ECLI:NL:RBROT:2021:7357

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 april 2021
Publicatiedatum
28 juli 2021
Zaaknummer
616793 / HA RK 21-402
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verschoning van een rechter in civiele procedure

In de civiele procedure tussen L. [naam eiseres] en C.J. [naam gedaagde] heeft mr. I.K. Rapmund, rechter in de rechtbank Rotterdam, op 15 april 2021 een verzoek tot verschoning ingediend. Dit verzoek is gedaan omdat zij eerder in een kort geding tussen dezelfde partijen had beslist over een wezenlijk punt en nu in de bodemzaak moest oordelen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gebruikelijke werkwijze, waarbij een rechter die in kort geding heeft beslist niet ook de bodemzaak behandelt, niet is gevolgd. De rechter had eerst de bodemprocedure behandeld en daarna het kort geding, zonder dat er op dat moment een verschoningsverzoek was ingediend. De rechtbank concludeert dat er geen objectieve aanwijzingen zijn voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter. Het verzoek tot verschoning is dan ook afgewezen. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer voor verschoningszaken op 22 april 2021.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor verschoningszaken
Zaaknummer / rekestnummer : 616793 / HA RK 21-402
Beslissing van 22 april 2021
op het verzoek van:
mr. I.K. Rapmund,
rechter in de rechtbank Rotterdam, team kanton 2 (hierna: de rechter),
ertoe strekkende zich te mogen verschonen in de zaak van:
[naam eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde mr. P.J. de Bruin,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie.

1.Het procesverloop en de processtukken

Bij de rechter is in behandeling de zaak tussen eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie tegen en gedaagde in conventie, tevens eiser in reconventie, beiden voornoemd, met kenmerk 8921176 \ CV EXPL 20-45328.
Op 15 april 2021 heeft de rechter een schriftelijk verzoek tot verschoning gedaan.
Aan de verschoningskamer zijn ter beschikking gesteld:
  • het dossier van de hiervoor omschreven procedure (hierna: de bodemprocedure);
  • het dossier van het door de rechter behandelde kort geding tussen partijen, welke procedure als kenmerk heeft 9053128 \ VV EXPL 21-88 (hierna: het kort geding).

2.Het verzoek

2.1
Ter adstructie van het verzoek om verschoning heeft de rechter het volgende aangevoerd – verkort en zakelijk weergegeven – :
2.1.1
Bij vonnis van 4 januari 2021 heeft de rechter in de bodemprocedure een mondelinge behandeling bepaald. Op 11 februari 2021 vond de mondelinge behandeling plaats via een skypeverbinding. Tijdens de mondelinge behandeling is de zaak verwezen naar mediation en is de zaak aangehouden voor uitlating ter rolle van 11 mei 2021. Tijdens de mondelinge behandeling is tussen partijen de afspraak gemaakt dat [naam eiseres] die dag in het gehuurde een foto maakt van de meterstanden van vier meters, met foto van de krant van die dag en opstuurt naar [naam gedaagde] .
2.1.2
Bij de rechter was ook in behandeling het kort geding tussen partijen. In die zaak was onder meer aan de orde of [naam eiseres] de hiervoor vermelde ter zitting gemaakte afspraak was nagekomen. [naam gedaagde] vorderde [naam eiseres] te veroordelen hem toe te laten tot het gehuurde voor het opnemen van de meterstanden, met proceskostenveroordeling waartegen [naam eiseres] zich verweerd heeft. Tijdens de mondelinge behandeling van het kort geding op 17 maart 2021 zijn partijen tot een regeling gekomen: de gemachtigde van gedaagde doet op 18 maart 2021 de deur van het gehuurde bij gedaagde open en eiser neemt dan de standen op. Hieraan is uitvoering gegeven, zodat er in het kort geding geen geschil meer was.
2.1.3
Op 21 maart 2021 heeft [naam gedaagde] zijn vordering in kort geding tot proceskostenveroordeling van [naam eiseres] gehandhaafd. Bij vonnis van 14 april 2021 heeft de rechter hierop beslist en zich daarbij tevens, voorshands, uitgelaten over de vraag of [naam eiseres] gehouden is mee te werken aan een fysieke opneming van de meterstanden door [naam gedaagde] , welke vraag door de rechter in dat vonnis bevestigend is beantwoord. Diezelfde vraag (met samenhangende vorderingen) speelt echter ook in de lopende bodemprocedure. Gelet hierop voelt de rechter zich thans niet meer vrij om die zaak verder te behandelen.

