ECLI:NL:RBROT:2021:7502

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
10-101503-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak en autodiefstal in vereniging met voorhanden hebben van kogelpatronen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 juli 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van woninginbraak, autodiefstal en het voorhanden hebben van kogelpatronen. De verdachte, die op het moment van de zitting preventief gedetineerd was, heeft op 12 april 2021 samen met een medeverdachte ingebroken in de woning van een aangeefster in [plaats delict]. Tijdens de inbraak zijn diverse waardevolle goederen, waaronder autosleutels en sieraden, gestolen. De verdachte heeft bekend dat hij de inbraak heeft gepleegd en dat hij met de gestolen goederen in een Volkswagen Beetle is weggereden. De buurman heeft de verdachte en de medeverdachte gezien en de politie ingeschakeld, wat leidde tot hun aanhouding. In de Audi van de medeverdachte zijn gereedschappen aangetroffen die bij de inbraak zijn gebruikt. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen van de inbraak en autodiefstal. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden. Daarnaast werd de benadeelde partij, de aangeefster, schadevergoeding toegewezen voor de geleden materiële en immateriële schade als gevolg van de inbraak. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor immateriële schade toegewezen, maar de vordering voor materiële schade werd gedeeltelijk afgewezen omdat deze niet direct verband hield met de bewezen feiten. De rechtbank heeft de verdachte ook hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-101503-21
Datum uitspraak: 28 juli 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. W.B.O. van Soest, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 juli 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R. Steen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 (woninginbraak), 2 (diefstal auto) en 3 (voorhanden hebben kogelpatronen) ten laste gelegde inclusief het bij feit 1 en 2 ten laste gelegde medeplegen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten weliswaar heeft bekend, maar dat hij dient te worden vrijgesproken van het medeplegen van beide feiten omdat er onvoldoende feiten en omstandigheden zijn die wijzen op een significante bijdrage van een ander.
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde heeft de verdediging vrijspraak bepleit. De door de verdachte afgelegde verklaring dat hij geen kennis had van de kogelpatronen die in de Audi zijn aangetroffen kan kloppen omdat de verdachte heeft verklaard dat anderen die auto ook hebben gebruikt.
4.1.2.
Beoordeling met betrekking tot het onder 1 en 2 ten laste gelegde
De rechtbank volgt de verdediging niet en komt voor het medeplegen van beide feiten tot een bewezenverklaring. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op 12 april 2021 is er ingebroken in de woning van de aangeefster en haar man in [plaats delict] . De verdachte (hierna: [naam verdachte] ) heeft verklaard dat hij in de woning heeft ingebroken en dat hij met goederen uit de woning is weggereden in de Volkswagen Beetle van de aangeefster.
De buurman heeft de Volkswagen Beetle met hoge snelheid horen en vervolgens zien wegrijden. De Volkswagen Beetle werd gevolgd door een Audi die vlak bij de woning van de aangeefster geparkeerd had gestaan. Toen de buurman bij de woning van de buren zag dat hun andere auto daar niet stond, wist hij direct dat die Volkswagen moest zijn gestolen (omdat de echtgenoot van aangeefster rolstoelafhankelijk is en niet zelf een auto kan besturen) en heeft hij de politie gebeld. De politie heeft een helikopter ingezet en zag de Volkswagen Beetle kort daarna rijden. Gezien is dat de Volkswagen Beetle werd geparkeerd op een parkeerplaats bij het zwembad in Giessenburg en dat de bestuurder van die Volkswagen Beetle als bijrijder in een Audi stapte. Die Audi is gevolgd en tot stilstand gedwongen. De bestuurder van die auto, medeverdachte [naam medeverdachte] (hierna: [naam medeverdachte] ), en verdachte [naam verdachte] zijn aangehouden.
