ECLI:NL:RBROT:2021:7535

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
10/067440-20 / TUL VV: 09/227433-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor woninginbraak met tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straf

Op 8 juli 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich samen met twee anderen schuldig heeft gemaakt aan woninginbraak. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van voorarrest. De zaak betreft een inbraak die plaatsvond op 13 maart 2020 in Nieuw-Lekkerland, waar de verdachte en zijn medeverdachten in de nachtelijke uren de achterdeur van een woning openbraken en hennepafval en aarde wegnamen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak, onder andere door getuigenverklaringen en forensisch bewijs. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zeven maanden geëist, maar de rechtbank legde een lichtere straf op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van het feit. Daarnaast werd de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De rechtbank benadrukte de ernst van woninginbraken en de impact daarvan op slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/067440-20
Parketnummer vordering TUL VV: 09/227433-18
Datum uitspraak: 8 juli 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. R. Heemskerk, advocaat te ‘s-Gravenhage.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 juni 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf in de zaak met parketnummer 09/227433-18.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient vrijgesproken te worden van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
4.1.2.
Beoordeling
Op 13 maart 2020 werd de getuige [naam getuige] (hierna: de getuige) rond 04.20 uur wakker van een harde klap. Zij hoorde in de woning van haar buurvrouw, gelegen aan de [adres delict] te NieuwLekkerland (hierna: de woning) veel gerommel en personen die de trap op en af liepen. Toen zij uit het raam keek, waarbij zij zicht had op de achtertuin van de woning, zag zij drie mannen via de achterdeur uit de woning komen. De getuige zag dat één van de mannen twee donkere vuilniszakken in zijn handen had.
De politie is vervolgens ter plaatse gekomen en zag dat de achterdeur van de woning opengebroken was. In de woning werd door de verbalisanten een hennepkwekerij aangetroffen. De verbalisanten zijn vervolgens naar één van de toegangswegen van NieuwLekkerland gereden. Daar zagen zij een Volkswagen Polo passeren, waarvan de tenaamgestelde afkomstig was uit Den Haag. De verbalisanten hebben het voertuig een stopteken gegeven op basis van de Wegenverkeerswet. In de auto zaten drie personen, te weten de verdachte en de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] . Eén van de verbalisanten scheen met een zaklamp in de auto en zag op de achterbank achter de bestuurdersstoel vuilniszakken liggen waarop kleding was gelegd. Ook zag hij dat de verdachte, die op de achterbank zat, zich nerveus gedroeg en een koevoet onder de vuilniszakken probeerde te schuiven. De verbalisant scheen vervolgens met zijn zaklamp door een kier tussen de achterbank en de hoedenplank en zag in de kofferbak gesealde zakken liggen, waarvan hem bekend is dat op deze wijze wiet wordt vervoerd.
De verdachte en de medeverdachten zijn vervolgens om 05:15 uur aangehouden.
In de auto waarin de verdachte en de medeverdachten reden werden een breekijzer, twee schroevendraaiers en vijf sealbags met hennepafval en aarde aangetroffen.
Aan de woning van aangeefster werd forensisch onderzoek verricht. Op de achterdeur van de woning werden braaksporen aangetroffen waarvan indrukken zijn afgenomen. Deze indrukken zijn vervolgens vergeleken met de werktuigen die zijn aangetroffen in de auto waarin de verdachte en de medeverdachten reden. De uit dit onderzoek volgende conclusie is dat er sporen aanwezig zijn die “zeer waarschijnlijk zijn veroorzaakt” door een van de in de auto aanwezige schroevendraaiers, sporen aanwezig zijn die “zijn veroorzaakt” met een van de schroevendraaiers en “mogelijk zijn veroorzaakt” door het in de auto aangetroffen breekijzer.
Daarnaast is op één van de in de auto aangetroffen sealbags de vingerafdruk van de medeverdachte [naam medeverdachte 2] aangetroffen.
De verdachte en de medeverdachten, alle drie woonachtig in Den Haag, zijn binnen een uur nadat de melding van de inbraak in de woning binnen kwam bij de politie in de omgeving van de plaats delict aangehouden. In de auto waarin de verdachte en de medeverdachten reden, lagen vuilniszakken met hennepafval, terwijl in de woning een in werking zijnde hennepkwekerij was aangetroffen en de getuige één van de verdachten uit de woning heeft zien komen met vuilniszakken in zijn handen. Voorts zijn in de auto werktuigen aangetroffen die gebruikt zijn bij de inbraak in de woning.
Gelet op het feit dat de verdachte en de medeverdachten binnen korte tijd na de inbraak in de nabijheid van de woning zijn aangetroffen met een buit waarvan het zeer waarschijnlijk is dat die uit de woning afkomstig is, de bij de inbraak gebruikte werktuigen in hun auto aanwezig zijn en de verdachte daarvoor geen aannemelijke verklaring heeft gegeven, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met de medeverdachten degenen zijn geweest die de inbraak in de woning hebben gepleegd.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich samen met de medeverdachten heeft schuldig gemaakt aan een woninginbraak.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 13 maart 2020 te Nieuw-Lekkerland, gemeente Molenlanden tezamen en in vereniging met anderen, in een woning gelegen aan de [adres delict] enig goed, dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met twee anderen in de nachtelijke uren schuldig gemaakt aan een woninginbraak. De verdachte heeft samen met de medeverdachten de achterdeur van de woning opengebroken en zij hebben meerdere zakken met hennepafval en aarde weggenomen.
Woninginbraken zijn buitengewoon ergerlijke feiten, die niet alleen overlast en financiële schade met zich brengen, maar tevens gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en de maatschappij in het algemeen veroorzaken. In dit geval werd een slapende buurvrouw in de nacht geconfronteerd met het feit dat bij haar buren werd ingebroken. De verdachte heeft zich van deze mogelijke gevolgen kennelijk geen rekenschap gegeven en heeft slechts oog gehad voor zijn eigen persoonlijk gewin.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 mei 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. Gezien de ernst van het feit kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 25 maart 2019 van de politierechter in de rechtbank Den Haag is de verdachte ter zake van een poging tot diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken voorwaardelijke met een proeftijd van twee jaar. De proeftijd is ingegaan op 9 april 2019.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de proeftijd van de voorwaardelijke straf met één jaar te verlengen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht, indien de rechtbank van oordeel is dat de voorwaardelijke gevangenisstraf ten uitvoer moet worden gelegd, de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
8.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf. De rechtbank ziet geen aanleiding om de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 25 maart 2019 van de politierechter in de rechtbank Den Haag aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Hello, voorzitter,
en mrs. D.F. Smulders en H. Wielhouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.W.A. Sonneveld-de Raad, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 13 maart 2020 te Nieuw-Lekkerland, gemeente Molenlanden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning gelegen aan de [adres delict] een hoeveelheid hennep(toppen), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 maart 2020 te Nieuw-Lekkerland, gemeente Molenlanden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning gelegen aan de [adres delict] ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming een (achter)deur van die woning/dat pand heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.