ECLI:NL:RBROT:2021:7400

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
620758 / HA RK 21-732
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de kantonrechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 juli 2021 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van de Stichting Golfo Azzurro tegen mr. C.P. van Gastel, senior rechter in de rechtbank Rotterdam. Het wrakingsverzoek werd ingediend naar aanleiding van een mondelinge behandeling die op 26 mei 2021 had plaatsgevonden in een civiele procedure tussen Shipyard van Laar B.V. en de verzoekster. De verzoekster voelde zich vooringenomen behandeld door de kantonrechter en voerde aan dat de gang van zaken tijdens de zitting haar een gevoel van vooringenomenheid had gegeven. Ze had het proces-verbaal van de zitting pas twee dagen voor de wrakingszitting ontvangen, wat haar in de weg stond om tijdig een wrakingsverzoek in te dienen. De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek niet tijdig was ingediend, aangezien de gewraakte uitlatingen en gedragingen op de zitting van 26 mei 2021 plaatsvonden, terwijl het verzoek pas op 22 juni 2021 werd ingediend. De rechtbank concludeerde dat verzoekster niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 620758 / HA RK 21-732
Beslissing van 15 juli 2021
op het verzoek van
de stichting
Stichting Golfo Azzurro,
zetelend te Beverwijk en kantoorhoudend te Rotterdam,
verzoekster,
advocaat mr. A.F.M. den Hollander,
strekkende tot wraking van:
mr. C.P. van Gastel, senior rechter in de rechtbank Rotterdam, team kanton 2 (hierna: de kantonrechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

In de zaak met zaaknummer 8578869 \ CV EXPL 20-19684 heeft op 26 mei 2021 een mondelinge behandeling overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid via een beeld- en geluidverbinding met het programma Skype voor bedrijven plaatsgevonden ten overstaan van de kantonrechter. Het betreft een civiele procedure tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Shipyard van Laar B.V. (hierna: Shipyard) als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie, enerzijds, en verzoekster als gedaagde in conventie, tevens eiseres in reconventie, anderzijds.
Bij brief van 22 juni 2021 heeft verzoekster wraking van de kantonrechter verzocht.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de zitting van 26 mei 2021.
Verzoekster en haar gemachtigde, Shipyard en haar gemachtigde, alsmede de kantonrechter zijn uitgenodigd voor de zitting waarop het wrakingsverzoek is behandeld.
De kantonrechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De kantonrechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 28 juni 2021.
Ter zitting van 6 juli 2021, waar het wrakingsverzoek is behandeld, is namens verzoekster de heer [naam] (hierna: [naam] ) verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. [naam] heeft aan de hand van een schriftelijk stuk zijn standpunt nader toegelicht. De kantonrechter was daarbij niet aanwezig, zoals al aangekondigd in haar schriftelijke reactie. Ook de overige opgeroepenen zijn niet verschenen.

2.Het verzoek en de reactie daarop

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoekster - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd:
Door de gang van zaken tijdens de mondelinge behandeling is bij verzoekster een gevoel ontstaan dat de kantonrechter vooringenomen is. Dit blijkt onder meer uit het volgende:
Aan het eind van de zitting heeft de kantonrechter, zonder het onderwerp van de samenhang van de conventie en de reconventie tijdens de zitting ter sprake te brengen, het argument van ontbreken van een ingebrekestelling gebruikt voor de mogelijke onbevoegdheid in reconventie. Hierdoor werd verzoekster volledig verrast, te meer omdat de zitting niet was geschorst en daarna vrijwel direct ten einde was.
Het zonder dat partijen daar om hebben verzocht een voorlopig oordeel geven.
Het zonder te beargumenteren een verzoek tot onderzoek door een onafhankelijk expert weigeren.
Na de mondelinge behandeling heeft verzoekster tot driemaal toe om het proces-verbaal van de zitting verzocht om na te gaan of het gebeuren op de zitting inderdaad zo heeft plaatsgevonden zoals zij het heeft ervaren. Dat was de reden dat zij nog heeft gewacht met het indienen van het wrakingsverzoek. Het proces-verbaal heeft verzoekster uiteindelijk pas twee dagen voor deze wrakingszitting mogen ontvangen. Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling geeft op bepaalde punten een onvolledig beeld van het verloop van de zitting. Zo is in het proces-verbaal niet opgenomen dat de kantonrechter ook een voorlopig oordeel in conventie heeft gegeven, terwijl zij dat wel op de mondelinge behandeling heeft gedaan.
De kantonrechter heeft niet in de wraking berust en heeft verzocht verzoekster niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, dan wel het verzoek af te wijzen.
De kantonrechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat geen sprake is van een omstandigheid die een grond tot wraking kan opleveren.

3.De ontvankelijkheid van het verzoek

3.1
In de eerste plaats is aan de orde de vraag of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan, namelijk zodra de feiten en omstandigheden waarop het wrakingsverzoek is gegrond aan verzoekster bekend waren geworden – zoals artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) – vereist.
3.2
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe het volgende. Verzoekster heeft aan haar verzoek tot wraking uitlatingen, gedragingen en (voorlopige) beslissingen van de kantonrechter bij gelegenheid van de zitting op 26 mei 2021 ten grondslag gelegd. Verzoekster was op die zitting aanwezig en heeft bij die gelegenheid kennisgenomen van die uitlatingen, gedragingen, en (voorlopige) beslissingen.
Het is vaste jurisprudentie dat de zinsnede “zodra de feiten en omstandigheden bekend zijn” betekent dat een wrakingsverzoek dient te worden gedaan onmiddellijk na het bekend worden van de feitelijke grond tot wraking, waarbij een korte tijd voor beraad acceptabel is.
In dit geval is die termijn ruimschoots overschreden. De gewraakte uitlatingen/gedragingen van de kantonrechter hebben zich immers voorgedaan op de zitting van 26 mei 2021, terwijl het verzoek tot wraking eerst is ingediend op 22 juni 2021.
3.4
Verzoekster heeft in haar verzoek en ter zitting van de wrakingskamer nader toegelicht dat zij eerst het proces-verbaal van de zitting wilde afwachten alvorens een wrakingsverzoek in te dienen. Het proces-verbaal, dat zij pas twee dagen voor deze zitting heeft ontvangen, geeft volgens verzoekster geen volledig beeld van het verloop van de zitting weer. Dit bezwaar van verzoekster, dat zij tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek als wrakingsgrond heeft toegevoegd, heeft eveneens betrekking op de gang van zaken op de zitting van 26 mei 2021. Uit dit bezwaar blijkt dat verzoekster duidelijk voor ogen had hoe deze zitting is verlopen. Zij verlaat zich daarvoor niet op het proces-verbaal, maar vertrouwt op haar eigen beleving en herinnering. Voor het indienen van het wrakingsverzoek was verzoekster dus niet afhankelijk van wat in het proces-verbaal staat. Dit betekent dat deze toelichting niet de late indiening van het wrakingsverzoek op 22 juni 2021 rechtvaardigt.
3.5
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoekster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het wrakingsverzoek.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van
mr. C.P. van Gastel.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.P. Hameete, voorzitter, mr. K.J. Bezuijen en mr. W.P.M. Jurgens, rechters. Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door
mr. K.J. Bezuijen in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2021 in tegenwoordigheid van mr. H.C.C. Kan, griffier en door hen ondertekend.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-