Op basis van de beelden van de beveiligingscamera van de buurman kan worden vastgesteld dat er een Audi vlak bij de woning van de aangeefster heeft staan wachten. Die Audi is achter verdachte in de Volkswagen Beetle aangereden. In de Audi, waarin de verdachte en [naam medeverdachte] zijn aangehouden, is bij het reservewiel een tasje met gereedschap aangetroffen. Uit vergelijkend werktuigsporenonderzoek blijkt dat de daarin aangetroffen koevoet
zeer waarschijnlijkis gebruikt bij de inbraak in [plaats delict] . De verdachte heeft ter zitting bekend dat hij die koevoet bij de inbraak heeft gebruikt.
De politie heeft onderzoek gedaan in de mobiele telefoon die in de fouillering van de verdachte is aangetroffen. In de telefoon zijn chatgesprekken aangetroffen van eerder die dag tussen de verdachte en iemand met de gebruikersnaam ‘ [naam] ’. Het telefoonnummer dat door die persoon is gebruikt staat op naam van [naam medeverdachte] . In die chat is door de verdachte gezegd dat hij ‘zin heeft om te werken, maar dat hij geen zin heeft om risico te lopen’. [naam medeverdachte] zegt dat ze ‘kapot lopen als ze nu gepakt worden’ en dat ze nu ‘een makkelijke moeten pakken, een oud huis gewoon’. De verdachte stelt voor: ´Zal ik alvast breken zometeen? Ga ik weg als jij bent zoeken.’. [naam medeverdachte] laat weten dat hij dat goed vindt. Hij zegt dat hij om 13:45 een afspraak heeft bij de bouwmarkt waar hij ook spullen voor donderdag gaat kopen. Hij vraagt aan de verdachte welke maat handschoenen hij nodig heeft en geeft aan dat de verdachte hem op de hoogte moet houden. Rond 13:56 uur laat de verdachte weten welk huis ze gaan pakken. [naam medeverdachte] antwoordt dat dan hij bijna bij ‘die pomp’ is.
[naam medeverdachte] heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij zijn Volkswagen Caddy bij een pompstation in Gorinchem heeft geparkeerd en dat hij daarna bij de verdachte in de Audi is gestapt.
Gelet op het voorgaande en hetgeen uit de bewijsmiddelen blijkt, is er naar het oordeel van de rechtbank voldoende bewijs om een nauwe en bewuste samenwerking tussen beide verdachten vast te stellen.
Anders dan de verdediging heeft bepleit ziet de rechtbank in het chatgesprek een rol van [naam medeverdachte] die groter is dan alleen het aanhoren van informatie. Uit de gesprekken die een paar uur voor de inbraak zijn gevoerd blijkt dat de verdachten met elkaar afstemmen en overleggen. Ze spreken ook over de werkverdeling, ze spreken namelijk over breken, weggaan als de ander is zoeken en op de uitkijk staan. Er is een Audi gezien die stond te wachten bij de woning waar in ieder geval de verdachte binnen is geweest. Toen de verdachte wegreed in de Volkswagen Beetle, reed ook die Audi weg. Vanuit de helikopter heeft de politie gezien dat iemand vervolgens in Giessenburg uit de Volkswagen stapte en als passagier in een Audi stapte. Beide verdachten zijn door de politie in die Audi aangetroffen. In de kofferbak van die auto is vervolgens bij het reservewiel gereedschap aangetroffen dat gebruikt is bij de inbraak. Dat gereedschap moet dus in de kofferbak van de Audi zijn gelegd voordat de politie(helikopter) de Volkswagen Beetle in het zicht kreeg en is gaan volgen.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde, inclusief het medeplegen, is bewezen.
4.1.4.
Beoordeling met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde
Ook ten aanzien van het derde feit volgt de rechtbank de verdediging niet. Uit het dossier blijkt dat de verdachte de Audi in ontvangst heeft genomen als vervangend vervoer nadat hij een Volkswagen Polo – waarvan het kenteken op naam van zijn moeder staat – bij het autobedrijf had achtergelaten. Het verhuurbedrijf heeft laten weten dat zij een auto altijd leeg aan een klant meegeven.
