ECLI:NL:RBROT:2021:7303

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
9042528 CV EXPL 21-7328
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht - Vordering tot ontbinding en ontruiming wegens handelen in strijd met huurovereenkomst en Opiumwet

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Waterweg Wonen en twee gedaagden, die gezamenlijk een woning huren. Waterweg Wonen vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, omdat de gedaagden zich schuldig zouden hebben gemaakt aan voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet. De zaak kwam aan het licht na een doorzoeking door de politie op 30 november 2020, waarbij diverse verdachte goederen in het gehuurde zijn aangetroffen, waaronder contant geld en materialen die gebruikt kunnen worden voor het versnijden van drugs.

De kantonrechter heeft de vorderingen van Waterweg Wonen afgewezen. De rechter oordeelde dat Waterweg Wonen onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de gedaagden zich daadwerkelijk schuldig hebben gemaakt aan de in de huurovereenkomst genoemde verboden activiteiten. De aanwezigheid van de aangetroffen goederen in de kelderbox was niet voldoende om te concluderen dat er sprake was van voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet. De rechter benadrukte dat voor een ontbinding van de huurovereenkomst een duidelijke schending van de huurovereenkomst door de gedaagden moet worden aangetoond, wat in dit geval niet is gebeurd.

Daarnaast werd Waterweg Wonen veroordeeld in de proceskosten, omdat zij als de in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs bij vorderingen tot ontbinding van huurovereenkomsten op basis van vermeende strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9042528 CV EXPL 21-7328
uitspraak: 16 juli 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de stichting,
Stichting Waterweg Wonen,
gevestigd te Vlaardingen,
eiseres,
gemachtigde: mr. H. el Marzguioui,
tegen:

1.[gedaagde 1],

2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats gedaagden],
gedaagden,
gemachtigde: mr. B. Blanckenburg,
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Waterweg Wonen’ en ‘[gedaagden]’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 12 februari 2021, met bijlagen;
de conclusie van antwoord, met bijlagen;
het tussenvonnis van 17 mei 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
de akte met aanvullende productie van Waterweg Wonen van 3 juni 2021;
de akte met aanvullende producties van [gedaagden] van 4 juni 2021;
de aantekening dat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 juni 2021.
Het vonnis is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1
Waterweg Wonen verhuurt sinds 1 oktober 2018 aan [gedaagde 1] de woning (met bijbehorende kelderbox) aan de [adres]. Inmiddels is [gedaagde 1] getrouwd met [gedaagde 2] en staat zij ook op dit adres ingeschreven. Zij worden daarom gezamenlijk aangeduid als [gedaagden] Op de huurovereenkomst zijn de algemene huurvoorwaarden (hierna: ‘AV’) van toepassing.
2.2
Artikel 6.3 AV luidt als volgt:
“Huurder zal het gehuurde gebruiken en onderhouden zoals het een goed huurder betaamt.”.
2.3
Artikel 6.4 AV luidt als volgt:
“Huurder zal het gehuurde conform de bestemming gebruiken en deze bestemming niet wijzigen. Het is huurder niet toegestaan bedrijfsmatige activiteiten in het gehuurde, of delen hiervan, te ontplooien. Onder bedrijfsmatige activiteiten wordt onder meer verstaan het tegen betaling opvangen van personen en/of (huis)dieren en het tegen betaling verrichten van seksuele handelingen. Ook het adverteren ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in/vanuit het gehuurde via welke (digitale) media dan ook, is niet toegestaan.”.
2.4
Artikel 6.8 AV luidt als volgt:
“Het is huurder verboden in of vanuit het gehuurde activiteiten te verrichten die in strijd zijn met de Opiumwet, zoals het aanwezig hebben, kweken, bewerken, drogen, knippen en/of verkopen van hennep (in welke hoeveelheid dan ook) en het aanwezig hebben en/of verhandelen van (hard)drugs, zoals cocaïne, heroïne en/of XTC. [...] Huurder is bekend met het feit dat het handelen in strijd met dit verbod dermate ernstig is dat de enkele constatering van een overtreding hiervan door verhuurder, dan wel door een derde, tot de ontbinding van de huurovereenkomst kan leiden. [...] Huurder is bij overtreding van dit verbod een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd van € 2.500,- te vermeerderen met € 50,- [...] per dag voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, met een maximum van € 15.000,- [...].”.
2.5
De Dienst Regionale Recherche van de politie Eenheid Rotterdam heeft in het gehuurde op 30 november 2020 een doorzoeking gehouden. De aanleiding van deze doorzoeking was een grootschalig onderzoek naar een criminele organisatie die wordt verdacht van het transporteren van grote hoeveelheden cocaïne door middel van zeecontainers die via de Rotterdamse haven Nederland zijn binnengekomen.
2.6
Tijdens de doorzoeking is in het gehuurde het volgende aangetroffen:
in de woning zelf:
  • drie telefoons;
  • een losse simkaart;
  • € 35.000,- aan contant geld;
in de kelderbox:
  • grammenweegschalen;
  • verpakkingsmaterialen (seals/ponypacks);
  • versnijdingsmiddel (15,3 gram Inositol dat bekend staat voor het versnijden van harddrugs);
  • een vijzel;
  • een sporttas met werkkleding, bestaande uit onder andere een gele veiligheidsjas met gebruikerssporen.
2.7
Bij brief van 15 december 2020 heeft de gemeente Rotterdam aan Waterweg Wonen en [gedaagden] bericht dat in de gehuurde woning bovenvermelde attributen zijn aangetroffen en dat de burgemeester voornemens is de woning voor bepaalde duur te sluiten.
2.8
Bij besluit van 12 januari 2021 heeft de burgemeester van de gemeente Rotterdam besloten de kelderbox van het gehuurde te sluiten voor een periode van zes maanden op grond van artikel 11a in samenhang met artikel 13b Opiumwet. Tegen dit besluit heeft [gedaagden] op 8 februari 2021 een bezwaarschrift ingediend.
2.9
Bij besluit van 14 mei 2021 heeft de burgemeester van de gemeente Rotterdam besloten het bezwaarschrift van [gedaagden] gegrond te verklaren. Hiermee vervalt het besluit van 12 januari 2021, wat betekent dat de kelderbox van het gehuurde niet gesloten is noch gesloten zal worden op grond van dit besluit.

