In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 juli 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Ernst & Young Belastingadviseurs LLP (hierna: EY) en [persoon B en C] c.s. De zaak betreft een geschil over de kosten die EY in rekening heeft gebracht voor het corrigeren van aangiften inkomstenbelasting en een boekenonderzoek. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 24 februari 2021 bepaald dat EY een akte mocht nemen om haar extra werkzaamheden te onderbouwen. In het eindvonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat EY niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de noodzaak van alle verrichte werkzaamheden en dat de in rekening gebrachte kosten niet gerechtvaardigd zijn. De rechtbank heeft de vorderingen van EY in conventie grotendeels afgewezen en in reconventie geoordeeld dat [persoon B en C] recht hebben op terugbetaling van een onverschuldigd betaald bedrag van € 34.040,23. De rechtbank heeft EY veroordeeld in de proceskosten van zowel de conventie als de reconventie. De uitspraak benadrukt het belang van adequate bewijslevering in civiele procedures en de verantwoordelijkheden van partijen in het kader van belastingaangiften.