ECLI:NL:RBROT:2021:7545

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
C/10/582568 / HA ZA 19-886
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en aansprakelijkheid in de scheepvaart: vordering tot schadevergoeding door Universal Africa Lines Ltd tegen Dumar Chartering B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Universal Africa Lines Ltd (UAL) en Dumar Chartering B.V. (Dumar) over onrechtmatig handelen en aansprakelijkheid in de scheepvaart. UAL, gevestigd in Cyprus, vorderde schadevergoeding van Dumar, die zich als vervrachter en broker had gepresenteerd, terwijl zij deze hoedanigheden in werkelijkheid niet bezat. UAL stelde dat Dumar onrechtmatig had gehandeld door zich voor te doen als broker van Marine International Senegal (MIS) tegenover UAL, terwijl Dumar zich tegelijkertijd als vervrachter tegenover MIS had gepresenteerd. Dit leidde tot verwarring en schade voor UAL, die uiteindelijk zelf kosten moest maken om de lading te lossen en juridische stappen moest ondernemen.

De rechtbank oordeelde dat Dumar zich inderdaad hoedanigheden had aangemeten die zij niet bezat, wat leidde tot onrechtmatig handelen. De rechtbank concludeerde dat UAL schade had geleden als gevolg van dit handelen en dat Dumar aansprakelijk was voor de schade. UAL vorderde een bedrag van USD 133.876 en € 66.005, alsook vergoeding van kosten die zij had gemaakt in verband met het beslag op de lading. De rechtbank liet UAL toe om bewijs te leveren voor de door haar gestelde schade, met betrekking tot opslag- en handlingkosten, en hield verdere beslissingen aan in afwachting van dit bewijs.

In de reconventie vorderde Dumar schadevergoeding van UAL voor het onrechtmatige beslag dat UAL had gelegd, maar de rechtbank oordeelde dat de voorwaarde waaronder deze vordering was ingesteld niet was vervuld, waardoor deze niet verder werd beoordeeld. De zaak illustreert de complexiteit van aansprakelijkheid in de scheepvaart en de noodzaak voor duidelijke communicatie en contractuele afspraken tussen partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/582568 / HA ZA 19-886
Vonnis van 28 juli 2021
in de zaak van
de rechtspersoon naar het recht van Cyprus
UNIVERSAL AFRICA LINES LTD,
gevestigd te Limassol, Cyprus,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.M. van Leeuwen te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DUMAR CHARTERING B.V.,
gevestigd te Bergschenhoek,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M. Verhagen te Rotterdam.
Partijen zullen hierna UAL en Dumar genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het incidenteel vonnis van 7 juli 2021 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de conclusie van antwoord in conventie en conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie, met vijf producties;
  • de oproepingsbrief van de rechtbank van 21 september 2020 waarin een mondelinge behandeling via
  • de brief van de rechtbank van 2 oktober 2020 waarin opgave is gedaan van de ter zitting te bespreken onderwerpen;
  • de akte overlegging producties van Dumar met producties 6 en 7;
  • de akte ter comparitie, tevens houdende vermeerdering van eis en vordering ex artikel 843a Rv tevens conclusie van antwoord in reconventie met producties 6 tot en met 12;
  • de ter voorbereiding op de mondelinge behandeling ingekomen spreekaantekeningen van beide zijden;
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 3 november 2020;
  • de in reactie op het proces-verbaal ingekomen brief van 20 november 2020 zijdens UAL;
  • de akte (toegelaten) eiswijziging van Dumar, met productie 8;
  • de antwoordakte van UAL;
  • de akte van Dumar.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
UAL is tijdbevrachter van het zeeschip ‘ [naam vaartuig] ’.
2.2.
Dumar houdt zich bezig met het uitvoeren van expeditie-, cargadoors- en bevrachtingswerkzaamheden.
2.3.
Tussen UAL en Dumar is in juni 2019 gecorrespondeerd en overeenstemming bereikt over het bevrachten door Marine International Senegal (hierna: MIS) van de ‘ [naam vaartuig] ’ voor een reis van Libreville naar Dakar met een lading ‘wheat bran’.
2.4.
De ‘ [naam vaartuig] ’ is op 29 juni 2019 beladen in Libreville en daarbij ontstond vertraging. UAL heeft MIS aangeslagen voor overliggeld in de laadhaven, voor de vracht en voor verder overliggeld in de loshaven. MIS stelde zich op het standpunt niets met UAL van doen te hebben omdat niet UAL maar Dumar haar vervrachter zou zijn. Dumar had zich jegens MIS niet als tussenpersoon maar als vervrachter gepresenteerd.
2.5.
UAL heeft beslag gelegd ten laste van Dumar.

3..Het geschil

in conventie

3.1.
