ECLI:NL:RBROT:2021:7429

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
C/10/612605 / HA ZA 21-112
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in verzet inzake actio pauliana en schadevergoeding in faillissement

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 juli 2021 een vonnis in verzet gewezen in de procedure tussen K2K Trading B.V., vertegenwoordigd door de curator, en [naam gedaagde]. De curator had in een eerdere verstekprocedure vorderingen ingesteld tegen [naam gedaagde] op basis van actio pauliana, waarbij hij stelde dat bepaalde rechtshandelingen onverplicht waren verricht en dat [naam gedaagde] wist of behoorde te weten dat deze handelingen de schuldeisers van K2K zouden benadelen. De rechtbank oordeelde dat de curator de rechtshandelingen rechtsgeldig had vernietigd en dat [naam gedaagde] gehouden was tot betaling van een schadevergoeding van € 33.650,-, omdat teruggave van de goederen niet mogelijk was. De rechtbank heeft de vordering van de curator toegewezen, met uitzondering van de wettelijke handelsrente, die niet toewijsbaar was. De kosten van de verzetprocedure zijn aan de zijde van de curator begroot op € 1.081,50, die [naam gedaagde] dient te vergoeden. Het vonnis is uitgesproken in het openbaar en is ondertekend door de rechter en de griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/612605 / HA ZA 21-112
Vonnis in verzet van 21 juli 2021
in de zaak van
[naam eiser]
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
K2K Trading B.V.,
wonende te [woonplaats eiser],
eiser,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. A. van der Schee te Rotterdam,
tegen
[naam gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde],
gedaagde,
eiseres in het verzet,
advocaat mr. G.C.L. van de Corput te Breda.
Partijen zullen hierna de curator en [naam gedaagde] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het onder zaak-/rolnummer C/10/606972 / HA ZA 20-1050 gewezen verstekvonnis van deze rechtbank van 2 december 2020 (hierna: het verstekvonnis) en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de verzetdagvaarding van 11 januari 2021, met één productie;
  • de oproepingsbrief van 1 maart 2021 voor de mondelinge behandeling en de brief van 18 maart 2021 met nadere informatie over die behandeling;
  • de akte uitbreiding eis en grondslag vordering van de curator, met productie 8;
  • de brief van de curator van 21 april 2021, waarbij productie 9 is overgelegd;
  • de spreekaantekeningen van de curator voor de mondelinge behandeling op 23 april 2021; van deze behandeling is geen proces-verbaal opgemaakt;
  • de akte uitlaten tevens overleggen productie van de curator, met productie 10;
  • de akte uitlaten van [naam gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[naam gedaagde] houdt zich onder meer bezig met administratieve dienstverlening.
2.2.
[naam] (hierna: [naam]) is enig aandeelhouder en bestuurder van [naam gedaagde].
2.3.
In de administratie van K2K Trading B.V. (hierna: K2K) bevindt zich een kwitantie die vermeldt dat op 1 november 2018 koelers en vriezers aan [naam] zijn verkocht voor € 2.000,-. Op de kwitantie is vermeld: “Verrekend in RC”.
2.4.
K2K heeft op 4 januari 2019 € 1.250,- inclusief btw aan [naam gedaagde] gefactureerd voor een auto (Citroën Nemo). Op de factuur staat vermeld: “Verrekend in Rekening Courant”.
2.5.
K2K heeft eveneens op 4 januari 2019 € 30.400,- zonder btw aan [naam gedaagde] gefactureerd voor een auto (Mercedes). Ook op deze factuur is vermeld: “Verrekend in Rekening Courant”.
2.6.
K2K is bij vonnis van deze rechtbank van 15 januari 2019 in staat van faillissement verklaard.
2.7.
In een brief van 14 mei 2019 heeft de curator aan [naam gedaagde] onder meer het volgende geschreven:
“(…) Op 1 november 2018 zou verkoop koelers en vriezers hebben plaatsgehad voor een waarde van € 2.000,- die door u zou zijn ontvangen.
Voorts zou een Citroen Nemo op 4 januari 2019 zijn overgedragen aan [naam gedaagde] voor een bedrag ad € 1.250,- met als aantekening “verrekend in rekening-courant”.
Ten slotte zie ik eveneens op 4 januari 2019 de overdracht van een Mercedes Benz (…) voor een bedrag ad € 30.400,- eveneens aan I[n]cabex Rotterdam en eveneens onder aantekening “verrekend in rekening-courant”.
Met een beroep op artikel 42 Fw dien ik deze rechtshandelingen te vernietigen. Het betreft hier rechtshandelingen die onverplicht zijn verricht waarvan u wist of behoorde te weten dat daarvan benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn. Dit betekent dat in gevolge deze buitengerechtelijke vernietiging de boedel aanspraak maakt op de tegenwaarde. Wilt u derhalve het bedrag ad € 33.650,- voldoen op de faillissementsrekening (…)”
2.8.
Na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft de curator op 23 september 2020 ten laste van [naam gedaagde] conservatoir beslag gelegd op het appartementsrecht met betrekking tot een onroerende zaak in Rotterdam.

