ECLI:NL:RBROT:2021:7364

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
28 juli 2021
Zaaknummer
9060469
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfeniskwestie met processueel ondeelbare rechtsverhouding tussen erfgenamen

In deze zaak, die werd behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, gaat het om een erfeniskwestie tussen twee kinderen van de overleden erflater en erflaatster. De eiser, aangeduid als '[eiser]', vordert een verklaring over zijn aandeel in de nalatenschap van zijn overleden vader, die hij stelt op € 17.798,56, vermeerderd met rente. De gedaagde, aangeduid als '[gedaagde]', is de executeur van de nalatenschap van de erflaatster en voert verweer tegen de vordering van de eiser. De procedure is gestart met een dagvaarding op 22 februari 2021, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord en een incidentele vordering van de eiser. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding, omdat de vordering van de eiser ook invloed heeft op de rechten van de overige erfgenamen. De kantonrechter heeft de eiser de gelegenheid gegeven om de overige erfgenamen in de procedure te betrekken, zodat een beslissing over de vordering van de eiser bindend kan zijn voor alle betrokkenen. De zaak is aangehouden voor een mondelinge behandeling op 7 september 2021, waarbij de kosten in het incident worden beoordeeld samen met de kosten in de hoofdzaak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9060469 CV EXPL 21-8335
uitspraak: 30 juli 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident,
gemachtigde: mr. M.M. van den Boomen te Herten (gemeente Roermond),
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident,
gemachtigde: mr. N.M.F. Statnik te Sittard.
Hoewel niet gebruikelijk in een vonnis worden partijen hierna bij hun roepnaam ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd. Het gebruik van de achternaam werkt immers niet onderscheidend.

1..De procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • de dagvaarding van 22 februari 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord in de hoofdzaak, tevens conclusie van eis in het incident, van [gedaagde] van 1 juni 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord in het incident van [eiser] van 29 juni 2021 (met daarin een eigen voorwaardelijke incidentele vordering).

2..Het geschil

2.1
[eiser] en [gedaagde] zijn kinderen van [naam erflater] , overleden op 17 september 1999, hierna: ‘erflater’, en van [naam erflaatster] , overleden op 9 juni 2009, hierna ‘erflaatster’. Erflater en erflaatster hadden naast [eiser] en [gedaagde] nog twee kinderen: [naam 1] en [naam 2] . [naam 2] is inmiddels zelf ook overleden. [gedaagde] is executeur van de nalatenschap van erflaatster.
2.2
[eiser] vordert in de hoofdzaak, naast veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure:
1. voor recht te verklaren dat zijn aandeel in de nalatenschap van erflater
€ 17.798,56 bedraagt, te vermeerderen met een enkelvoudige rente van 6% vanaf 17 september 1999 tot aan de dag van de algehele betaling, daarom met rente tot 31 december 2020 in totaal een bedrag van € 40.534,88;
2. [gedaagde] te veroordelen € 40.534,88 aan hem te betalen, te verminderen met het op 21 mei 2019 al aan hem betaalde bedrag van € 18.227,09.
2.3
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering in de hoofdzaak. In het incident stelt [gedaagde] dat sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding en dat [eiser] , nu alleen [gedaagde] is gedagvaard en niet de overige erfgenamen, niet-ontvankelijk verklaard moet worden in zijn vordering dan wel in de gelegenheid gesteld moet worden de andere erfgenamen in de zaak te betrekken. [eiser] voert verweer in het incident en verzoekt, als de kantonrechter het met [gedaagde] eens is, hem de gelegenheid te geven de overige erfgenamen op te roepen.

3..De beoordeling

in het incident
3.1
Het gaat [verweerder] kort gezegd om uitbetaling van zijn deel van de nalatenschap van erflater. Dit deel is een schuld van de nalatenschap van erflaatster en moet door [eiseres] in haar hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van erflaatster, aan [verweerder] worden betaald. [verweerder] stelt dat het gaat om een bedrag van € 40.534,88, inclusief tot en met 31 december 2020 berekende rente.
3.2
Het gaat in deze zaak inderdaad om een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Partijen zijn het immers niet eens over de uitleg van het arrest dat het hof Den Haag op 18 december 2018 heeft gewezen met betrekking tot de nalatenschap van erflaatster. [verweerder] krijgt daarom de gelegenheid de overige erfgenamen in dit geding te betrekken. Het gaat om broer [naam 3] en om de erfgenamen van wijlen broer [naam 2] . Voor niet-ontvankelijkverklaring van [verweerder] bestaat gelet op het door [eiseres] genoemde arrest van de Hoge Raad van 10 maart 2017 geen aanleiding. Het blijkt overigens niet uit de stukken wie de erfgenamen van wijlen broer [naam 2] zijn. Als [verweerder] , [eiseres] en [naam 1] dit zijn, dan volstaat het dat [verweerder] enkel [naam 1] nog in het geding betrekt.
3.3
Er is sprake van een processueel ondeelbare rechtsverhouding omdat een beslissing over wat [verweerder] vordert, ook van invloed is op het bedrag waarop de overige erfgenamen nog recht hebben uit de nalatenschap van erflater. Weliswaar heeft het hof Dan Haag op 18 december 2018 een arrest gewezen met betrekking tot de nalatenschap van erflaatster, maar partijen zijn het niet eens over de uitleg van dit arrest. De in deze procedure te nemen beslissing moet uiteindelijk alle betrokkenen binden en daarom is het noodzakelijk dat de overige erfgenamen in de gelegenheid worden gesteld zich over deze kwestie uit te laten.
3.4
Een oordeel over de kosten van dit incident wordt tegelijkertijd met een oordeel over de kosten van de hoofdzaak gegeven.
in de hoofdzaak
3.5
De kantonrechter wil de kwestie uiteindelijk met alle in het geding verschenen partijen bespreken. Er wordt daarom te zijner tijd een mondelinge behandeling bepaald.

4..De beslissing

De kantonrechter, alvorens verder te beslissen:
- verwijst de zaak naar de rol van
dinsdag 7 september 2021 om 13.30 uurom [eiser] in de gelegenheid te stellen de in deze zaak gewisselde stukken en dit vonnis te betekenen aan [naam 3] en aan de erfgenamen van wijlen [naam 2] en hen in de gelegenheid te stellen zich op de genoemde datum uit te laten over de vordering van [eiser] en het verweer daarop van [gedaagde] ;
- houdt een oordeel over de kosten in het incident aan tot een oordeel over de kosten in de hoofdzaak.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
686