UAL vordert, na eiswijzigingen, dat de rechtbank bij vonnis:
(i) voor recht verklaart dat Dumar aansprakelijk is jegens UAL voor alle gevolgen van
de problemen bij de bevrachting van de ‘ [naam vaartuig] ’ en al hetgeen daarmee
samenhangt, waaronder de vertraging van het schip en daaruit voortvloeiende kosten en
schade, inclusief de kosten gemaakt ter beperking van die schade, en gehouden is om
UAL in alle opzichten te vrijwaren en schadeloos te stellen,
(ii) Dumar veroordeelt, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, aan UAL een bedrag te betalen van USD 133.876,- plus € 66.005,- te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de dag van dagvaarding,
(iii) en voorts Dumar veroordeelt in de kosten van het conservatoir beslag en het bewijsbeslag, conform de kosten van de deurwaarders en het liquidatietarief, alles met veroordeling van Dumar in de kosten van de procedure.
3.2.
Hieraan heeft UAL ten grondslag gelegd dat Dumar onrechtmatig jegens UAL heeft gehandeld door zich voor te doen als broker van MIS tegenover UAL en tegelijkertijd vervrachter tegenover MIS, door eigen facturen te sturen aan MIS in plaats van de facturen van UAL door te sturen, door zich niets aan te trekken van de door haar handelingen veroorzaakte schade, vertraging en extra kosten, door geen opheldering te geven aan MIS, door de berichten en facturen van UAL niet door te geven aan MIS, door naast een vrachtverschil enerzijds de commissie als makelaar te factureren aan MIS en anderzijds deze in te houden bij het doorbetalen van een deelbetaling van MIS aan UAL, en meer in het algemeen door toerekenbaar te handelen in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt (art. 6: 162 BW), als gevolg waarvan UAL schade heeft geleden. Daarnaast is Dumar ongerechtvaardigd verrijkt door haar handelen.
3.3.
Dumar voert verweer, strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van UAL in haar vorderingen, althans tot afwijzing van deze vorderingen, met veroordeling van UAL bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de kosten van het geding.
3.4.
Dumar heeft hieraan ten grondslag gelegd dat er uitvoering is gegeven aan een vervoerovereenkomst tussen UAL en MIS, die MIS bovendien heeft bekrachtigd, dat problemen zijn ontstaan doordat er betalingsproblemen waren in de laadhaven, en niet door enig handelen van Dumar, dat Dumar niet onrechtmatig heeft gehandeld, en voor zover dat wel zo zou zijn, dat dit niet in causaal verband staat tot de door UAL gestelde schade.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
3.6.
Dumar vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor het geval dat de vordering van UAL in conventie wordt afgewezen of ontzegd of UAL niet ontvankelijk wordt verklaard, UAL veroordeelt om aan Dumar de schade te betalen vanwege het onrechtmatige beslag, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
3.7.
Hieraan heeft Dumar ten grondslag gelegd dat indien de vorderingen van UAL in conventie worden afgewezen, het beslag van UAL onrechtmatig is, zodat UAL de door Dumar geleden schade dient te vergoeden.
3.8.
UAL voert verweer en concludeert onder verwijzing naar haar stellingen in conventie dat de rechtbank zal verstaan dat de voorwaarde waaronder de eis in reconventie is ingesteld niet is vervuld, althans Dumar wegens gebrek aan belang niet-ontvankelijk zal verklaren, althans de vordering zal afwijzen, met veroordeling van Dumar (bij vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad) in de kosten van de procedure. Daarnaast heeft UAL bezwaar geuit tegen de verlangde uitvoerbaarverklaring bij voorraad in reconventie.
3.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

in conventie

4.1.
Sinds het tussen partijen gewezen vonnis in incident van 1 juli 2020 is de bevoegdheid van deze rechtbank niet langer in geschil. Aangezien UAL te Limassol, Cyprus is gevestigd, en Dumar in Nederland, is deze zaak een internationaal geval, zodat de rechtbank het toepasselijk recht dient vast te stellen. Voor zover UAL haar vordering grondt op onbevoegde vertegenwoordiging door Dumar, is ingevolge artikel 11 jo. 15 van het Verdrag betreffende het toepasselijke recht op vertegenwoordiging (hierna: Haags Vertegenwoordigingsverdrag) Nederlands recht van toepassing. Voor zover UAL haar vordering grondt op onrechtmatige daad of andere buitencontractuele grondslag, is ingevolge artikel 4 lid 3 Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen ( Rome II ) eveneens Nederlands recht van toepassing. Uit de stellingen van zowel UAL als Dumar volgt niet alleen dat Dumar in Nederland is gevestigd en vanuit Nederland handelde, maar tevens dat zij handelde met het Nederlandse UAL Netherlands en dat UAL Netherlands te Rotterdam de feitelijke werkzaamheden voor het op Cyprus gevestigde UAL uitvoerde. De door UAL aan Dumar verweten onrechtmatige gedragingen hebben hierdoor een kennelijk nauwere band met Nederland. Anders dan Dumar suggereert, is niet in te zien dat UAL de charterparty tussen MIS en UAL aan haar vordering tegen Dumar ten grondslag zou hebben gelegd.