3..Het geschil

3.1
Waterweg Wonen vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de huurovereenkomst wordt ontbonden en gedaagden worden veroordeeld om het gehuurde met onmiddellijke ingang te ontruimen en te verlaten met alle zaken en personen die zich daar vanwege gedaagden bevinden onder afgifte van de sleutels aan Waterweg Wonen;
II. gedaagden worden veroordeeld tot betaling van € 2.953,75,- binnen veertien dagen na het wijzen van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vervaldag tot de dag van algehele voldoening;
III. gedaagden hoofdelijk worden veroordeeld in de proceskosten.
3.2
Waterweg Wonen legt aan haar vordering - kort weergegeven - het volgende ten grondslag. [gedaagden] maakt zich schuldig aan voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 11a Opiumwet, handelt daardoor als niet-goed huurder en wijzigt hiermee de bestemming van het gehuurde. Hij handelt op meerdere punten in strijd met artikel 6.3, 6.4 en 6.8 AV en artikel 7:213 en 7:214 Burgerlijk Wetboek (BW). Deze tekortkomingen rechtvaardigen ontbinding van de huurovereenkomst. Daarnaast rechtvaardigen deze tekortkomingen de gevorderde boete en buitengerechtelijke incassokosten.
3.3
[gedaagden] heeft verweer gevoerd. Daarop zal – voor zover van belang – hierna worden ingegaan.

