ECLI:NL:RBROT:2021:7281

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
9104779 CV EXPL 21-11006
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindafrekening van verkeersboetes en gereedschappen na uitdiensttreding van een uitzendkracht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Heuma Service B.V. en een voormalige uitzendkracht, aangeduid als [gedaagde]. Heuma vorderde betaling van een bedrag van € 1.088,54, bestaande uit verkeersboetes, kosten voor niet geretourneerde gereedschappen, eigen risico en administratiekosten. De procedure volgde na een dagvaarding op 8 maart 2021 en een mondelinge behandeling op 9 juni 2021, waarbij [gedaagde] niet aanwezig was.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] van 11 december 2019 tot 10 maart 2020 in dienst was bij Heuma en dat hij tijdens zijn dienstverband meerdere verkeersboetes heeft ontvangen en gereedschappen niet heeft ingeleverd. De eindafrekening van 25 maart 2021, die een totaalbedrag van € 933,50 omvatte, werd door [gedaagde] niet betaald. Heuma heeft de vordering onderbouwd met verwijzingen naar de gebruikersovereenkomst en de uitzendkrachtovereenkomst, waarin de verantwoordelijkheden van [gedaagde] zijn vastgelegd.

De kantonrechter heeft de vordering van Heuma toegewezen, aangezien [gedaagde] de verschuldigdheid van de verkeersboetes en administratiekosten heeft erkend. Ook de vordering met betrekking tot het eigen risico en de gereedschappen werd toegewezen, omdat [gedaagde] niet is verschenen om zijn verweer te voeren. De wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten werden eveneens toegewezen, en [gedaagde] werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9104779 CV EXPL 21-11006
uitspraak: 16 juli 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Heuma Service B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
eiseres,
gemachtigde: Swier cs Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
die procedeert in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Heuma’ en ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
• de dagvaarding van 8 maart 2021, met producties;
• de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van gedaagde;
• het tussenvonnis van 12 april 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
• de bij faxbrief van 28 mei 2021 en de bij brief van 31 mei 2021 ten behoeve van de mondelinge behandeling op voorhand toegezonden nadere producties van de zijde van Heuma.
1.2
De mondelinge behandeling is gehouden op 9 juni 2021. Ter zitting is namens Heuma verschenen [naam 1], directeur van Heuma, bijgestaan door mr. M. Korkmaz namens de gemachtigde, alsmede mr. A. Bach Kolling, kantoorgenoot van mr. Korkmaz.
[gedaagde] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, zonder tegenbericht niet ter zitting verschenen. Van het ter zitting verhandelde heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
[gedaagde] is van 11 december 2019 tot en met 10 maart 2020 als uitzendkracht in dienst geweest bij Heuma op basis van een uitzendkrachtovereenkomst voor bepaalde tijd. Gedurende deze overeenkomst is tevens een gebruikersovereenkomst tussen partijen overeengekomen inzake een bedrijfsauto voor het uitoefenen van de functie (zakelijk gebruik).
2.2
In de uitzendkrachtovereenkomst is – voor zover hierbij van belang – het volgende opgenomen:
“(…)
Artikel 17. Eigendommen
Alle materialen die aan de werknemer door de onderneming of inlener ter beschikking zijn gesteld blijven eigendom van de onderneming of inlener. (…)”
2.3
In de gebruikersovereenkomst is – voor zover hierbij van belang – het volgende opgenomen:
“(…)
2.1 (…)
De auto mag ook voor privé doeleinden worden gebruikt met een maximum van gemiddeld 1.250 privékilometers per maand. (…) De werkgever rekent voor privégebruik een eigen bijdrage van € 23,08 per week, tenzij projectmatig andere afspraken zijn gemaakt. (…)
3.1
Voor verkeersovertredingen waaruit een boete volgt, wordt geen vergoeding door de werkgever gegeven. Deze kosten, vermeerderd met € 10,00 aan administratiekosten, komen geheel voor rekening van berijder, deze worden verrekend met de salarisbetaling. (…)”
5.5
Schade aan de auto is in beginsel voor rekening van de werkgever, behoudens het eigen risico dat door de werkgever aan de berijder in rekenig wordt gebracht als de schade door de verzekeraar niet bij een tegenpartij te verhalen is. Deze door de werkgever aan de berijder in rekening te brengen eigen risico is bij de eerste en tweede schade per jaar € 250,00 per keer, de derde schade in dat zelfde jaar € 350,00 en de vierde schade in dat zelfde jaar € 450,00. (…)”
2.4
In een e-mailbericht van [naam 2] van Heuma van 5 maart 2020 gericht aan [naam 3] van Heuma met als onderwerp “Betreft: Spullen [gedaagde]” is – voor zover hierbij van belang – het volgende opgenomen:
“(…) Teveel gereden KM’s staat op 1.648km op het moment van inleveren.
Volgens de gereedschapslijst heeft hij tevens de volgende zaken nog in zijn bezit : (de vouwladder heeft hij al eerder als gestolen opgegeven)
Merk en type Omschrijving Inkoopprijs (…)
Makita DDF484 Schroefmachine 85,00 (…)
Makita DC18RC Acculader (…)
Makita DHR243 + DX02 Accuboorm. + stofafzuiging 415,00 (…)
Snoerhaspel 25 mtr 3 x 1,5 mm2 36,00 (…)
Waku 4x4 imitatie nieuw Vouwladder 250,00 (…)”
2.5
Na uitdiensttreding van [gedaagde] heeft Heuma – na verrekening met het salaris - middels de eindafrekening van 25 maart 2021 een bedrag van € 870,50 bij [gedaagde] in rekening gebracht inzake verkeersboetes, niet geretourneerde gereedschappen, eigen risico, administratiekosten verkeersboete en afrekening privékilometers. In de eindafrekening is – voor zover hierbij van belang – het volgende opgenomen:
“(…)
Netto componenten
Inhouding verkeersboete (…) 21,45 (…)
Inhouding verkeersboete (…) 66,26 (…)
Inhouding verkeersboete (…) 64,42 (…)
Inhouding verkeersboete (…) 104,00 (…)
Inhouding verkeersboete (…) 40,00 (…)
Inhouding verkeersboete (…) 66,26 (…)
Inhouding verkeersboete (…) 66,26 (…)
Netto inhouding gereedschap (…) 85,00 (…)
Netto inhouding gereedschap (…) 415,00 (…)
Netto inhouding gereedschap (…) 36,00 (…)
Netto inhouding gereedschap (…) 250,00 (…)
Netto inhouding eigen risico (…) 250,00 (…)
Netto inhouding eigen risico (…) 250,00 (…)
Inh. administratiekosten verkeersboete (…) 10,00 (…)
Inh. administratiekosten verkeersboete (…) 10,00 (…)
Inh. administratiekosten verkeersboete (…) 10,00 (…)
Inh. administratiekosten verkeersboete (…) 10,00 (…)
Inh. administratiekosten verkeersboete (…) 10,00 (…)
Inh. administratiekosten verkeersboete (…) 10,00 (…)
Inh. administratiekosten verkeersboete (…) 10,00 (…)
Sanctie/afrek. prive KM (…) 1648,00 0,19 -313,12 (…)”
2.6
Naast de eindafrekening heeft Heuma € 63,- bij [gedaagde] in rekening gebracht vanwege een verkeersboete waar zij nadien mee bekend is geworden.
2.7
[gedaagde] heeft het voornoemde totaalbedrag van € 933,50 niet aan Heuma betaald.