4.2.
UAL heeft haar vorderingen als volgt toegelicht. Omstreeks 12 juni 2019 hebben UAL en Dumar onderhandeld over een charter party tussen UAL als vervrachter en MIS als bevrachter van de [naam vaartuig] in verband met een lading
wheat bran. Tijdens de belading van de [naam vaartuig] in Libreville tussen 20 juni en 28 juni 2019 zijn problemen ontstaan, die onder meer zijn neergelegd in
letters of protest. De problemen bij de belading leidden tot een vordering voor overliggeld van USD 20.732,64.
Op 1 juli 2019 heeft UAL twee facturen opgemaakt en aan MIS geadresseerd. Een voor het overliggeld in de laadhaven, en een voor de vracht van USD 147.000,-. De facturen vermeldden dat deze moesten worden betaald voordat de goederen zouden worden gelost en vrijgegeven. UAL heeft deze facturen aan Dumar gestuurd, die deze als tussenpersoon door had moeten sturen aan MIS. Dumar heeft dit nagelaten. Toen de [naam vaartuig] op 5 juli 2019 in Dakar aankwam, waren de facturen van UAL daardoor niet betaald. Vanaf het moment van aankomst in Dakar liep het overliggeld verder op met USD 7.000,- per dag, waarvoor UAL weer facturen voor MIS opmaakte. Voor UAL bleef onduidelijk waarom MIS de facturen niet voldeed. Om haar schade te beperken heeft UAL noodgedwongen en in weerwil van het FIOS-beding de lading gelost. Vervolgens heeft UAL beslag gelegd op de lading. Pas later bleek dat MIS niet wist dat UAL de vervrachter was, waardoor MIS niet op berichten van UAL reageerde, terwijl Dumar de facturen van UAL niet aan MIS had doorgestuurd. Als MIS van meet af aan had geweten dat UAL de vervrachter was en de facturen bij MIS terecht waren gekomen, dan zou MIS tijdig hebben betaald. Dat MIS de charterparty met UAL later heeft bekrachtigd, doet niets af aan het onrechtmatig handelen door Dumar.
UAL heeft in dit kader correspondentie geciteerd tussen UAL en Dumar ten aanzien van de onderhandelingen over de charterparty tussen MIS en UAL, waarin Dumar onder meer op 12 juni 2019 aangeeft dat MIS de bevrachter zal zijn en zijzelf commissie zou ontvangen: “CHARTERER: Marine International Senegal (...) Gencon cp 2,5 ttl comm Dumar”.
Daarnaast heeft UAL mailcorrespondentie van MIS van 15 juli 2019 overgelegd, waarin MIS aan UAL schrijft:
“As I made it clear to all attendants, MARINE INTERNATIONAL SENEGAL does not know UAL NETHERLAND, and has not contracted any terms whatsoever with UAL .
I repeat UAL is unknow to us ! I sustained such with bundles of mails sent to you as clear evidence of the fixing and freight contract i have with Dumar chartering.”
Voorts heeft UAL een mail van Dumar van 12 juli 2019 aan UAL overgelegd, waarin Dumar schrijft:
“Please note, that we donnot have any legal connection or whatsoever with the charterers.
In this case we have been acting as brokers only and nothing else. We tried, as broker to assist both parties to solve their problems.”
Daarbij heeft UAL een verklaring van de heer [persoon A] van UAL Netherlands van 19 oktober 2020 overgelegd, waarin hij onder meer verklaart:
“(…) MIS bleek te denken dat zij een bevrachtingsovereenkomst hadden met Dumar.
Zij beschouwden Dumar dus niet als broker, maar als vervrachter op eigen naam.
Zij gaven mij, na aandringen door mij en onze lokale advocaat, in besprekingen in Dakar, ook kopie van de facturen die MIS had ontvangen van Dumar. (…)
14. Ik was hier zeer verontwaardigd over en dat ben ik nog steeds.
In de eerste plaats bleek dus dat Dumar onze facturen aan MIS nooit had doorgestuurd.
MIS kende dus ook ons bankrekeningnummer niet. Zij konden ons niet eens betalen.
15. Ik zag ook meteen dat Dumar een hogere vracht had berekend dan wij aan MIS hadden gefactureerd: USD 52 per ton, te betalen op de bankrekening van Dumar (5a).
