Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 18 september 2020 met 5 producties,
- de conclusie van antwoord,
- de brief van de rechtbank van 13 januari 2021 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- de brief van de rechtbank van 12 maart 2021 met een zittingsagenda,
- productie 6 van NL Food B.V.,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 20 april 2021 en de daarbij behorende spreekaantekeningen van de advocaten.
2..De feiten
3..Het geschil
- € 24.850,29 aan hoofdsom;
- primair:€ 13.090,10 aan contractuele rente tot 8 september 2020, vermeerderd met de contractuele rente van 12% per jaar over € 24.850,29 vanaf 8 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
primair: € 3.727,54 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de kosten van het geding, waaronder begrepen het salaris van de advocaat, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- de nakosten conform het liquidatietarief van € 131,00, te vermeerderen met de betekeningskosten en de wettelijke rente over de totale nakosten indien gedaagde niet binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis vrijwillig aan de inhoud hiervan heeft voldaan.
4..De beoordeling
Bevoegdheid en toepasselijk recht
redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte” voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten kunnen vallen onder het basisstelsel (artikel 6:96 lid 2 onder b en c BW) of het forfaitaire stelsel (artikel 6:96 lid 5-7 BW). De vereiste redelijkheid van de kosten wordt in deze stelsels verschillend getoetst. Alleen als de kosten onder het basisstelsel vallen geldt een dubbele redelijkheidstoets, die inhoudt dat de kosten (i) in redelijkheid gemaakt moeten zijn en (ii) in omvang redelijk moeten zijn.
€ 1.442,00(2,0 punten × tarief € 721,00) +
.