In de civiele procedure tussen L. [naam eiseres] en C.J. [naam gedaagde] heeft mr. I.K. Rapmund, rechter in de rechtbank Rotterdam, op 15 april 2021 een verzoek tot verschoning ingediend. Dit verzoek is gedaan omdat zij eerder in een kort geding tussen dezelfde partijen had beslist over een wezenlijk punt en nu in de bodemzaak moest oordelen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gebruikelijke werkwijze, waarbij een rechter die in kort geding heeft beslist niet ook de bodemzaak behandelt, niet is gevolgd. De rechter had eerst de bodemprocedure behandeld en daarna het kort geding, zonder dat er op dat moment een verschoningsverzoek was ingediend. De rechtbank concludeert dat er geen objectieve aanwijzingen zijn voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter. Het verzoek tot verschoning is dan ook afgewezen. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer voor verschoningszaken op 22 april 2021.