3..Het geschil

3.1
Heuma vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan Heuma van een bedrag van € 1.088,54, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 933,50 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Het gevorderde bedrag van € 1.088,54 bestaat uit € 933,50 aan hoofdsom, € 15,01 aan verschenen wettelijke rente en € 140,03 aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.3
Heuma legt - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aan haar vordering ten grondslag. Gedurende de periode dat [gedaagde] de bedrijfsauto in gebruik had, heeft hij meerdere verkeersboetes en schades veroorzaakt en heeft hij privékilometers met de bedrijfsauto gereden. Op grond van de gebruikersovereenkomst komen de boetes – plus € 10,- aan administratiekosten per boete – en het eigen risico voor de schade aan de auto voor rekening van [gedaagde] en is hij voor het privégebruik een vergoeding verschuldigd. Daarnaast heeft [gedaagde] na het eindigen van zijn dienstbetrekking enkele in eigendom van Heuma zijnde gereedschappen niet ingeleverd. Op grond van de uitzendkrachtovereenkomst behoren de gereedschappen in eigendom toe aan Heuma. [gedaagde] moet daarom een vergoeding aan Heuma betalen. Ondanks aanmaning heeft [gedaagde] de verschuldigde bedragen niet voldaan, waardoor hij ook wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is geworden.
3.4
[gedaagde] is het niet eens met de vordering van Heuma. Hij voert daartegen aan dat hij alleen de verkeersboetes en administratiekosten wil betalen. De gereedschappen wil hij inleveren zodat hij daarvoor geen bedrag meer verschuldigd is, maar Heuma heeft niet gereageerd op zijn voorstel. Ook betwist [gedaagde] de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten.

4..De beoordeling

4.1
[gedaagde] heeft de verschuldigdheid van de verkeersboetes en de administratiekosten erkend. Dit deel van de vordering wordt daarom toegewezen.
4.2
De verschuldigdheid van de gevorderde bedragen aan eigen risico voor schade aan de auto en afrekening privékilometers is door [gedaagde] niet betwist. Dit deel van de vordering wordt daarom eveneens toegewezen.
4.3
Met betrekking tot het gereedschap heeft Heuma ter zitting aangevoerd dat [gedaagde] meerdere keren tevergeefs in de gelegenheid is gesteld om het gereedschap terug te geven. Ook heeft [gedaagde] daaromtrent zelf geen concreet voorstel gedaan, aldus Heuma. Door niet te verschijnen op de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] de mogelijkheid voorbij laten gaan om te reageren op de nadere stellingen van Heuma en heeft hij deze stellingen onvoldoende gemotiveerd weersproken gelaten. In rechte wordt dan ook uitgegaan van de juistheid van de stellingen van Heuma. Ook dit deel van de vordering zal daarom worden toegewezen.
4.4
De gevorderde wettelijke rente zal eveneens worden toegewezen, nu daartegen geen verweer is gevoerd.
4.5
Heuma maakt tevens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] heeft niet betwist dat hij de bij dagvaarding overgelegde aanmaning van 3 september 2020 heeft ontvangen waarin hem wordt verzocht het openstaande bedrag binnen 14 dagen vanaf de werkdag nadat de brief bij hem is bezorgd alsnog te voldoen. Naar aanleiding van deze brief is [gedaagde] niet tijdig tot betaling overgegaan. De aanmaning voldoet aan de vereisten van artikel 6:96 lid 6 BW en het hierin aangezegde bedrag is in overeenstemming met de toepasselijke tarieven berekend. Het gevorderde bedrag van € 140,03 is dan ook toewijsbaar.
4.6
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde] aan Heuma te betalen een bedrag van € 1.088,54, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over € 933,50 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Heuma vastgesteld op € 507,- aan griffierecht, € 89,37 aan dagvaardingskosten en € 248,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
43416