnummer 10/151288-21
1. Onderzoek van de politie, verklaring van aangeefster [naam slachtoffer 2] [4] .
Op 5 juni 2020 was ik in mijn woning in Dordrecht. Ineens kreeg ik een klap aan de linkerkant van mijn gezicht vlak bij mijn oor. Ik voelde pijn en een doof gevoel. Ik zag dat ze geslagen had met een afstandsbediening van een televisie.
2. Onderzoek van de politie, verklaring van getuige [naam getuige] [5] .Ik zag en hoorde dat mevrouw [naam verdachte] mijn overbuurvrouw, wonende op nummer 470 en gehete [naam slachtoffer 2] sloeg met een afstandsbediening. Ik zag dat [naam verdachte] een afstandsbediening met volle kracht tegen haar linkerslaap/kaak aan sloeg met de afstandsbediening.

4..De verboden gedragingen

Kwalificatie
De bewezen feiten leveren op:
Ten aanzien van parketnummer 10/005398-21 feit 1:
poging tot zware mishandeling;
Ten aanzien van parketnummer 10/005398-21 feit 2:
vernieling;
Ten aanzien van parketnummer 10//151288-21:
mishandeling.
Strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

5..De strafbaarheid van de verdachte

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot ontslag van alle rechtsvervolging voor alle drie de tenlastegelegde feiten, nu de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. De officier van justitie verwijst hierbij naar het Pro Justitia rapport van de psychiater [naam psychiater] van 9 april 2021.
De officier van justitie vordert geen maatregel en heeft ook geen verzoek tot het afgeven van een zorgmachtiging ingediend. Hiervoor verwijst de officier van justitie naar het verslag van Antes van 23 juni 2021 van de geneesheer-directeur [naam geneesheer-directeur] waarin – kort gezegd – geadviseerd wordt om over te gaan tot een ambulante behandeling in vrijwillig kader, omdat de verdachte in het verleden vrijwillig heeft meegewerkt aan behandeling. Een zorgmachtiging is dan ook niet noodzakelijk. De officier van justitie heeft verder aangevoerd dat per 9 juli 2021 een kamer bij Huis en Haard van het Leger des Heils te Gorinchem beschikbaar wordt gesteld voor de verdachte. De verdachte kan hier terecht voor begeleid wonen en krijgt persoonlijke begeleiding van buddyzorg voor praktische zaken. De ambulante behandeling zal later worden opgestart door Antes. De officier van justitie kan zich vinden in dit plan.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard en dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Verder is geen maatregel of zorgmachtiging nodig.
Beoordeling
De rechtbank heeft kennis genomen van het Pro Justitia rapport van de psychiater [naam psychiater] , gedateerd 9 april 2021, het reclasseringsrapport, gedateerd 11 mei 2021 en het verslag van Antes, gedateerd 23 juni 2021.
Rapport 9 april 2021
Dit rapport houdt onder meer het volgende in. Bij de verdachte is sprake van een ongespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis, een stoornis in middelengebruik (cocaïne, opiaten, alcohol en nicotine) en een ongespecificeerde beperkte neurocognitieve stoornis bij een kwetsbare oudere. De verdachte was ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde psychotisch met achterdocht, wanen, desorganisatie in denken en intoxicatie van middelen en werd ten tijde van het ten laste gelegde hierdoor volledig beïnvloed. Het herhalingsgevaar wordt als hoog ingeschat. Geadviseerd wordt om de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, de verdachte niet toe te rekenen. Het zorgadvies is onder meer een behandeling met als doel nadere diagnostiek naar aard en ernst van de neurocognitieve stoornis en eventuele behandeling. Voorts instelling op medicatie om de psychotische klachten verder te verbleken en de kans op een recidiefpsychose in de toekomst te verminderen. Gedurende de opname en behandeling adviseren de onderzoekers om toe te werken naar resocialisatie, zinvolle dagbesteding en een uitbreiding van haar sociale netwerk. Ten aanzien van resocialisatie adviseren de onderzoekers een (RIBW) indien mogelijk bestemd voor ouderen in een drugvrije woonomgeving.
Gezien de ernst en duur van het psychotische toestandsbeeld, de volledige ontoerekeningsvatbaarheid, het herhalingsgevaar en bovengenoemd zorgadvies, wordt geadviseerd te onderzoeken of de behandeling kan worden uitgevoerd met een zorgmachtiging op basis van het schakelartikel artikel 2.3 uit de Wet Forensische zorg. Volledigheidshalve is ook het steviger strafrechtelijk behandelkader overwogen van een tbs met voorwaarden. De deskundige is echter van mening dat het opleggen van een dergelijke stevige strafrechtelijke maatregel op dit moment niet noodzakelijk is om de behandeling vorm te geven en het risico op herhaling duurzaam te verminderen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de bevindingen en de conclusie van de psychiater met betrekking tot de toerekenbaarheid van de verdachte en kan zich daarmee, gezien de onderbouwing ervan, verenigen. De rechtbank neemt deze conclusie dan ook over. Op grond van het Pro Justitia rapport is de rechtbank van oordeel dat voldoende vast is komen te staan dat de bewezenverklaarde feiten niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend.
Gelet op het advies van de deskundige, het verslag van de geneesheer-directeur en de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw zal geen strafrechtelijke maatregel worden opgelegd of ambtshalve een zorgmachtiging worden verleend.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de verdachte niet strafbaar. De rechtbank zal de verdachte ter zake van de bewezen verklaarde feiten ontslaan van alle rechtsvervolging.
Het bevel tot voorlopige hechtenis is bij aparte beslissing van 9 juli 2021 al opgeheven.

6..De vordering van de benadeelde partij

Vordering
Het slachtoffer, [naam slachtoffer 1] , heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 42,08 aan materiële schade en een vergoeding van € 600,00 aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 642,08 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij vanwege de ontslag van alle rechtsvervolging niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Oordeel van de rechtbankNu er geen straf of maatregelen wordt opgelegd en evenmin artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt toegepast, is de vordering niet-ontvankelijk. In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding dus geen inhoudelijke beslissing genomen.
De benadeelde partij zal worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot nu toe worden begroot op nihil.

7..Beslissing

De rechtbank:
spreekt verdachte vrij van de (impliciet) primair ten laste gelegde poging tot doodslag;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde onder parketnummer 10/005398-21 en het ten laste gelegde feit onder parketnummer 10/151288-20, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door de verdachte gemaakt, tot nu toe aan de zijde van de verdachte begroot op nihil;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. J.H. Janssen en D.P.L. ter Laak rechters
in tegenwoordigheid van mr. Y. Ouarssani, griffier,
en uitgesproken op de zitting van deze rechtbank op 19 juli 2021.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van politie nummer [nummer proces-verbaal 1] , zaaksdossier met parketnummer 10/005398-21, pagina’s 25 t/m 26.
2.Het proces-verbaal van politie nummer [nummer proces-verbaal 2] , zaaksdossier met parketnummer 10/005398-21, met bijlage, pagina’s 32 t/m 37.
3.Het proces-verbaal van politie nummer [nummer proces-verbaal 1] , zaaksdossier met parketnummer 10/005398-21, pagina’s 25 t/m 26.
4.Het proces-verbaal van politie nummer [nummer proces-verbaal 3] , zaaksdossier met parketnummer 10/151288-20, met bijlage, pagina’s 10 t/m 12.
5.Het proces-verbaal van politie nummer [nummer proces-verbaal 4] , zaaksdossier met parketnummer 10/151288-20, pagina 23.