4..De beoordeling

4.1
Tussen partijen is in geschil of [gedaagden] tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst en zo ja, of deze tekortkoming de ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling tot ontruiming rechtvaardigt.
Activiteiten in strijd met de Opiumwet
4.2
Waterweg Wonen stelt ten eerste dat [gedaagden] in strijd heeft gehandeld met artikel 6.8 AV, omdat [gedaagden] zich – kort weergegeven – schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 11a Opiumwet. Dit wordt door [gedaagden] betwist. Volgens Waterweg Wonen kunnen de aangetroffen attributen in de kelderbox niet anders dan bedoeld zijn voor het versnijden en verpakken van harddrugs. Zo valt niet te bedenken welk ander doel de seals/ponypacks hebben en zijn Inositol, grammenweegschalen en vijzels eveneens onmisbare middelen bij het versnijden van drugs als cocaïne. Omdat de attributen bij elkaar in een doos waren opgeborgen, kan er volgens Waterweg Wonen van uit worden gegaan dat [gedaagden] deze attributen ook gezamenlijk en/of tegelijkertijd gebruikt. Tot slot refereert Waterweg Wonen aan het besluit van de burgermeester die tot dezelfde conclusie komt. De kantonrechter volgt Waterweg Wonen hierin niet. Vooropgesteld wordt dat in het kader van artikel 6.8 AV uitsluitend overwogen moet worden of [gedaagden] in of vanuit het gehuurde daadwerkelijk de daar genoemde activiteiten heeft verricht. In het licht hiervan heeft Waterweg Wonen het door haar gestelde onvoldoende onderbouwd met feiten en omstandigheden. Niet is vast komen te staan dat de kelderbox enige rol heeft gespeeld in de activiteiten waarvan [gedaagde 1] verdacht wordt. De aanwezigheid van het beperkte aantal attributen in de kelderbox wijzen op zichzelf niet op activiteiten/voorbereidingshandelingen in of vanuit het gehuurde. Met artikel 11a Opiumwet doelt de wetgever op een hoeveelheid aan voorwerpen van dien aard dat redelijkerwijs moet kunnen worden aangenomen dat het om strafbare voorbereidingshandelingen gaat. Hierbij wordt als voorbeeld gegeven: de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie (een drugslaboratorium of hennepkwekerij in aanbouw). [1] Van een dergelijke situatie is hier geen sprake.
4.3
Waterweg Wonen stelt verder dat [gedaagden] in strijd heeft gehandeld met artikel 7:213 BW en artikel 6.3 AV. Dit wordt betwist door [gedaagden] Waterweg Wonen voert in dit kader aan dat [gedaagden] een strafbaar feit heeft gepleegd. Namelijk het plegen van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 11a Opiumwet. In 4.2 is reeds overwogen dat onvoldoende is vast komen te staan dat [gedaagden] zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen in het gehuurde. Dat [gedaagde 1] verdachte is voor feiten in verband waarmee de doorzoeking is gedaan maakt dit niet anders, nu in dit geding het verband met het gehuurde essentieel is. Omdat Waterweg Wonen heeft nagelaten andere feiten en omstandigheden aan te voeren, kan niet worden vastgesteld dat [gedaagden] zich niet als een goed huurder heeft gedragen.
4.4
Waterweg Wonen stelt tot slot dat [gedaagden] in strijd heeft gehandeld met artikel 7:214 BW, door de bestemming van het gehuurde te wijzigen. Dit wordt betwist door [gedaagden] Waterweg Wonen stelt in dit kader dat [gedaagden] het gehuurde bedrijfsmatig heeft gebruikt door er attributen voor het versnijden en verhandelen van drugs te houden. Hierdoor heeft hij de bestemming van het gehuurde gewijzigd, hetgeen op zichzelf een tekortkoming oplevert. De kantonrechter volgt Waterweg Wonen hierin niet. Hoewel het klopt dat in bepaalde gevallen voorbereidingshandelingen maken dat de bestemming van het gehuurde wordt gewijzigd, is daar in dit geval geen sprake van. In 4.2 is immers reeds overwogen dat niet aannemelijk is gemaakt dat [gedaagden] zich aan dergelijke handelingen in het gehuurde schuldig heeft gemaakt. Waterweg Wonen heeft verder nagelaten andere feiten en omstandigheden aan te voeren, waaruit zou blijken dat [gedaagden] de bestemming van het gehuurde heeft gewijzigd.
4.5
Gelet op vorenstaande overwegingen kan niet worden geoordeeld dat [gedaagden] op grond van hetgeen door Waterweg wonen is aangevoerd is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. De vorderingen van Waterweg Wonen zullen daarom worden afgewezen.
4.6
Waterweg Wonen zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
wijst de vorderingen van Waterweg Wonen af;
veroordeelt Waterweg Wonen in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagden] vastgesteld op € 436,- (2 punten x € 218,- per punt) aan salaris voor de gemachtigde;
en indien Waterweg Wonen niet binnen 14 dagen na vandaag vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, te vermeerderen met € 109,- aan salaris,
en een bedrag van € 68,00 aan betekeningskosten onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met betekeningskosten onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.P. van Gastel en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44236

Voetnoten

1.Wetsvoorstel Wijziging van de Opiumwet (Kamerstukken II 2016/17 34763, nr. 3).