ECLI:NL:RBROT:2021:7283

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
9304793 VV EXPL 21-285
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning in kort geding wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en een gedaagde, waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. J.C. Debije, vorderde om de gedaagde te veroordelen tot ontruiming van de huurwoning wegens een huurachterstand van € 13.500,-. De gedaagde, die in persoon procedeerde, erkende een huurachterstand over de periode van november 2020 tot en met juli 2021, maar voerde aan dat de huur voor oktober 2020 wel was voldaan en dat hij voorstellen had gedaan voor aflossing van de achterstand. De kantonrechter oordeelde dat de ontruiming van de woning een ingrijpende maatregel is, maar dat de eiser een spoedeisend belang had bij de ontruiming, gezien de oplopende huurachterstand en het feit dat de gedaagde gebruik bleef maken van de woning. De kantonrechter concludeerde dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar was, omdat de kans groot was dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure zou worden ontbonden. De gedaagde werd veroordeeld tot ontruiming binnen 14 dagen na betekening van het vonnis, en de proceskosten werden aan de gedaagde opgelegd. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9304793 VV EXPL 21-285
uitspraak: 20 juli 2021
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser,
gemachtigde: mr. J.C. Debije,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
die procedeert in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiser]’ en ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
• de dagvaarding van 5 juli 2021, met producties.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 juli 2021. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Aan de zijde van de eisende partij is de gemachtigde verschenen. Aan de zijde van gedaagde partij is [gedaagde] verschenen.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
[gedaagde] huurt van [eiser] de woonruimte betreffende de eerste en tweede etage van het pand aan de [adres] (hierna: ‘het gehuurde’ of ‘de woning’).
2.2
De huur bedraagt € 1.350,- per maand. In de huurbetalingen is een achterstand ontstaan.

3..De vordering

[eiser] vordert bij vonnis, bij wijze van voorlopige voorziening:
I. dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot ontruiming van de woonruimte aan de [adres] met al het zijne en de zijnen, binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, onder bepaling dat, wanneer [gedaagde] binnen de gestelde termijn in gebreke mocht blijven met deze ontruiming, [eiser] gerechtigd is die ontruiming op grond van artikel 556 lid 1 Rv te laten uitvoeren door een deurwaarder, zulks op kosten van [gedaagde];
II. dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening, indien dan aan de proceskostenveroordeling nog niet is voldaan;
III. dat dit vonnis ten aanzien van voornoemde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.
3.1
Aan zijn vorderingen legt [eiser] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag. Uit hoofde van de huurovereenkomst is [gedaagde] € 1.350,- per maand aan huur verschuldigd. Hij is zijn betalingsverplichting echter niet volledig nagekomen, waardoor, berekend tot en met de maand juli 2021, een huurachterstand is ontstaan van € 13.500,-. [eiser] wil de woning daarom ontruimen.
3.2
[eiser] heeft een spoedeisend belang bij ontruiming van het gehuurde. Hij kan de uitkomst van een bodemprocedure niet afwachten, omdat de huurachterstand steeds verder oploopt, terwijl [gedaagde] gebruik van de woning blijft maken. [eiser] wil de schade graag beperken en de woning verhuren aan een wel betalende huurder.

4..Het verweer

4.1
[gedaagde] heeft tegen de vordering – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. Het klopt dat er een huurachterstand is ontstaan over de periode november 2020 tot en met juli 2021. De huur voor de maand oktober 2020 is echter wel voldaan. [gedaagde] heeft telefonisch en via WhatsApp meerdere voorstellen gedaan voor een aflossing van de huurachterstand in contanten, maar [eiser] wil het geld niet in ontvangst nemen.

5..De beoordeling

5.1
De kantonrechter stelt voorop dat ontruiming van een woning een ingrijpende maatregel is. Een ontruimingsvordering is in kort geding toewijsbaar, indien voldoende aannemelijk is dat deze vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen en indien het belang van [eiser] bij het treffen van een voorlopige voorziening dermate spoedeisend is dat van [eiser] niet kan worden gevergd dat hij de uitkomst van een eventuele bodemprocedure afwacht. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] een voldoende spoedeisend belang bij de door hem gevorderde voorlopige voorziening, zodat hij in zoverre ontvankelijk is in zijn vordering.
5.2
In dit kort geding dient, mede op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Daarbij dient de kantonrechter uit te gaan van de feiten met de beperkte toetsing daarvan, aangezien een kort geding procedure zich niet leent voor nader feitenonderzoek en/of nadere bewijslevering.
5.3
[gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat hij de huur over de maanden november 2020 tot en met juli 2021 niet heeft betaald. Gelet op deze huurachterstand van 9 maanden is het zeer waarschijnlijk dat in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zal worden toegewezen. De kantonrechter acht het daarom gerechtvaardigd om hierop vooruit te lopen door de vordering tot ontruiming van de woning toe te wijzen. Dat [gedaagde] het verweer heeft gevoerd dat de huur over de maand oktober 2020 wel betaald is, maakt het oordeel van de kantonrechter niet anders. Uitgangspunt is immers dat het bij een huurachterstand van 3 maanden in beginsel al gerechtvaardigd is om een huurovereenkomst te ontbinden. Bovendien heeft [gedaagde] geen betalingsbewijs in het geding gebracht om zijn verweer nader te onderbouwen. Dit verweer wordt daarom verworpen. Ter zitting heeft [gedaagde] nog aangevoerd dat hij heeft aangeboden een deel van de huurachterstand in contanten af te lossen. De stelling van [eiser] dat partijen hebben afgesproken dat de huurbetalingen per bankoverschrijving dienen te geschieden, is door [gedaagde] niet betwist en staat daarom vast. [eiser] mag een betaling in contanten dus weigeren. Ook dit verweer van [gedaagde] wordt daarom verworpen. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de ontruimingsvordering wordt toegewezen.
5.4
De gevorderde machtiging om de ontruiming te laten uitvoeren door een deurwaarder zal worden afgewezen. Uit artikel 556 lid 1 Rv volgt immers al dat een gedwongen ontruiming geschiedt door een deurwaarder en dit vonnis is voor [eiser] voldoende om op kosten van [gedaagde] een deurwaarder in te schakelen indien [gedaagde] niet vrijwillig tot ontruiming overgaat.
5.5
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

6..De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
veroordeelt [gedaagde] tot ontruiming van de woonruimte aan de [adres] met al het zijne en de zijnen, binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 85,- aan griffierecht, € 121,39 aan dagvaardingskosten en € 498,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
43416