De factuur voor overliggeld in Libreville wilde Dumar ook aan zichzelf laten betalen (5b) en dan hadden ze daarop nog eens “Demurrage/Detention Libreville’ gefactureerd (5c), zonder data te noemen, en ook de het overliggeld van 9 juli tot 15 juli in Dakar (5d).
Alles aan Dumar zelf te betalen en zonder vermelding van enige betalingstermijn.
Ik begreep nu waarom UAL niets had ontvangen. (…)”
4.3.
Dumar heeft betwist dat zij onrechtmatig heeft gehandeld, en heeft aangevoerd dat de overeenkomst tussen UAL en MIS door MIS is bekrachtigd en dat UAL er ook uitvoering aan heeft gegeven. Voor onrechtmatig handelen door Dumar is derhalve geen plaats. Bovendien is er geen causaal verband tussen het vermeende onrechtmatig handelen en de door UAL gestelde schade. Als gevolg van valutarestricties kon SARL Complexe Agro Industriel du Gabon (hierna: CAIG), op de cognossementen als
shippervermeld, de vracht niet voldoen. Daardoor kon MIS de vracht niet betalen. Dat deze vertraging enig verband zou houden met vermeend onrechtmatig handelen door Dumar, heeft UAL niet aangetoond, aldus nog steeds Dumar.
4.4.
De rechtbank overweegt als volgt. UAL heeft gesteld dat Dumar zich jegens UAL als
brokervan MIS, en tegenover MIS als vervrachter voordeed. Hiertoe heeft UAL onder meer correspondentie overgelegd ten aanzien van de onderhandelingen over de charterparty tussen UAL en Dumar, correspondentie van MIS alsmede een verklaring van de heer [persoon A] . Deze stukken wijzen alle op de juistheid van de stelling van UAL, terwijl geen stukken zijn overgelegd waaruit een ander oordeel moet volgen. De rechtbank concludeert hieruit dat Dumar zich jegens MIS en jegens UAL hoedanigheden heeft aangemeten die zij in werkelijkheid niet bezat, namelijk jegens MIS die van vervrachter en jegens UAL die van
brokervoor MIS. Uit de stukken komt ook naar voren dat hierdoor verwarring ontstond toen UAL in verband met problemen in de laadhaven geen vruchtbaar contact wist te krijgen met haar veronderstelde contractuele wederpartij MIS, de vrachtfactuur en vervolgens een
demurragefactuur onbetaald bleven, waardoor de problemen in de loshaven verder escaleerden, waardoor UAL in weerwil van de FIOS-clausule zich gedwongen zag zelf de lossing te bewerkstelligen in afwachting van betaling en zij verdere overliggeldfacturen verstuurde, waarna uiteindelijk een of meer ladingontvangers beslag op het schip heeft doen leggen waardoor het schip na een schikking met ladingbelanghebbenden uiteindelijk pas op 27 juli 2019 Dakar heeft kunnen verlaten.
De door haar in het leven geroepen verwarring heeft Dumar ook na toenemende problemen rondom vracht, overliggeld en lossing niet opgehelderd. Indien Dumar zichzelf als (onder)vervrachter van het schip beschouwde, zoals zij jegens MIS pretendeerde, verschuldigde vracht en overliggelden zelf te voldoen, en desnoods vervolgens zelf bij MIS in rekening te brengen.. Indien Dumar zichzelf louter als
brokerbeschouwde, zoals zij jegens UAL voorgaf, had zij de vracht- en andere facturen van UAL aan MIS moeten doorgeleiden opdat MIS voor betaling daarvan kon zorgdragen, en MIS moeten wijzen op de consequentie die UAL aan het uitblijven van betaling zou (kunnen) verbinden. Van de stelling van Dumar dat haar optreden geldt als
freight contractingen niet ongebruikelijk en (dus) niet onrechtmatig, is de rechtbank niet onder de indruk. Door te handelen zoals zij heeft gedaan, heeft Dumar hoe dan ook de haar kenbare belangen van UAL en MIS, met wie zij als pretens
brokerrespectievelijk pretens (onder)vervrachter - en voor zover relevant als
freight contracter- genegeerd terwijl zij haar handelen mede door hun belangen had moeten laten bepalen. Dumar heeft dus jegens UAL gehandeld in strijd met hetgeen haar volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
Dat dit aan Dumar is toe te rekenen, is door UAL gesteld en door Dumar voor het overige niet weersproken.
De rechtbank verwerpt het verweer dat de bekrachtiging van de charterparty door MIS de onrechtmatigheid van het handelen van Dumar zou wegnemen. Naar uit het partijdebat en de stukken blijkt heeft MIS uiteindelijk aangegeven dat zij aan de charterparty gebonden kon worden geacht. Op geen enkele manier komt echter uit de stukken naar voren dat MIS met de bekrachtiging in zoverre van de bevrachtingsovereenkomst ook heeft beoogd het voorafgaand onrechtmatig handelen van Dumar te bekrachtigen, in die zin dat zij ook de inmiddels daardoor ontstane schade geheel voor haar rekening nam. Indien Dumar werkelijk dit standpunt had willen verdedigen, dan had het op haar weg gelegen om dit uit te werken en met stukken te onderbouwen.
