Op 4 mei 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op basis van artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie in het arrondissement Rotterdam had op 3 mei 2021 een verzoekschrift ingediend om de op 1 mei 2021 opgelegde crisismaatregel te verlengen. Bij het verzoekschrift waren verschillende bijlagen gevoegd, waaronder een medische verklaring van een psychiater en gegevens over eerdere machtigingen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 4 mei 2021, die via een beeld- en geluidverbinding plaatsvond, waren de betrokkene en zijn advocaat aanwezig, evenals een verpleegkundig specialist van Yulius. De officier van justitie was niet ter zitting verschenen, omdat hij geen nadere toelichting op het verzoek nodig achtte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene aanvankelijk vrijwillig was opgenomen vanwege een verward toestandsbeeld, mogelijk veroorzaakt door depressieve klachten en alcoholgebruik. Ondanks suïcidale uitingen en agitatie, ontkende de betrokkene alcoholgebruik en weigerde hij een blaastest.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel er sprake was van een psychische stoornis, er geen onmiddellijk dreigend ernstig nadeel was dat voortvloeide uit deze stoornis. De rechtbank benadrukte dat verplichte zorg het uiterste middel is en dat de voorwaarden voor verplichte zorg niet waren voldaan. Daarom werd het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen. De beschikking werd mondeling gegeven door de rechter en later schriftelijk uitgewerkt en getekend.