ECLI:NL:RBROT:2021:7427

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
C/10/613842 / HA ZA 21-174
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uit hoofde van borgtocht en de vraag naar schuldovername

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 juli 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap ONME HOLDING B.V. en verschillende gedaagden, waaronder natuurlijke personen en vennootschappen. De eiseres, ONME HOLDING B.V., had in 2015 een geldlening verstrekt aan Horeca Exploitatie in De Doelen B.V., waarvoor borgtochten waren verstrekt door de gedaagden. Door financiële problemen bij Horeca Exploitatie en de daaropvolgende liquidatie van deze vennootschap, heeft ONME haar vordering ter verificatie ingediend bij de curator van Dudok Groep B.V., die failliet was verklaard. De rechtbank moest beoordelen of de schuld uit hoofde van de geldlening met toestemming van ONME was overgenomen door Dudok Groep, of dat er enkel betalingen door Dudok Groep hadden plaatsgevonden zonder dat er sprake was van een schuldovername. De rechtbank concludeerde dat er geen schuldovername had plaatsgevonden, omdat niet was voldaan aan de vereisten van mededeling en toestemming van de schuldeiser. De borgen werden veroordeeld tot betaling van het maximumbedrag van hun borgtocht, terwijl de vorderingen op de bestuurders werden afgewezen. De proceskosten werden eveneens toegewezen aan de borgen, met enkele kanttekeningen over de hoogte van de kosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/613842 / HA ZA 21-174
Vonnis van 28 juli 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ONME HOLDING B.V.,
gevestigd te Bergschenhoek,
eiseres,
advocaat mr. J.A.Th. van den Berg te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam gedaagde 1],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde 1],
2.
[naam gedaagde 2],
wonende te [woonplaats gedaagde 2],
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam gedaagde 3],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde 3],
4.
[naam gedaagde 4],
wonende te [woonplaats gedaagde 4],
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam gedaagde 5],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde 5],
6.
[naam gedaagde 6],
wonende te [woonplaats gedaagde 6],
gedaagden,
advocaat mr. J.C. Debije te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als Onme, [naam gedaagde 1], [naam gedaagde 2], [naam gedaagde 3], [naam gedaagde 4], [naam gedaagde 5] en [naam gedaagde 6]. Gedaagden gezamenlijk worden aangeduid als [gedaagden] De drie gedaagde vennootschappen gezamenlijk worden aangeduid als de borgen. De drie gedaagde natuurlijke personen gezamenlijk worden aangeduid als de bestuurders.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • de brief van de rechtbank van 17 mei 2021 met een zittingsagenda,
  • de akte van Onme,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 24 juni 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Onme heeft in 2015 een geldlening van € 250.000,00 (hierna: de geldlening) verstrekt aan Horeca Exploitatie in De Doelen B.V. (hierna: Horeca Exploitatie). Als zekerheid voor de terugbetaling van de geldlening hebben de borgen en een vierde borg ([naam bedrijf], hierna [naam bedrijf]) zich borg gesteld, ieder voor een maximumbedrag van € 31.250,00. De geldlening en de borgtochten zijn neergelegd in een akte van geldlening en borgtocht van 27 mei 2015 (hierna: de akte).
2.2.
[naam gedaagde 2], [naam gedaagde 4] en [naam gedaagde 6] zijn de bestuurders van respectievelijk [naam gedaagde 1], [naam gedaagde 3] en [naam gedaagde 5].
2.3.
De bedrijfsvoering van Horeca Exploitatie was verliesgevend. Zij heeft in 2016 haar bedrijfsvoering overgedragen aan een derde partij.
2.4.
Naar aanleiding van de financiële problemen van Horeca Exploitatie hebben Onme, de borgen en [naam bedrijf] overlegd over de terugbetaling van de geldlening. Dit overleg heeft in 2017 (in ieder geval) geleid tot de volgende afspraken (die ook zijn uitgevoerd):
  • [naam bedrijf] pakte haar verlies door het bedrag van haar borgtocht te betalen aan Onme;
  • de achterstallige rente werd afgelost;
  • Onme bracht € 62.500,00 in mindering op de hoofdsom;
  • het rentepercentage werd verlaagd.
2.5.
Bij deze aanpassing van de geldlening was voor alle partijen duidelijk dat verdere aflossingen of rentebetalingen niet door Horeca Exploitatie zouden worden gedaan; zij had immers haar activiteiten gestaakt. Na de aanpassing van de geldlening heeft Dudok Groep B.V. (een vennootschap waarvan de borgen indirect aandeelhouder waren, hierna: Dudok Groep) betalingen gedaan op de geldlening.
2.6.
Horeca Exploitatie is op 10 december 2018 geliquideerd door middel van een turboliquidatie. Dudok Groep is op 15 september 2020 failliet verklaard.
2.7.
Onme heeft haar vordering uit hoofde van de geldlening ter verificatie ingediend bij de curator in het faillissement van Dudok Groep.