3..Het geschil

3.1.
De curator heeft in de verstekprocedure gevorderd om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
“(…)
I. voor recht te verklaren dat de (rechts)handelingen bestaande uit de inbetalingsgeving van de koelers en vriezers, de inbetalingsgeving van de Citroën Nemo met kenteken [kentekennummer 1] en de inbetalingsgeving van de Mercedes Benz met kenteken [kentekennummer 2] (…) rechtsgeldig zijn vernietigd met een beroep op de faillissementspauliana, alsmede;
II. gedaagde te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de curator te voldoen een bedrag van € 33.650,- aan hoofdsom te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 14 mei 2019, althans de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
III. gedaagde te veroordelen in de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.111,50;
IV. gedaagde te veroordelen in de beslagkosten ad € 349,55, met daarbij de bepaling dat indien deze kosten niet binnen veertien dagen na betekening van het (…) vonnis aan de curator zullen zijn voldaan, daarover de wettelijke rente verschuldigd zal zijn tot aan de dag der algehele voldoening;
V. gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure, alsmede de nakosten, met daarbij de bepaling dat indien deze kosten niet binnen veertien dagen na betekening van het (…) vonnis aan de curator zullen zijn voldaan, daarover de wettelijke rente verschuldigd zal zijn tot aan de dag der algehele voldoening;”
3.2.
Bij het verstekvonnis zijn de vorderingen van de curator toegewezen en is [naam gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van de curator tot de dag van de uitspraak begroot op in totaal € 2.769,54 (inclusief beslagkosten).
3.3.
[naam gedaagde] vordert in het verzet - kort gezegd - dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat de vorderingen van de curator alsnog worden afgewezen, waarbij de curator wordt veroordeeld in de proceskosten.
3.4.
De curator heeft bij akte zijn eis uitgebreid, in die zin dat hij in aanvulling op de primaire grondslag (artikel 42 Fw) thans subsidiair artikel 47 Fw aan zijn vorderingen ten grondslag legt. De curator vordert subsidiair in essentie hetzelfde als vermeld in 3.1, met als verschillen dat over de hoofdsom subsidiair de wettelijke rente wordt gevorderd (in plaats van de wettelijke handelsrente, zoals bij de primaire vordering) en dat de grondslag van de subsidiaire vordering artikel 47 Fw is (in plaats van artikel 42 van deze wet, zoals bij de primaire vordering). Tegen de eiswijziging is geen bezwaar gemaakt.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