In de kofferbak van de auto zijn in een bigshopper tweeënveertig kogelpatronen van het kaliber 7.65 aangetroffen. In de iPhone van de verdachte zijn chatgesprekken aangetroffen waarin de verdachte een aantal dagen voor zijn aanhouding spreekt over wapens van het kaliber 7.65 die hij beschikbaar heeft voor de verkoop, inclusief patronen. De verklaring van de verdachte dat anderen die auto ook hebben gebruikt is niet te controleren omdat hij niet heeft willen verklaren welke personen dat zijn geweest. Uit het feit dat de munitie in de auto van de verdachte is aangetroffen wordt beschikkingsmacht bij de verdachte afgeleid. De wetenschap bij de verdachte blijkt uit zijn eigen mededelingen in chatberichten enkele dagen voor zijn aanhouding. Niet is bewezen dat de verdachte dit feit samen met een ander heeft gepleegd.
4.1.5.
Conclusie
Het onder 3 ten laste gelegde is bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1hij, op 12 april 2021 te [plaats delict] , gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander,
- meerdere autosleutels (behorende bij een Volkswagen Beetle) en
- één sieradendoos en
- Tupperware met meerdere sieraden en
- één zilveren dienblad en
- meerdere antieke zilveren lepels en
- twee zilveren antieke lepeldozen en
- een antieke zilveren breiketting en
- een antieke zilveren portemonnee en
- een zilveren brievenopener en
- meerdere zilveren manchetknopen en
- een goudkleurig dameshorloge met b
riljantjes en
- een goudkleurig horloge en
- een modern horloge met stalen band en
- een zilveren Davidster hangend aan een zilveren ketting en
- een inhuldigingsmedaille van de politie uit 1980 en
- een gouden armband/horloge ketting van de opa van [naam slachtoffer 1] en
- een gouden halsketting met een grote sluiting en
- een gouden trouwring met een randje witgoud met een briljantje met opdruk [naam opdruk] en
- twee oude gouden trouwringen en
- een gouden zegelring en
- meerdere parelkettingen en
- een gouden dunne ketting en
- meerdere oorbellen en
toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de woning hebben verschaft door middel van braak ;
2hij, op 12 april 2021 te [plaats delict] , gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander, een personenauto (merk/type: Volkswagen Beetle), toebehorende aan [naam slachtoffer 1] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door de bijbehorende autosleutel van voornoemde auto, die door verdachte en diens mededader uit diefstal is verkregen, onbevoegd te gebruiken;
3hij op 12 april 2021 te Giessenburg, gemeente Molenlanden , munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in categorie III, te weten 42 kogelpatronen, kaliber 7.65x17mmm, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
3.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met een ander ingebroken in een woning door zich op klaarlichte dag toegang tot de woning te verschaffen door een keukenraam open te breken. Uit de woning hebben zij ook autosleutels gestolen waarmee vervolgens de auto van aangeefster is weggenomen.
Voorts heeft de verdachte ook tweeënveertig kogelpatronen in zijn bezit gehad.
Diefstallen, en zeker diefstallen uit woningen, zijn feiten die niet alleen overlast en financiële schade met zich brengen, maar ook gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en de maatschappij in het algemeen veroorzaken. Uit de verklaringen van de slachtoffers in deze zaak wordt duidelijk dat zij zich niet meer veilig voelen in hun eigen huis waar ze voor het incident dertig jaar met veel plezier hebben gewoond. Ze hebben na de feiten een alarmsysteem laten installeren en een abonnement op de meldkamer afgesloten. De slachtoffers waren bang dat de daders hun woning bewust hadden uitgekozen omdat de echtgenoot van aangeefster in een rolstoel zit. De verdachte heeft op zitting verklaard dat dat absoluut niet het geval is geweest, hij heeft puur willekeurig een huis uitgezocht waar de bewoners niet thuis waren. Hopelijk kunnen de slachtoffers na die verklaring hun rust beter terugvinden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 juni 2021, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar niet is veroordeeld voor vermogensdelicten, maar wel voor overtreding van de Wet wapens en munitie.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 juni 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Er worden op de diverse leefgebieden geen grote problemen geconstateerd, wel wordt de financiële situatie van verdachte gezien als delict gerelateerd. De risico’s op recidive en op letselschade worden ingeschat als gemiddeld. De reclassering acht interventies of toezicht niet geïndiceerd en adviseert om in het geval van een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten en de voorlopige hechtenis op te heffen. Hiervoor bestaat geen aanleiding omdat naar het oordeel van de rechtbank een straf gelijk aan het voorarrest geen recht doet aan de ernst van de feiten. Het verzoek om de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang op te heffen zal worden afgewezen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
Mevrouw [naam slachtoffer 1] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Zij vordert een vergoeding van € 326,88 aan materiële schade en een vergoeding van € 500,- aan immateriële schade.