4.5.
Dat UAL schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dumar acht de rechtbank afdoende gebleken om aan de toets van artikel 6:162 BW te voldoen. Niet in geschil is bijvoorbeeld dat UAL na aankomst in Dakar uiteindelijk zelf in weerwil van het FIOS-beding kosten voor lossing heeft gemaakt omdat betaling van de vracht uitbleef. Ook is duidelijk dat UAL juridische kosten heeft moeten maken om te trachten de onduidelijkheid door tussenkomst van haar advocaten te laten ophelderen. Daarmee is voldaan aan de vereisten voor aansprakelijkheid van Dumar jegens UAL uit onrechtmatige daad.
De onder (i) gevorderde verklaring voor recht zou ten dele kunnen worden toegewezen, maar is te ruim geformuleerd om geheel te kunnen worden toegewezen. Gesteld noch gebleken is dat UAL, nu zij inmiddels stelt dat haar schade bekend is en toewijzing vordert van het door haar begrote schadebedrag, bij de verklaring voor recht nog separaat belang heeft. Op deze grond zal de rechtbank dit onderdeel van de vorderingen te zijner tijd bij gebrek aan belang afwijzen.
4.6.
Vervolgens moet de omvang van de aansprakelijkheid van Dumar worden bepaald. In dat verband komt nader aan de orde in hoeverre de door UAL gestelde schade het gevolg is van het aan Dumar verweten handelen.
Als schadevergoedingsmaatstaf geldt, kort gezegd, dat UAL door Dumar zoveel mogelijk in de positie moet worden gebracht waarin UAL zou hebben verkeerd indien Dumar niet onrechtmatig had gehandeld. De rechtbank neemt daarbij de feitelijke situatie ten tijde van het onrechtmatig handelen tot uitgangspunt.
Toen Dumar (als pretens
broker) in naam van MIS met UAL contracteerde, had Dumar feitelijk geen bevoegdheid om namens MIS de bevrachtingsovereenkomst met UAL aan te gaan. Juridisch bezien betekent dit dat Dumar op dat moment zelf gehouden was om de onder de bevrachtingsovereenkomst op de bevrachter rustende verplichtingen na te komen (art. 3:70 BW). En dus ook om vrachtfacturen en eventueel verschuldigd overliggeld te voldoen. Of MIS daartoe zelf in staat zou zijn geweest op het moment dat betaling van UAL’s facturen verschuldigd werd, is hiervoor niet van belang. Het gaat er immers niet om de situatie waarin UAL feitelijk verkeert te vergelijken met de situatie waarin zij zou hebben verkeerd als Dumar de gepretendeerde hoedanigheid van
brokerwel zou hebben gehad en MIS van meet af aan als bevrachter was opgetreden en aangesproken. Het gaat erom te bepalen in hoeverre de financiële positie van UAL anders zou zijn indien Dumar niet onrechtmatig zou hebben gehandeld in de situatie zoals die feitelijk was, namelijk die waarin Dumar door onbevoegdelijk op te treden namens MIS niet MIS maar zichzelf aan de bevrachtingsovereenkomst bond.
Dat MIS later in bepaalde opzichten het namens haar optreden van Dumar bij het sluiten van de bevrachtingsovereenkomst heeft bekrachtigd, maakt niet dat de inmiddels ontstane schade niet meer bestaat of dat de bekrachtiging ertoe strekt om Dumar uit de wind te houden en de schade voor rekening van MIS te brengen.
4.7.
Tegen deze achtergrond moet de door UAL gestelde schade worden beoordeeld.
Uit het door UAL als productie 6 overgelegde en van toelichting en onderbouwende stukken voorziene overzicht, begrijpt de rechtbank de vordering als volgt. UAL vordert in hoofdsom USD 133.876 plus € 66.005.