actio pauliana

4.1.
Het geschil spitst zich toe op de vragen of de curator de rechtshandelingen met betrekking tot de koelers en vriezers en de twee auto’s (hierna ook gezamenlijk: de goederen) rechtsgeldig heeft vernietigd en of [naam gedaagde] als gevolg daarvan is gehouden tot betaling aan de curator van € 33.650,-, de door de curator gestelde tegenwaarde van de goederen.
4.2.
Op grond van lid 1 van artikel 42 Fw kan een curator een rechtshandeling die de failliet voor de faillietverklaring onverplicht heeft verricht en waarvan de failliet wist of behoorde te weten dat daarvan benadeling van schuldeisers het gevolg zou zijn, vernietigen.
4.3.
De curator legt aan zijn primaire vordering - kort samengevat - ten grondslag dat de transacties met betrekking tot de goederen onverplichte rechtshandelingen zijn waardoor de schuldeisers van K2K zijn benadeeld en dat [naam gedaagde] wist of behoorde te weten dat de overdracht van de goederen zou leiden tot die benadeling.
4.4.
[naam gedaagde] betwist dat de verkoop van de auto’s aan haar onverplicht was. De rechtbank volgt deze betwisting niet. Ook als wordt aangenomen dat, zoals [naam gedaagde] heeft aangevoerd, de auto’s in 2017 aan haar zouden worden verpand, geldt dat vaststaat dat deze verpanding niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden en (dus) geen pandrecht is uitgeoefend. In zoverre bestond voor K2K geen verplichting tot overdracht van de auto’s aan [naam gedaagde]. Ook het standpunt van [naam gedaagde] dat zij diverse belastingschulden van K2K heeft voldaan en dat zij als tegenprestatie de auto’s in eigendom zou verkrijgen, kan [naam gedaagde] niet baten. Enig bewijs van deze gestelde afspraak of van betaling(en) door [naam gedaagde] aan de Belastingdienst ten behoeve van K2K ontbreekt. Ook in die zin was geen sprake van verplichte rechtshandelingen.
4.5.
[naam gedaagde] heeft nog aangevoerd dat zij de belastingschulden van K2K heeft betaald om een faillissement van K2K af te wenden en dat dit in het belang van de schuldeisers van K2K is geweest, maar ook dit standpunt kan [naam gedaagde] niet baten. Nergens blijkt uit dat dit is gebeurd en dat deze betaling noodzakelijk was om een faillissement van K2K te voorkomen, nog los van de vraag of dat betaling van de gepretendeerde vordering van [naam gedaagde] ten koste van de andere concurrente schuldeisers zou hebben gerechtvaardigd.
4.6.
Op basis van het voorgaande kan worden vastgesteld dat de verkopen van de goederen aan [naam gedaagde] onverplichte rechtshandelingen zijn in de zin van artikel 42 Fw.
4.7.
De curator stelt voorts terecht dat de gezamenlijke schuldeisers van K2K zijn benadeeld door de overdracht van de goederen aan [naam gedaagde]. Daartoe geldt het volgende.
4.8.
Ten aanzien van de koelers en vriezers heeft [naam gedaagde] aangevoerd dat de koopprijs van € 2.000,- op 19 november 2018 aan K2K is betaald door een contante storting. Weliswaar staat vast dat op 19 november 2018 een contante storting is gedaan op de bankrekening van K2K ter hoogte van € 2.000,-, maar zonder nadere onderbouwing - die ontbreekt - kan niet worden aangenomen dat het een storting van [naam gedaagde] betreft die geldt als betaling van de koopprijs van de koelers en vriezers, te meer nu de kwitantie van 1 november 2018 (dat is achttien dagen vóór de storting) melding maakt van verrekening in rekening courant (en dus niet van een door [naam gedaagde] te betalen geldbedrag). Een kwitantie van de storting ontbreekt en ook op andere wijze is niet duidelijk geworden waar voornoemde storting op ziet. Het lag op de weg van [naam gedaagde] om haar standpunt ter zake voldoende te onderbouwen. Tegen deze achtergrond kan niet worden vastgesteld dat [naam gedaagde] heeft betaald voor de koelers en vriezers en dat de waarde van de koelers en vriezers ten bate van de boedel is gekomen. Ook de waarde van de auto’s is, door de wijze van verrekening door [naam gedaagde], niet ten bate van de boedel gekomen, terwijl deze auto’s wel als verhaalsobjecten uit de boedel zijn verdwenen. [naam gedaagde] heeft door deze handelwijze de tussen de schuldeisers van K2K bestaande rangorde verstoord en zij heeft zichzelf ten aanzien van de door haar gepretendeerde vordering een voorrangspositie verschaft die haar als concurrente schuldeiser niet toekomt.
4.9.
Nu de verkoop en levering van de goederen anders dan om niet hebben plaatsgevonden, kunnen deze rechtshandelingen op grond van artikel 42 lid 2 Fw worden vernietigd indien zowel K2K als [naam gedaagde] wist of behoorde te weten dat benadeling van de schuldeisers daarvan het gevolg zou zijn. Van wetenschap van benadeling is sprake, indien ten tijde van de handeling het faillissement en een tekort daarin met een redelijke mate van waarschijnlijkheid te voorzien waren.