3..Het geschil

3.1.
Onme vordert – samengevat – dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. ieder van gedaagden veroordeelt tot betaling van € 31.250,00 elk, vermeerderd met rente;
II. gedaagden hoofdelijk veroordeeld in de (daadwerkelijke) proceskosten;
III. gedaagden hoofdelijk veroordeeld in de nakosten, vermeerderd met rente;
3.2.
In haar akte heeft Onme nader toegelicht dat de vorderingen zo begrepen moeten worden dat iedere borg en de bestuurder van die borg samen worden aangesproken tot betaling van € 31.250,00, zodat in totaal € 93.750,00 wordt gevorderd.
3.3.
Aan de vorderingen legt Onme het volgende ten grondslag.
3.3.1.
De geldlening is niet afgelost. Ieder van de borgen is daarom gehouden tot betaling van het maximumbedrag waarvoor zij zich borg hebben gesteld.
3.3.2.
De bestuurders zijn aansprakelijk jegens Onme omdat zij ten tijde van het afgeven van de borgtochten wisten dat de borgtochten waardeloos waren: de borgen bieden en boden geen verhaal.
3.4.
[gedaagden] voeren verweer. Het verweer strekt tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Onme bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de proces- en nakosten, vermeerderd met rente.
3.5.
Aan hun verweer leggen [gedaagden] het volgende ten grondslag.
3.5.1.
De borgtochten zijn op grond van artikel 6:157 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, hierna BW) tenietgegaan. Naast de hiervoor onder 2.4 weergegeven afspraken, is in 2017 tevens afgesproken dat de schuld van Horeca Exploitatie uit hoofde van de geldlening werd overgenomen door Dudok Groep.
3.5.2.
Voor aansprakelijkheid van de bestuurders is geen grond. Er was in 2015 geen enkele reden om te denken dat de borgen geen verhaal zouden bieden voor de verplichtingen uit hoofde van de borgtochten. Het Dudok concern waarin de borgen via Dudok Groep de aandelen hielden, liep immers goed. Eerst in het najaar van 2020 is het misgegaan met Dudok Groep.