De vordering in Amerikaanse dollars is blijkens productie 6 van UAL opgebouwd uit:
  • vracht USD 147.000,00
  • overliggeld laadhaven USD 20.732,64
  • overliggeld loshaven van 5 t/m 25 juli 2019 USD 140.000,00
  • opslag- en handlingkosten loshaven USD 113.720,44
  • bijkomende opslagkosten
Subtotaal USD 448.983,66
- door UAL ontvangen betalingen
USD 328.697,47 -
Subtotaal USD 120.286,19
  • gemiste vracht 26-27 juli 2019 USD 12.925,00
  • kosten in verband met ladingbeslag
Totaal USD 133.876,49
De vordering in euro’s is blijkens productie 6 van UAL opgebouwd uit:
  • juridische kosten in Dakar en reis- en verblijfkosten € 54.715,17
  • buitengerechtelijke kosten Boonk Van Leeuwen
Totaal € 66.005,17
De stellingen die UAL hierover inneemt, komen op het volgende neer. UAL heeft USD 448.983,66 gefactureerd voor vracht, overliggeld, opslag- en handlingkosten. Na uitoefening van haar retentierecht, althans het op de lading gelegde beslag, is door een schikking met ladingbelanghebbenden een bedrag van USD 328.697,47 geïncasseerd.
Daarnaast heeft UAL tijd verloren en kosten moeten maken doordat ladingbelanghebbenden beslag hadden gelegd op de [naam vaartuig] . Dit betreft een bedrag van USD 12.925,-. Tot slot heeft UAL juridische kosten gemaakt in Dakar en in Nederland voor een bedrag van USD 665,30 en € 66.005,00. UAL verwijst voor de achtergrond van de in Senegal getroffen regeling naar haar productie 7, een verklaring van de heer [persoon A] van UAL, en heeft diverse facturen en andere stukken ter staving van de opgevoerde bedragen overgelegd.
4.8.
Dumar heeft hiertegen kort samengevat aangevoerd:
  • dat UAL haar vordering niet deugdelijk heeft onderbouwd en dat een Excel-sheet daartoe onvoldoende is,
  • dat facturen ontbreken voor de onder 4.7 hierboven bedoelde posten ‘opslag- en handlingkosten loshaven’, ‘bijkomende opslagkosten’ en ‘buitengerechtelijke kosten Boonk Van Leeuwen’,
  • dat onduidelijk is met welke partij voor welk bedrag is geschikt en hoeveel UAL in dat kader precies van welke partijen heeft geïncasseerd naar aanleiding van welke aanspraak jegens iedere partij,
  • dat niet is toegelicht hoe met MIS is afgerekend terwijl MIS aan Dumar heeft medegedeeld dat alles werd voldaan,
  • dat Dumar een schikkingsovereenkomst met CAIG (niet MIS) heeft overgelegd waaruit in combinatie met productie 4 van Dumar volgt dat UAL in ieder geval ongeveer € 261.726 moet hebben ontvangen, hetgeen dicht in de buurt komt van de door UAL genoemde ontvangen USD 328.679,47,
  • dat de hoogte van de gestelde opslag- en handlingkosten niet is gebleken,
  • dat ongeloofwaardig is dat UAL zelf opslag- en handlingkosten heeft betaald omdat uit de schriftelijke verklaring van de heer [persoon A] , uit producties 9 en 11 en uit een verklaring van MIS blijkt dat opslag en handling door de ladingontvangers zijn gedragen, zoals ook gebruikelijk is bij opslag op een terminal,
  • dat dit strookt met de verklaring van de heer [persoon A] ter zitting dat de ladingontvangers onder de UAL-cognossementen zijn aangesproken,
  • dat de schikkingsovereenkomst met CAIG slechts op zes van de acht cognossementen ziet en wel met andere nummers en ladinggewichten dan de door UAL overgelegde cognossementen,
  • dat geen enkele grond bestaat voor vergoeding door Dumar van de kosten voor Gabon P&I voor monitoring die UAL hoe dan ook had moeten maken en de factuur van PSC Group van € 5.579,39 voor ‘
  • dat onduidelijk is waarom de aanwezigheid van de heer [persoon A] in Senegal noodzakelijk was en Dumar diens kosten zou moeten vergoeden,
  • dat de kosten gemoeid met beslag op de lading worden betwist bij gebrek aan enige onderbouwing,
  • dat de kosten voor een advocaat in Dakar die zijn werk niet (goed) heeft uitgevoerd, niet voor vergoeding door Dumar in aanmerking komen,
  • dat de kosten van Boonk Van Leeuwen ongespecificeerd zijn, dat de factuur terzake ontbreekt en dat vermoedelijk grotendeels kosten ter instructie van de zaak zijn waarvoor het liquidatietarief geldt,
  • dat ook voor de bijkomende kosten geldt dat onduidelijk is wat UAL van wie heeft ontvangen en wat zij heeft betaald,
  • dat zij betwist dat voldoende causaal verband bestaat.
4.9.
UAL heeft ervoor gekozen om pas in een laat stadium van de procedure haar schadevordering te concretiseren en niet langer begroting bij staat te vorderen. Terecht klaagt Dumar erover dat UAL haar schadevordering niet op alle punten met duidelijke stellingen inkleedt en met heldere complete stukken onderbouwt. Het is vaste rechtspraak dat de rechtbank niet in overgelegde producties - zoals de verklaring met bijlagen van de heer [persoon A] waarnaar UAL ter onderbouwing van haar schade verwijst - op zoek mag gaan naar stellingen die niet in de processtukken zelf zijn ingenomen. Tegen die achtergrond komt de rechtbank tot de volgende beoordeling.