4.10.
De curator heeft onweersproken gesteld, zodat dit vaststaat, dat in de algemene vergadering van aandeelhouders van 21 december 2018 van K2K is besloten het eigen faillissement aan te vragen en dat [naam gedaagde] dit via [naam] (die gevolmachtigde van K2K was en de vergadering heeft voorgezeten) wist of kon weten. Weliswaar was ten tijde van de verkoop van de koelers en vriezers nog geen sprake van een dergelijk aandeelhoudersbesluit, maar de rechtbank gaat - nu een gemotiveerde betwisting van [naam gedaagde] ontbreekt - uit van de juistheid van de stelling van de curator dat [naam] nauw betrokken was bij het reilen en zeilen van K2K. De rechtbank houdt het er dan ook voor dat voor [naam] het faillissement van K2K en een tekort daarin met een redelijke mate van waarschijnlijkheid te voorzien was, welke wetenschap eveneens kan worden toegerekend aan [naam gedaagde]. Op grond hiervan moet worden aangenomen dat zowel K2K als [naam gedaagde] wist of behoorde te weten dat de schuldeisers van K2K als gevolg van de verkoop van de goederen zouden worden benadeeld.
4.11.
De slotsom is dat de curator de rechtshandelingen met betrekking tot de verkoop van de goederen rechtsgeldig heeft vernietigd. Deze vernietiging leidt tot een verplichting tot teruggave van de goederen aan de boedel althans een schadevergoeding voor zover [naam gedaagde] niet tot teruggave in staat is. Vaststaat dat (in ieder geval) de auto’s zijn doorverkocht, zodat teruggave niet mogelijk is. De curator maakt thans aanspraak op een schadevergoeding ter hoogte van de waarde van de goederen. Als onweersproken staat vast dat die waarde een bedrag van € 33.650,- vertegenwoordigt (bestaande uit € 2.000,- voor de koelers en vriezers, € 1.250,- voor de Citroën Nemo en € 30.400,- voor de Mercedes Benz). [naam gedaagde] is dus gehouden tot betaling aan de curator van € 33.650,-. Dat [naam gedaagde] hiertoe naar eigen zeggen niet in staat is, is voor de beslissing op de vordering niet relevant en overigens ook niet onderbouwd.
wettelijke (handels)rente
4.12.
De gevorderde wettelijke handelsrente over de hoofdsom is niet toewijsbaar nu deze voortvloeit uit een schadevergoedingsverbintenis, waarop artikel 6:119a BW niet van toepassing is. In plaats daarvan zal de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW worden toegewezen met ingang van 14 mei 2019.
buitengerechtelijke incassokosten
4.13.
De curator heeft gesteld buitengerechtelijke kosten te hebben gemaakt en heeft een bedrag van € 1.111,50 gevorderd. Nu voldoende is gebleken dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht, zijn de buitengerechtelijke incassokosten - conform de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten en het bijbehorende Besluit - toewijsbaar tot het gevorderde bedrag.
beslagkosten
4.14.
De curator vordert [naam gedaagde] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden vastgesteld op het gevorderde bedrag van € 349,55. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar.
conclusie
4.15.
Het door [naam gedaagde] ingestelde verzet is gegrond voor zover zij klaagt over de veroordeling tot betaling van de wettelijke handelsrente over de hoofdsom. In zoverre moet het verstekvonnis worden vernietigd. Voor het overige zal het verstekvonnis gelet op het voorgaande worden bekrachtigd.
proceskosten
4.16.
[naam gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de verzetprocedure worden veroordeeld. De kosten worden aan de zijde van de curator begroot op € 1.081,50 aan salaris advocaat (1,5 punten × tarief € 721,00).

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
vernietigt het verstekvonnis voor zover [naam gedaagde] daarbij is veroordeeld om over de toegewezen hoofdsom vanaf 14 mei 2019 tot de dag van volledige betaling de wettelijke (handels)rente als bedoeld in artikel 6:119a BW te voldoen;
5.2.
veroordeelt [naam gedaagde] om over de in het verstekvonnis toegewezen hoofdsom vanaf 14 mei 2019 tot de dag van volledige betaling de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW te voldoen;
5.3.
bekrachtigt het verstekvonnis voor het overige;
5.4.
veroordeelt [naam gedaagde] in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van curator tot op heden begroot op €€ 1.081,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na heden tot de dag van volledige betaling;
5.5.
verklaart de in 5.2 en 5.4 gegeven veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. B. van Velzen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. Y. Doğanyiğit, griffier. Het is ondertekend door de rolrechter en op 21 juli 2021 uitgesproken in het openbaar.
3085/3194