In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mensensmokkel, heeft de rechtbank Rotterdam op 28 juli 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd ervan beschuldigd behulpzaam te zijn geweest bij het zich verschaffen van toegang tot het Verenigd Koninkrijk en verblijf in Nederland voor vijf personen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Tijdens de zitting op 14 juli 2021 werd het bewijs besproken, waaronder chatberichten op de telefoon van de verdachte die zouden wijzen op zijn betrokkenheid bij de smokkel.
De feiten wijzen op een controleactie door de politie en de Koninklijke Marechaussee op 16 en 17 augustus 2020, waarbij de verdachte in een taxibusje zat dat in de buurt van een rangeerterrein rondreed. Vijf personen sprongen uit het busje en renden het terrein op, maar konden niet worden aangehouden. Hierdoor kon hun identiteit, verblijfstatus en reisdoel niet worden vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er sterke aanwijzingen waren dat de personen op weg waren om illegaal de grens naar het Verenigd Koninkrijk te passeren, het niet bewezen kon worden dat hun toegang of verblijf wederrechtelijk was.
Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle beschuldigingen. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken, vooral als het gaat om de identiteit en status van betrokken personen. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, wat leidde tot de vrijspraak van de verdachte.