De heer [naam slachtoffer 2] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Hij vordert een vergoeding van € 2.017,60 aan materiële schade en een vergoeding van € 500,- aan immateriële schade.
Beiden vorderen ook vergoeding van de wettelijke rente en verzoeken de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot de integrale toewijzing van beide vorderingen met daarbij ook oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De benadeelde partijen dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard ten aanzien van de gevorderde materiële schade. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
Vordering [naam slachtoffer 1]
De benadeelde partij heeft een vergoeding gevorderd van € 326,88 als tegemoetkoming voor de zes verlofdagen die zij als gevolg van de feiten heeft moeten opnemen. Omdat zij tijdens die dagen wel loon doorbetaald heeft gekregen, maar zij die verlofuren niet meer vrij kan opnemen, heeft zij aansluiting gezocht bij het tarief voor vergoedingen wegens tijdverzuim in het Besluit tarieven in strafzaken van € 6,81 per uur.
Door de verdediging is bepleit dat het opnemen van verlof door de benadeelde partij een keuze is geweest die voor haar eigen rekening dient te komen omdat zij zich ziek had kunnen melden. De rechtbank volgt de verdediging daarin niet. Het stond de benadeelde partij vrij om die keuze te maken. Bovendien was de schade niet beperkt in geval van ziekmelden, maar slechts verplaatst naar de werkgever. Aangezien voldoende is onderbouwd dat de schade is veroorzaakt door de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten en de hoogte daarvan niet is betwist, zal de vordering worden toegewezen.
Ten aanzien van de vordering voor immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Artikel 6:106 BW geeft een limitatieve opsomming van de gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen. In het artikel wordt onder b. genoemd aantasting in de persoon:
1) door het oplopen van lichamelijk letsel;
2) door schade in zijn eer of goede naam;
3) op andere wijze.
Van de onder b.3) bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo’n geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Naar het oordeel van de rechtbank leveren de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten niet een situatie op waarin de relevante nadelige gevolgen voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen. De aantasting in de persoon moet daarom met concrete gegevens worden onderbouwd. Uit het schade-onderbouwingsformulier dat bij de vordering is gevoegd blijkt dat de benadeelde partij na de feiten last had van angst en een onveilig gevoel in haar woning. Die angstgevoelens waren zodanig dat zij zich genoodzaakt voelde om een aantal verlofdagen op te nemen, zij heeft zelfs overwogen te stoppen met werken, terwijl haar echtgenoot uit angst met zijn schoenen aan sliep. Daarmee is voldoende vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezenverklaarde strafbare feiten, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 12 april 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Vordering [naam slachtoffer 2]
De benadeelde partij heeft een vergoeding gevorderd van € 1.288,- voor de aanschaf van een alarmsysteem en € 729,60 voor een abonnement op de meldkamer gedurende twaalf maanden. Ter onderbouwing van deze schadeposten is verwezen naar het arrest van de Hoge Raad ECLI:NL:HR:2021:840. In die zaak had de benadeelde partij, als slachtoffer van belaging, twee weken na aanvang van de bewezenverklaarde pleegperiode van ongeveer anderhalve maand een beveiligingscamera aangeschaft. Onder die omstandigheden is geoordeeld dat er sprake was van rechtstreekse schade. In het algemeen geldt echter dat kosten van beveiliging in verband met toekomstige gebeurtenissen niet kunnen worden aangemerkt als materiële schade die het gevolg is van een eerdere gebeurtenis, dat volgt ook uit de wetsgeschiedenis van art. 6:96, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (MvA II, Parl. Gesch. Boek 6, p. 336). In de onderhavige casus zijn de beveiligingsmaatregelen na de bewezenverklaarde feiten aangeschaft. Deze dienen naar hun aard als beveiliging tegen toekomstige soortgelijke feiten. De benadeelde partij zal in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard omdat niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen over de gevorderde immateriële schade zal worden vastgesteld dat ook aan deze benadeelde partij door de bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 12 april 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij (deels) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] een schadevergoeding van
