ECLI:NL:RBROT:2021:7546

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
10/742019-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor ontuchtige handelingen en mishandeling in horeca-context

In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen en mishandeling van de aangeefster, heeft de rechtbank Rotterdam op 9 juli 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd ervan beschuldigd de aangeefster te hebben betast en mishandeld in de periode van 1 april 2019 tot en met 19 februari 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beschuldigingen niet bewezen konden worden. De argumenten voor de vrijspraak zijn in detail uiteengezet in het vonnis. De rechtbank concludeerde dat het ontuchtige karakter van de handelingen niet overtuigend kon worden vastgesteld, mede door de context van omgang in de horeca. De verdachte had weliswaar een tik op de billen van de aangeefster gegeven, maar er was onvoldoende bewijs voor opzet op pijn. De rechtbank oordeelde dat de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend konden worden bewezen, en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen. Het vonnis is ondertekend door de rechters en griffier, waarbij de jongste rechter niet in staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/742019-20
Datum uitspraak: 9 juli 2021
Tegenspraak
Vonnis van meervoudige kamer in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] , ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 9 juli 2021.
Advocaat van de verdachte: mr. M.L. Firet, advocaat te Almere.
Officier van justitie: mr. J.B. Wooldrik.
Inhoudsopgave van dit vonnis
De verdachte wordt - kort gezegd - beschuldigd van het ontuchtig betasten en zoenen en het mishandelen van de aangeefster. De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in hoofdstuk 1 van dit vonnis.
De rechtbank vindt de beschuldigingen niet bewezen. De argumenten die tot vrijspraak hebben geleid zijn in hoofdstuk 2 van dit vonnis uiteengezet.
Hoofdstuk 3 sluit dit vonnis af met een korte weergave van de beslissing en de ondertekening door de rechters en de griffier.

1..De beschuldiging in de tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2019 tot en met
19 februari 2020 te Rotterdam, althans in Nederland door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het meermalen
- tegen/op de billen van die [naam slachtoffer] slaan, althans de billen van die [naam slachtoffer] aanraken,
  • zoenen op de lippen van die [naam slachtoffer] ,
  • zoenen op/in de nek en/of op de oren, althans op het lichaam van die [naam slachtoffer] en/of
  • aanraken bij de nek, schouders en/of borsten van die [naam slachtoffer]
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit
  • het onverhoeds tegen de billen slaan, zoenen en/of aanraken en/of
  • fysieke overmacht en/of overwicht (van de verdachte ten opzichte van die [naam slachtoffer] ) en/of
  • uit feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht.
Feit 2
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2019 tot en met 19 februari 2020 te Rotterdam, althans in Nederland meermalen [naam slachtoffer] heeft mishandeld door
  • tegen het voorhoofd, althans het hoofd van die [naam slachtoffer] te slaan en/of
  • meermalen (hard) tegen/op de billen van die [naam slachtoffer] te slaan.

2..Motivering vrijspraak

Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de verdachte van de ontucht moet worden vrijgesproken.
Voor de mishandeling moet een bewezenverklaring volgen. De officier van justitie baseert zich bij de tik op de billen van de aangeefster op haar verklaring in samenhang gezien met de verklaring van de getuige [naam getuige 1] , die gezien heeft dat de verdachte hard op de billen van de aangeefster heeft geslagen waardoor de tranen in haar ogen stonden. Er is gelet op die harde tik sprake van voorwaardelijke opzet op mishandeling van de aangeefster. Voor de tik op het voorhoofd van de aangeefster baseert zij zich op haar verklaring en op de verklaring van [naam getuige 2] die na het incident van de aangeefster heeft gehoord dat zij een tik heeft gekregen van de verdachte.
Feit 1
Vooropgesteld wordt dat de officier van justitie en de verdediging ten aanzien van de ontucht vrijspraak als hun standpunt naar voren hebben gebracht. Mede daarom wordt volstaan met een korte motivering van die vrijspraak.
Dat de verdachte de handelingen heeft begaan zoals die in de tenlastelegging zijn opgenomen, worden door de verdachte niet weersproken en/of kunnen op grond van het strafdossier worden vastgesteld.
Anders dan de verdachte op de zitting naar voren heeft gebracht:
‘dit is gebruikelijk gedrag in de horeca’en/of
‘ik val helemaal niet op vrouwen’zijn deze omstandigheden in algemene zin zeker geen vrijbrief om dergelijke handelingen te verrichten. Wanneer echter alle omstandigheden van dit geval in ogenschouw worden genomen kan het ontuchtig karakter van de handelingen niet op overtuigende wijze worden vastgesteld. Daarbij speelt de wijze waarop in het restaurant met elkaar werd omgegaan zoals die blijkt uit vele verklaringen zoals die bij de politie en de rechter-commissaris zijn afgelegd een rol.
Feit 2
Dat de verdachte een tik op de billen van de aangeefster heeft gegeven komt op grond van het strafdossier wel vast te staan. De verdachte bevestigt in zekere zin een dergelijk voorval ook. Hij ontkent daarbij echter dat hij opzet heeft gehad om de aangeefster pijn te doen en plaatst de tik in de sfeer en context waarop in het restaurant met elkaar over en weer werd omgegaan. Uit de verklaring van de aangeefster en die van [naam getuige 1] - dat de tranen in de ogen van de aangeefster stonden - kan mogelijk worden afgeleid dat de tik op de billen niet zacht is geweest, maar dat is nog onvoldoende om daarop ook het opzet van de verdachte op die pijn overtuigend vast te stellen.
Dat de aangeefster een tik op haar voorhoofd heeft gekregen zoals zij heeft verklaard wordt niet door stevig steunbewijs bevestigd. Daarom kan die tik/klap niet op overtuigende wijze worden vastgesteld.
Conclusie
De ten laste gelegde feiten kunnen niet wettig en overtuigend worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

3..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. F.A. Hut en D.P.L. ter Laak rechters
in tegenwoordigheid van mr. Y. Ouarssani, griffier,
en uitgesproken op de zitting van deze rechtbank op 9 juli 2021.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.