In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek ex artikel 7:681 BW, waarbij het ontslag op staande voet van verzoekster, [persoon A], door haar werkgever, EuroCollege Management School B.V., werd vernietigd. De procedure volgde op een geschil over de vraag of er sprake was van een dringende reden voor het ontslag. EuroCollege had gesteld dat [persoon A] tijdens haar dienstverband bewust concurrentieel en financieel nadeel had veroorzaakt door studenten te bewegen om over te stappen naar een concurrerende school. Echter, EuroCollege is niet geslaagd in de bewijslevering, aangezien zij afzag van het horen van getuigen en de overgelegde schriftelijke bewijsstukken onvoldoende waren om de ontslaggronden te onderbouwen. De kantonrechter oordeelde dat de dringende reden niet was komen vast te staan en dat EuroCollege niet bevoegd was om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen. Hierdoor werd het ontslag op staande voet vernietigd.
Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat [persoon A] recht heeft op doorbetaling van haar loon vanaf 1 september 2020 tot het rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst, inclusief een vergoeding voor twee ingehouden wachtdagen over augustus 2020. De hoogte van het loon werd vastgesteld op € 2.400,00 bruto per maand, vermeerderd met 8% vakantietoeslag. EuroCollege werd ook veroordeeld tot het verstrekken van correcte loonspecificaties en in de proceskosten. Het verzoek van EuroCollege in het tegenverzoek werd afgewezen, omdat het ontslag op staande voet niet standhield. De beschikking werd gegeven door mr. A.J.L.M. van der Wildt.