ECLI:NL:RBROT:2021:7332

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juni 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
C/10/620461 / FA RK 21-4643
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 21 juni 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge beslissing genomen over de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis. De officier van justitie had op 18 juni 2021 een verzoek ingediend om deze maatregel voort te zetten, na een eerdere beslissing op 17 juni 2021. Tijdens de mondelinge behandeling werd betrokkene gehoord, samen met zijn advocaat en een psychiater. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de algemene veiligheid van personen, veroorzaakt door het gedrag van betrokkene, dat voortvloeit uit een psychische stoornis. Betrokkene had zich gedwongen klinisch moeten laten opnemen na een psychotische decompensatie en vertoonde gevaarlijk gedrag, waaronder het dreigen met een mes. De rechtbank oordeelde dat de crisissituatie zo ernstig was dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht. De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken, met specifieke verplichte zorgmaatregelen, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank achtte deze maatregelen noodzakelijk en evenredig, gezien de ernst van de situatie en het gebrek aan ziekte-inzicht bij betrokkene. De beschikking werd op 21 juni 2021 mondeling gegeven en op 25 juni 2021 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/620461 / FA RK 21-4643
Externe referentie: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 21 juni 2021 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene], [geboorteplaats betrokkene],
hierna: betrokkene,
wonende te [woonplaats betrokkene],
thans verblijvende te [verblijfplaats betrokkene],
advocaat mr. A. Rhijnsburger te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 18 juni 2021, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 17 juni 2021 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 17 juni 2021;
  • de medische verklaring opgesteld door [naam 1], psychiater, van 17 juni 2021;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • het bericht dat er geen relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op21 juni 2021.
Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via beeld- en geluidverbinding gehoord:
  • betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam 2], psychiater, verbonden aan Antes.

2..Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
2.2.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.
Betrokkene is gedwongen klinisch opgenomen na psychotische decompensatie bij bekende chronische psychische stoornis. Betrokkene is tijdelijk bij zijn broer gaan wonen, omdat hij niet meer voor zichzelf kon zorgen. Moeder verblijft ook tijdelijk bij deze broer. Betrokkene vertoonde in die thuissituatie toenemend achterdochtig gedrag, verbleef vaak ’s nachts op straat en was voornemens de straat op te gaan met een mes. Betrokkene is snel geprikkeld en uit zich dan verbaal agressief, waardoor de moeder en de broer angst voor hem hebben en hem niet durven te corrigeren. Betrokkene wil geen medicatie innemen, ook niet voor zijn somatische klachten (bloedverdunners en anti-epileptica) en hij weigert psychiatrische hulp. Daarnaast ontbreekt het betrokkene aan ziekte-inzicht en -besef.
2.3.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.4.
Tijdens de mondelinge behandeling verklaart de psychiater dat betrokkene boos is vanwege de opname en hij niet begrijpt waarom hij is opgenomen. Binnen de kliniek wordt de psychose nog steeds gezien. Het contact met betrokkene verloopt moeizaam maar hij neemt hier wel de noodzakelijke medicatie. Het effect daarvan is nog niet zichtbaar en hij moet eerst verder worden ingesteld op medicatie. Betrokkene kan nog niet naar huis, omdat hij handelt vanuit zijn belevingen en het voorzienbaar is dat hij met de medicatie zal stoppen. Zonder behandeling en medicatie zal het toestandsbeeld van betrokkene snel verder verslechteren. Hij wilde enkele dagen geleden nog met een mes de straat op. In het verleden heeft hij zichzelf onder invloed van een psychose ernstig verwond met een mes. Hoewel er op dit moment geen aanwijzingen zijn voor suïcidaliteit, is het gevaar van escalatie reëel. De zorgen in de thuissituatie waren ernstig. Betrokkene kan nog niet voor zichzelf zorgen en het steunsysteem is uitgeput. Bij betrokkene is geen basis voor vrijwillige behandeling en medicatie.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen: ziet op de ambulante zorg;
  • het opnemen in een accommodatie.
2.5.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg, te weten het toedienen van vocht, het toedienen van voeding, het verrichten van medische controles, het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening, het insluiten, het uitoefenen van toezicht op betrokkene, het onderzoek aan kleding of lichaam, het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedragsbeïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen, het controleren op de aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen en het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek, worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar ter zitting gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.6.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. De rechtbank ziet geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Op dit moment is betrokkene nog psychotisch en is een klinische medicatie instelling noodzakelijk en in het belang van betrokkene. Voorkomen moet worden dat betrokkene na ontslag opnieuw ernstig decompenseert, zoals dat eerder in het verleden het geval was. Wanneer het toestandsbeeld van betrokkene voldoende stabiel is, kan bezien worden op welke manier hij het meest verantwoord en veilig ambulante zorg kan ontvangen.
2.7.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.8.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.4. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 12 juli 2021;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 21 juni 2021 mondeling gegeven door mr. M.L.H. Gelauff, rechter, in tegenwoordigheid van S.M. Plaisier-van Welie, griffier, en op 25 juni 2021 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.