3.De beoordeling

3.1
Verschoning is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Voorop dient te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door de rechter aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter - subjectief - niet onpartijdig is.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de vrees dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden - objectief - gerechtvaardigd is.
3.4
De rechtbank is van oordeel dat hiervan in dit geval geen sprake is, waartoe het volgende is overwogen:
3.5
Vooropgesteld wordt dat een rechter iedere individuele zaak met onbevangenheid en zonder belemmering door voorvallen of beslissingen in voorafgaande zaken dient te behandelen en te beoordelen. Die professionaliteit wordt bij de rechter voorondersteld, ook in geval de rechter reeds heeft beslist over een ter zake van een geschil tussen partijen te treffen voorlopige voorziening en vervolgens moet gaan beslissen in de tussen partijen over dat geschil aanhangige bodemprocedure.
3.6
Daaraan moet worden toegevoegd dat volgens de gebruikelijke werkwijze bij deze rechtbank een rechter, die tussen partijen in een kort gedingprocedure een beslissing heeft gegeven, in beginsel niet ook de daarop volgende bodemprocedure tussen partijen behandelt. Deze werkwijze is niet ingegeven uit een oogpunt van het bewaken van de rechterlijke onpartijdigheid, doch veeleer om voor partijen zichtbaar te maken dat er in de bodemzaak geheel opnieuw, door een andere rechter naar hun geschil wordt gekeken.
3.7
In het onderhavige geval is de hiervoor omschreven gebruikelijke werkwijze niet gevolgd. Immers, de rechter heeft ter zitting van 11 februari 2021 eerst de bodemprocedure tussen partijen behandeld. Vervolgens heeft zij ter zitting van 17 maart 2021 ook de kort geding-procedure van partijen behandeld. De rechter heeft op dat moment geen reden gezien om zich te verschonen en partijen en hun advocaten hebben in het feit dat dezelfde rechter ook de tweede procedure behandelde kennelijk evenmin problemen gezien.
3.8
Voorts moet in dit verband worden opgemerkt dat de onderhavige casus gelijkenis vertoont met de situatie waarin in de bodemprocedure tussen partijen tevens een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt gedaan. Een dergelijk verzoek pleegt, al dan niet gelijktijdig met de bodemprocedure, door een en dezelfde rechter te worden behandeld en beslist.
3.9
Onder deze omstandigheden vormt de enkele omstandigheid dat de rechter in het kort geding tussen partijen vonnis heeft gewezen, waarin zij een voorlopig oordeel heeft gegeven over de vraag of [naam eiseres] gehouden is mee te werken aan een fysieke opneming van de meterstanden door [naam gedaagde] , zonder verdere uitleg en onderbouwing onvoldoende houvast voor het oordeel dat sprake is van een zwaarwegende aanwijzing als hiervoor onder 3.3 bedoeld.
3.1
Het verzoek wordt om deze reden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek van mr. I.K. Rapmund zich in de civielrechtelijke procedure van L. [naam eiseres] als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie tegen C.J. [naam gedaagde] als gedaagde in conventie, tevens eiser in reconventie met kenmerk 8921176 \ CV EXPL 20-45328 te mogen verschonen.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.P. Hameete, voorzitter, mr. drs. J. van den Bos
en mr. E.I. Mentink, rechters.
Bij afwezigheid van de voorzitter en de oudste rechter is deze beslissing door
mr. E.I. Mentink en J.A. Faaij, griffier ondertekend op 22 april 2021.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-