4.10.
De rechtbank maakt uit het verweer van Dumar in verbinding met het proces-verbaal van de zitting op dat zij in wezen niet betwist:
  • dat UAL de in r.o. 4.7 opgenomen bedragen voor vracht en overliggeld in rekening mocht brengen en heeft gebracht,
  • dat er kosten voor opslag en handling zijn gemaakt,
  • dat UAL op grond van haar beschikkingsmacht over de lading regelingen heeft kunnen treffen met MIS en ladingbelanghebbenden, onder meer blijkend uit een schikkingsovereenkomst met CAIG,
  • dat uit hoofde van die regelingen lading is uitgeleverd tegen bepaalde betalingen, waarvan sommige betalingen strekten tot betaling van de vracht (waaronder een van CAIG afkomstig (gedeeltelijk) via MIS en Dumar aan UAL doorbetaald bedrag),
  • dat aldus door UAL tenminste USD 328.679 is ontvangen ter delging van haar vordering voor vracht,
  • dat de gestelde vracht is gederfd,
  • dat de kosten opgevoerd als in Dakar en Nederland gemaakte juridische kosten feitelijk zijn gemaakt.
4.11.
De rechtbank zal in het eindvonnis dus uitgaan van de juistheid van de in r.o. 4.7 opgenomen bedragen voor vracht en overliggelden, en acht ook de wijze van de berekening van de schade in het overzicht passend om de schade te begroten.
Anders dan Dumar acht de rechtbank het niet nodig om te verifiëren welke betaling van welke derde strekte tot vergoeding van welk aandeel in welke kostensoort. Voldoende is dat UAL kosten heeft gemaakt die vanwege de door Dumar ingenomen pretense hoedanigheid voor Dumars rekening komen, en die na hetgeen UAL aan betaling van derden heeft kunnen bewerkstelligen onvergoed zijn gebleven.
Wel moet komen vast te staan dat de door UAL gestelde en door Dumar betwiste opslag- en handlingkosten loshaven USD 113.720,44 beliepen en de bijkomende opslagkosten USD 27.530,58 en dat deze kosten voor rekening voor UAL kwamen. Voor zover ladingontvangers rechtstreeks aan de opslagterminal of het handlingbedrijf hebben betaald, dient UAL uit te leggen en met stukken te onderbouwen hoe dit zich verhoudt tot de door haar terzake opgevoerde kosten en ontvangsten.
Conform het specifieke bewijsaanbod van UAL op dit punt zal de rechtbank UAL toelaten deze stelling te bewijzen zoals in het dictum verwoord.
4.12.
De ontvangen betalingen staan vast tot het door UAL genoemde, en door Dumar op een paar euro na erkende, bedrag zoals opgenomen in r.o. 4.7. Dumar heeft niet concreet uitgewerkt of aangeboden te bewijzen dat er nog andere betalingen zouden zijn ontvangen, zodat de rechtbank aan die mogelijkheid voorbijgaat.
De in r.o. 4.7 opgenomen bedragen voor gederfde vracht en overliggeld staan als onbetwist vast.
Het in r.o. 4.7 opgenomen bedrag voor kosten ladingbeslag is ook na gemotiveerde betwisting niet nader gemotiveerd en zal worden afgewezen.
De reis- en verblijfkosten van de heer [persoon A] (deel van de post juridische kosten in Dakar en reis- en verblijfkosten) acht de rechtbank in redelijkheid noodzakelijk en tot een redelijk bedrag gemaakt en zullen worden meegenomen in de berekeningen tot het uit productie 6 van UAL en de overgelegde facturen blijkende bedrag van € 5.135,87.
De kosten groot € 5.579,39 en € 3.427,75 voor Pandi Survey Consulting Group/Gabon P&I (deel van de post juridische kosten in Dakar en reis- en verblijfkosten) zijn gemotiveerd bestreden als niet in voldoende verband staand met de aan Dumar verweten gedraging. UAL heeft deze vervolgens niet concreet en specifiek maar alleen in algemene termen gesteld dat deze uit de slechte conditie van de lading voortvloeiden. Dat is onvoldoende om op te wegen tegen het gemotiveerde verweer, nu de stelplicht op UAL rust. Deze bedragen zullen uit de schadeberekening worden geëlimineerd.
De kosten voor France P&I groot € 21.572,16 (deel van de post juridische kosten in Dakar en reis- en verblijfkosten) staan als niet of onvoldoende bestreden vast en zullen in de berekening worden meegenomen.