4..De beoordeling

De vordering op de borgen

4.1.
De hoofdvraag die Onme en de borgen verdeeld houdt, is of de schuld uit hoofde van de geldlening met toestemming van Onme is overgenomen door Dudok Groep of dat er slechts sprake was van betalingen door Dudok Groep zonder een schuldovername. Op zitting is deze vraag als volgt nader omschreven: moet uit het feit dat Onme wist dat een ander dan Horeca Exploitatie de aflossingen zou gaan doen en zij met die wetenschap afspraken maakte over de aanpassing van de geldlening, instemming met een schuldovername worden afgeleid? Op zitting is vastgesteld dat hierover beslist kan worden zonder dat er getuigen gehoord gaan worden.
4.2.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Er heeft geen schuldovername plaatsgevonden. Zij licht dat als volgt toe.
4.2.1.
Voor een overname van een schuld is overeenstemming vereist tussen de schuldenaar en de beoogde overnemende partij, er moet mededeling gedaan zijn aan de schuldeiser en deze moet toestemming voor de schuldovername hebben verleend (artikel 6:155 BW).
4.2.2.
Aan deze eisen is niet voldaan, in ieder geval niet aan de vereiste mededeling aan en toestemming van Onme. De enkele wetenschap bij Onme dat na de aanpassing van de geldlening (verlaging van de hoofdsom en verlaging van de rente) een ander dan Horeca Exploitatie de betalingen zou doen, is hiervoor onvoldoende. Betaling door een derde betekent nog niet dat die derde de schuld ook overneemt als zijn eigen schuld. Zeker omdat het gevolg van een schuldovername is dat de borgtochten op grond van artikel 6:157 BW in beginsel vervallen, had het op de weg van Horeca Exploitatie en de borgen gelegen om een duidelijke mededeling te doen van de schuldovername, zodat Onme ervoor kon kiezen wel of geen toestemming te verlenen.
4.2.3.
Dit maakt dat Onme niet hoefde te begrijpen dat er sprake was van een schuldovername en de borgen niet op basis van de overige gemaakte afspraken erop mochten vertrouwen dat Onme toestemming had gegeven. Dat Onme haar vorderingen uit hoofde van de geldlening tevens heeft ingediend in het faillissement van Dudok Groep is opportunistisch, maar verandert de hiervoor gegeven beoordeling niet.
4.2.4.
De borgtochten hebben dus niet op grond van artikel 6:157 BW hun geldigheid verloren.
4.3.
Het is niet in geschil dat Onme uit hoofde van de geldlening thans een openstaande vordering heeft die meer bedraagt dan € 93.750,00. Ieder van de borgen wordt dus veroordeeld tot betaling van het maximumbedrag van haar borgtocht.
4.4.
De gevorderde wettelijke handelsrente over de hoofdsommen zal niet worden toegewezen, nu het gaat om vorderingen uit hoofde van borgtochten en dat zijn geen handelstransacties. De eveneens gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 10 november 2020 (de dag van de sommatie van Onme).
De vordering op de bestuurders
4.5.
De vorderingen op de bestuurders worden – zoals op zitting besproken – afgewezen. De stelling dat de bestuurders destijds wisten dat de borgen geen verhaal zouden bieden, is gemotiveerd betwist en vervolgens op geen enkele manier onderbouwd ondanks een expliciete vraag daarnaar door de rechtbank in de brief van 17 mei 2021. Aan bewijsvoering hierover wordt daarom niet toegekomen.
Proces- en nakosten
4.6.
De borgen zullen, zoals door Onme gevorderd, hoofdelijk worden veroordeeld in de proceskosten met de volgende kanttekeningen.
a. Er is geen basis voor de gevraagde veroordeling van gedaagden in de daadwerkelijke proceskosten. De bepaling uit de akte waar Onme in de dagvaarding naar verwijst, ziet op de kosten van incassomaatregelen tegen Horeca Exploitatie, niet op de kosten van een procedure tegen de borgen. Op grond van het geldelijk belang wordt uitgegaan van liquidatietarief IV.
Onme en [gedaagden] hebben ieder € 4.200,00 aan griffierecht betaald, passend bij de ingestelde vorderingen met een totaal van € 187.500,00. Had Onme zich beperkt tot het instellen van vorderingen met een totaalbedrag van € 93.750,00, dan was voor zowel Onme en [gedaagden] een griffierecht van € 2.076,00 verschuldigd geweest. Onme heeft dus voor beide partijen onnodige kosten veroorzaakt voor een bedrag van (€ 4.200,00 – 2.076,00 =) € 2.124,00 per partij. De rechtbank zal dit verdisconteren in de proceskostenveroordeling op de manier die hierna wordt weergegeven.
4.7.
De proceskosten van Onme worden als volgt begroot:
4.8.
Gesteld noch gebleken is dat de bestuurders persoonlijk kosten hebben gemaakt om zich te verweren. Hoewel de vorderingen op hen worden afgewezen, zal tussen Onme en de bestuurders daarom geen proceskostenveroordeling plaatsvinden.
4.9.
De gevorderde nakosten en de daarover gevorderde wettelijke rente zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5..De beslissing

De rechtbank
a. veroordeelt [naam gedaagde 1] tot betaling van € 31.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 10 november 2020;
veroordeelt [naam gedaagde 3] tot betaling van € 31.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 10 november 2020;
veroordeelt [naam gedaagde 5] tot betaling van € 31.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 10 november 2020;
veroordeelt de borgen hoofdelijk in de proceskosten, tot op heden begroot op € 2.459,66;
veroordeelt de borgen in de na dit vonnis ontstane kosten, en wel als volgt:
  • de borgen worden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 157,00,
  • iedere borg die niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan de tegen haar uitgesproken veroordelingen heeft voldaan wordt – onder de voorwaarde dat er vervolgens betekening van dit vonnis aan die borg heeft plaatsgevonden – tevens veroordeeld tot betaling van € 82,00 aan salaris advocaat,
te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis;
verklaart dit vonnis tot zo ver uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn. Het is ondertekend door mr. A.F.L. Geerdes, rolrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2021.
1876/3195