ECLI:NL:RBROT:2021:748

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 januari 2021
Publicatiedatum
3 februari 2021
Zaaknummer
8268967 CV EXPL 20-1903
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming gehuurde door wanprestatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Woonbron en een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De zaak betreft een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, als gevolg van een huurachterstand die is ontstaan door herhaalde wanprestatie van de gedaagde. De kantonrechter had eerder, op 20 november 2020, een tussenvonnis uitgesproken waarin de gedaagde werd uitgenodigd om informatie te verstrekken over haar (formele) onderbewindstelling en/of schuldhulpverlening. De gedaagde heeft echter geen gebruik gemaakt van deze gelegenheid, wat heeft geleid tot de huidige uitspraak.

De kantonrechter heeft overwogen dat er onvoldoende uitzicht is op het inlopen van de huurachterstand door de gedaagde, en dat de omstandigheden, waaronder de hoogte van de huurachterstand en de herhaalde wanprestatie, rechtvaardigen dat de huurovereenkomst wordt ontbonden. De ontruimingstermijn is vastgesteld op veertien dagen. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van een gebruikersvergoeding van € 591,71 per maand, te rekenen vanaf februari 2021, en is zij als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van Woonbron, die zijn vastgesteld op € 601,96 aan verschotten en € 360,00 aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8268967 CV EXPL 20-1903
uitspraak: 22 januari 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Woonbron,
gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: H.A.M. Over de Vest te Zoetermeer,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde]
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen blijven hierna aangeduid als “Woonbron” respectievelijk “ [naam gedaagde] ”.

1..Het verdere verloop van de procedure

1.1
Bij tussenvonnis van 20 november 2020 is [naam gedaagde] door de kantonrechter in de gelegenheid gesteld om per brief of ander schriftelijk stuk uiterlijk op de rolzitting van 24 december 2020 te 14:30 uur kenbaar te maken wat de stand van zaken met betrekking tot de (formele) onderbewindstelling en/of schuldhulpverlening is. Van deze gelegenheid heeft zij geen gebruik gemaakt.
1.2
Hierna is de uitspraak van het eindvonnis bepaald op heden.

2..De verdere beoordeling

2.1
Verwezen wordt naar hetgeen omtrent het tussen partijen gerezen geschil is overwogen en beslist in het tussenvonnis, bij welke overwegingen en beslissingen de kantonrechter blijft.
2.2
De kantonrechter heeft de beslissing ten aanzien van de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde aangehouden. Overwogen is dat de hoogte van de huurachterstand en het feit dat de huurachterstand is ontstaan door herhaalde wanprestatie deze vorderingen in uitgangspunt rechtvaardigen, maar ter zitting van 28 september 2020 is de mogelijkheid besproken dat [naam gedaagde] een (formele) onderbewindstelling en/of schuldhulpverlening zou aanvragen, zodat daarmee bekeken kan worden of zij een vruchtbare afbetalingsregeling aan Woonbron kan voorstellen. Die ruimte is haar dan ook geboden.
2.3
Los van de op 15 oktober 2020 ingebrachte stukken – waaruit een aanvraag voor schuldhulpverlening blijkt – heeft [naam gedaagde] niet meer inzichtelijk gemaakt welke stappen zij verder ten aanzien van de schuldhulpverlening en/of (formele) onderbewindstelling heeft ondernomen en vooral wat de resultaten daarvan zijn. Hierdoor bestaat er op dit moment te weinig concreet uitzicht op het inlopen van de huurachterstand door [naam gedaagde] . Die omstandigheid maakt – in combinatie met de hoogte van de huurachterstand en het gegeven dat sprake is van herhaalde wanprestatie – dat niet langer van Woonbron kan worden verlangd dat de huurovereenkomst gecontinueerd wordt. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zal daarom worden toegewezen. De ontruimingstermijn wordt gesteld op veertien dagen.
2.4
De gevorderde gebruikersvergoeding van € 591,71 wordt vanaf de maand februari 2021 toegewezen op de wijze als hierna vermeld.
2.5
[naam gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van Woonbron worden vastgesteld op:
  • griffiegeld € 499,00
  • dagvaarding + leges € 102,96
 € 601,96 € 601,96 aan verschotten
en € 360,00 aan salaris gemachtigde (3 punten à € 120,00 per punt).

3..De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde, staande en gelegen aan het adres [adres] te Rotterdam en veroordeelt [naam gedaagde] om binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege [naam gedaagde] daar bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter algehele en vrije beschikking van Woonbron te stellen en te laten;
veroordeelt [naam gedaagde] om aan Woonbron te betalen een bedrag van € 591,71 per maand, met ingang van de maand februari 2021 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt, die laatste maand pro rata te berekenen;
veroordeelt [naam gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak van de zijde van Woonbron vastgesteld op een bedrag van € 601,96 aan verschotten en € 360,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.L.M. van der Wildt en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44240