4.13.
Over de facturen van de Senegalese advocaat in Dakar in totaal groot € 19.000,00 (het laatste deel van de post juridische kosten in Dakar en reis- en verblijfkosten) heeft Dumar opgemerkt dat deze zijn werk niet goed heeft gedaan en er ook met een deel van het geld vandoor lijkt te zijn gegaan. Dumar heeft hierbij verwezen naar de specificatie opgenomen in de factuur van France P&I. Daaruit blijkt van problemen met de Senegalese advocaat. UAL heeft dit niet weersproken en ook geen nadere toelichting gegeven in reactie op dit verweer van Dumar. Van UAL wordt verwacht dat zij in dit licht nader en waar mogelijk met stukken onderbouwd toelicht in hoeverre de kosten berekend voor de Senegalese advocaat gelet op de kennelijk gerezen problemen redelijk zijn en voor rekening van Dumar moeten komen.
4.14.
De gestelde juridische kosten in Nederland zullen als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen. Weliswaar acht de rechtbank aannemelijk dat er kosten zijn gemaakt, maar onderbouwing ervan ontbreekt in het dossier, waarop ook Dumar heeft gewezen. Reeds toen UAL besloot haar schadevordering concreet te maken, had het op haar weg gelegen om deze declaraties met specificaties over te leggen en vooruit te lopen op het (voor de hand liggende en niet uitgebleven) verweer dat deze kosten mogelijk moeten worden beschouwd als kosten ter instructie van de zaak. Hoewel UAL in haar antwoordakte schrijft dat ‘de advocatendeclaraties’ zijn overgelegd, geeft zij niet aan in welke productie dat zou zijn en de rechtbank treft ze ook niet in de processtukken aan. Voor bewijslevering op dit punt ziet de rechtbank, mede gelet op hetgeen UAL deze stukken al veel eerder had kunnen en moeten overleggen, geen aanleiding.
4.15.
De conclusie is dat UAL zal worden toegelaten tot bewijslevering over de opslag- en handlingkosten als vermeld in r.o. 4.11, en dat zij zich bij akte mag uitlaten over het vermelde in r.o. 4.13. Reeds besliste geschilpunten zullen niet nogmaals aan de orde kunnen komen.
Uiteraard staat het partijen vrij om gelet op hetgeen inmiddels is beslist verder zelf te zoeken naar een minnelijke oplossing voor de nog resterende geschilpunten.
4.16.
In afwachting van de (tegen)bewijsverrichtingen zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
in voorwaardelijke reconventie
4.17.
Gelet op het overwogene in conventie zal de voorwaarde waaronder de vordering in reconventie is ingesteld niet worden vervuld, zodat de rechtbank aan de verdere beoordeling daarvan niet toekomt.

5..De beslissing

De rechtbank
in conventie en in voorwaardelijke reconventie
5.1.
laat UAL toe te bewijzen dat in de loshaven opslag- en handlingkosten groot USD 113.720,44 en bijkomende opslagkosten groot USD 27.530,58 zijn gemaakt en dat deze kosten voor rekening voor UAL kwamen, met inachtneming van het overwogene in r.o. 4.11,
5.2.
bepaalt dat UAL zich bij akte (al dan niet na bewijslevering door getuigen) mag uitlaten over het vermelde in r.o. 4.13,
5.3.
bepaalt dat UAL, indien zij het (tegen)bewijs niet door getuigen wil leveren maar door overlegging van bewijsstukken en/of door een ander bewijsmiddel, het voornemen hiertoe binnen twee weken na datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank –
Administratie handel en haven, afdeling roladministratie, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 088 3610555– en aan de wederpartij moet opgeven, waarna de verdere procesvoering zal worden bepaald;
5.4.
bepaalt dat indien UAL of Dumar (tegen)bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gerechtsgebouw te Rotterdam aan het Wilhelminaplein 100/125, door mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan die als rechter-commissaris zal optreden;
5.5.
bepaalt dat UAL en Dumar, indien zij getuigen willen laten horen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank -
Administratie handel en haven, afdeling planningsadministratie, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 088 3610555, e-mailadres Handel.Planning.rb.rotterdam@rechtspraak.nl– de namens hen te horen getuigen en de verhinderdagen van de getuigen, alle partijen en hun advocaten in de maanden oktober 2021 tot en met februari 2022 moet opgeven, waarna dag/dagen en uur van het getuigenverhoor zal worden bepaald;
5.6.
bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken, voor zover nog niet in het geding gebracht, aan de rechtbank -
Administratie handel en haven, afdeling planningsadministratie, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 088 3610555– en de andere partij moet toesturen;
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan. Het is ondertekend door mr. A.F.L. Geerdes en op 28 juli 2021 uitgesproken in het openbaar.
3178/1885