Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 15 oktober 2019, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties;
- de brief van de rechtbank van 12 februari 2020, waarbij partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 25 mei 2020;
- de brief van de rechtbank van 27 maart 2020 met het bericht dat de geplande mondelinge behandeling niet doorgaat in verband met de Corona-problematiek en de zaak wordt verwezen naar de rol voor een tweede schriftelijke ronde;
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie, met producties;
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie, met producties;
- de conclusie van dupliek in reconventie, met producties;
- de nader, op verzoek van HbR, door de rechtbank bepaalde mondelinge behandeling op 30 november 2020 heeft op verzoek van beide partijen niet plaatsgevonden.
2..De feiten in conventie en in reconventie
en mevrouw [naam persoon 6] voor het 4e deel van de loods, dat zal worden gebruikt als drankengroothandel.
Het recht van erfpacht kan pas gevestigd worden nadat HbR (of haar rechtsopvolgers)
[bedrijf A] en HbR (of haar rechtsopvolgers) komen vóór de uitgifte van het nieuwe
In het nieuw te vestigen recht van erfpacht wordt het toegestane gebruik zodanig
Voordat het nieuwe recht gevestigd wordt, heeft [bedrijf A] aantoonbaar de in de
Voordat het nieuwe recht gevestigd wordt, heeft [bedrijf A] aan al haar
Op het moment waarop het nieuwe recht gevestigd wordt, heeft [bedrijf A] geen
In de periode tussen dagtekening van deze brief en het einde van het huidige recht van
Deze aanbieding is strikt persoonlijk en niet overdraagbaar.”
- Nieuwe elektrische deuren
- Nieuwe hekken
- Gevel reinigen en opnieuw voegen
- Kozijnen vervangen
- Camerabeveiliging
- Bestrating vervangen
- Nieuwe vloeren
- Nieuwe dakramen
- Nieuwe verlichting
- Stucen en verven
- de in de bijgaande brief met kenmerk [kenmerk] vervatte overwegingen hier als herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd;
- door de vastgestelde feiten voldoende aannemelijk is geworden dat in het bedrijfspand aan de [adres 1] (met kadastrale aanduiding ‘ [gemeente] [nummer 3] ’) te Rotterdam verkoop, aflevering en/of verstrekking van middelen als bedoeld in artikel 3 van de Opiumwet heeft plaatsgevonden dan wel dat deze middelen daartoe aanwezig zijn geweest;
- daarmee de openbare orde en het woon- en leefklimaat in en in de omgeving van het genoemde bedrijfspand op ernstige wijze zijn aangetast;
- de maatregel noodzakelijk is om de openbare orde in en rond het bedrijfspand te herstellen.
3..Het geschil
in conventie
4..De beoordeling
in conventie en in reconventie
zulks ter opheffing en/of voorkoming van conservatoir beslag ter zake voormeld op (G)” worden vervangen door “
zulks ter voorkoming van uitoefening van het ingevolge artikel 5:100 BW aan [bedrijf A] . toekomende retentierecht op het terrein gelegen aan de [straatnaam] [huisnummers] te ( [postcode] ) Rotterdam, bestaande uit vier percelen, thans kadastraal bekend gemeente [gemeente] sectie [sectie] , nummers [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] en [nummer 4] , groot 18 aren en 20 centiaren”.
- de duur van het recht van erfpacht (hier dus van 1 januari 2019 tot en met 30 september 2022);
- de op het recht van erfpacht toepasselijke voorwaarden, waaronder de hoogte van de
- het feit dat op het terrein een of meer opstallen zijn gevestigd;
- de door [bedrijf A] gedane investeringen, voor zover van belang voor deze waardering;
- de omstandigheid dat de derde op 30 september 2022 het terrein moet opleveren zonder opstallen, geëgaliseerd en zonder rechten van derden.
- of (aanwijzingen bestaan dat) op het terrein sprake is van milieuverontreinigings- of asbestschade, en zo ja, welke invloed hiervan uitgaat op de waardering;
- of de waardering moet geschieden met inachtneming van over de resterende duur te realiseren huur- of ondererfpachtinkomsten, dan wel dat deze buiten beschouwing moeten blijven, onder bepaling van relevante waarderingen voor beide gevallen;
- welke rol in dit verband moet toekomen aan de feitelijk door [bedrijf A] vanaf 1 januari 2019 tot op 28 januari 2022 gerealiseerde huur- of ondererfpachtinkomsten, en hoe groot deze zijn.
5..De beslissing
woensdag 25 augustus 2021voor het nemen van een akte door partijen, teneinde zich uit te laten als bedoeld onder 4.28 en desgewenst 4.35;