€ 826,88 en de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] een schadevergoeding van € 500,- betalen, steeds vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op het reeds genoemde artikel, is gelet op de artikelen 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 , 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst af het verzoek om het bevel tot voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang op te heffen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van
€ 826,88 (zegge: achthonderd zesentwintig euro en achtentachtig cent), bestaande uit € 326,88 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 1] te betalen
€ 826,88(hoofdsom,
zegge: achthonderdzesentwintig euro en achtentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 april 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 826,88 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
16 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] , waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van
€ 500,- (zegge: vijfhonderd euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 2] te betalen
€ 500,-(hoofdsom,
zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 april 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 500,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
10 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] , waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Ch. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en D. van Dooren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1hij, op of omstreeks 12 april 2021 te [plaats delict] , gemeente [gemeente] ,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- één of meerdere autosleutel(s) (behorende bij een Volkswagen Beetle) en/of
- één of meerdere sieradendozen en/of
- Tupperware met meerdere sieraden en/of
- één of meerdere zilveren dienblad(en) en/of
- één of meerdere antieke zilveren lepel(s) en/of
- twee zilveren antieke lepeldozen en/of
- een antieke zilveren brei ketting en/of
- een antieke zilveren portemonnee en/of
- een zilveren brievenopener en/of
- één of meerdere zilveren manchetknopen en/of
- een goudkleurig dameshorloge met biljantjes en/of
- een zilver/goudkleurig horloge en/of
- een modern horloge met stalen band en/of
- een zilveren Davidster hangend aan een zilveren ketting en/of
- een inhuldigingsmedaille van de politie uit 1980 en/of
- een ronde zilverkleurige munt met de beeltenis van koningin/prinses Beatrix en/of
- een gouden armband en/of horloge ketting van de opa van voornoemde Riepman en/of
- een gouden halsketting met een grote sluiting en/of
- een gouden trouwring met een randje witgoed met een briljantje met opdruk [naam opdruk] en/of
- twee oude gouden trouwringen en/of
- twee sierringen met briljantjes en/of
- een gouden zegelring en/of
- één of meerdere parelkettingen en/of
- een zilveren dunne ketting en/of een gouden dunne ketting en/of
- één of meerdere oorbellen en/of
- een armband daterend uit de kinderjaren van voornoemde [naam slachtoffer 1] en/of
- een gouden ring daterend uit de kinderjaren van voornoemde [naam slachtoffer 1] ,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de woning en/of plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2hij, op of omstreeks 12 april 2021 te [plaats delict] , gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto (merk/type: Volkswagen Beetle), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door de bijbehorende autosleutel(s) van voornoemde auto, dat door verdachte en/of diens mededader uit diefstal is verkregen, onbevoegd te gebruiken;
3hij op of omstreeks 12 april 2021 te Giessenburg, gemeente Molenlanden , althans in Nederland, alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en), munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in categorie III, te weten 42 kogelpatronen, kaliber 7.65x17mmm, voorhanden heeft gehad.