Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 23 juni 2021, met 13 producties;
- de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie;
- de mondelinge behandeling op 9 juli 2021;
- de pleitnota van de man.
2..De feiten
[persoon A] krijgt tot en met mei 2021 gelegenheid om de overdracht aan hemzelf en de financiering van de woning aan de [adres] te Rotterdam te regelen, een en ander voor een verkoopprijs van € 185.000,00. Hiertoe behoort ook ontslag van [persoon B] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire schuld.
Lukt dit niet, dan zal [persoon A] zorgdragen voor inschakeling van een makelaar om het verkoopproces van de woning in gang te zetten.
[persoon A] zal [persoon B] hieromtrent uiterlijk 1 juni 2021 berichten.
Bij gebreke hiervan verleent [persoon A] aan [persoon B] onherroepelijke volmacht om alles te doen wat nodig om tot verkoop en levering van de woning te komen.
Ter afwikkeling van de boedelverdeling zoals door de rechtbank bepaald in haar beschikking van 18 augustus 2020, met uitzondering van hetgeen de rechtbank heeft bepaald omtrent de verdeling en afwikkeling van de woning, zal [persoon A] aan [persoon B] uiterlijk ter gelegenheid van het transport van de woning een bedrag betalen van € 2.500,00.
[persoon B] zal afzien van haar aanspraken op partneralimentatie. Partijen hebben op dit punt een niet-wijzigingsbeding, zoals bedoeld in het Burgerlijk Wetboek, overeengekomen.
[persoon A] zal de elektrische fiets van [persoon B] aan haar ter beschikking stellen. Dit zal hij doen door de fiets uiterlijk 22 december 2020 af te leveren bij het kantoor van de advocaat van [persoon B] (…).
Het hoger beroep tegen voornoemde beschikking van de rechtbank en het verzoek tot wijziging van de alimentatie zullen worden ingetrokken.
too little too late’ is en dat de vrouw zal vasthouden aan de verkoop aan een derde.
3..Het geschil in conventie
4..Het geschil in reconventie
5..De beoordeling in conventie
ter beschikkinggesteld aan de vrouw, zoals was overeengekomen. De vrouw is er overigens van overtuigd dat de man de bijbehorende zaken heeft achtergehouden om haar te treiteren. Zij heeft haar verplichting tot medewerking aan de verkoop en levering opgeschort, in afwachting van de afgifte van de betreffende zaken dan wel betaling van compensatie. Betaling heeft echter pas op 9 juni 2021 plaatsgevonden. Daarmee is de man te laat. Nu de woning niet vóór 1 juni 2021 aan de man is geleverd, is de vrouw gerechtigd de woning te verkopen aan een derde.