ECLI:NL:RBROT:2021:7279

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
C/10/620295 / KG ZA 21-500
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan verkoop en levering van de echtelijke woning in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vorderde de man dat de vrouw zou meewerken aan de verkoop en levering van de echtelijke woning. De partijen, die op 2 november 2012 met elkaar getrouwd waren, waren gezamenlijk eigenaar van de woning. De rechtbank had eerder, op 18 augustus 2020, de echtscheiding uitgesproken en bepaalde dat de woning aan de man zou worden toegedeeld, mits hij in staat was deze toedeling te financieren en de vrouw te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening. De vrouw had echter gevorderd dat de man zijn medewerking zou verlenen aan de verkoop van de woning, maar de man had verzocht om de woning van de vrouw over te nemen. Tijdens een eerdere mondelinge behandeling was een regeling getroffen, maar de man had niet tijdig aan zijn verplichtingen voldaan, wat leidde tot een geschil over de medewerking van de vrouw aan de overdracht van de woning.

De rechtbank oordeelde dat de vrouw ten onrechte haar medewerking aan de overdracht had opgeschort. De vrouw had haar verplichting om medewerking te verlenen aan de overdracht van de woning niet mogen opschorten, ondanks haar frustratie over de handelwijze van de man. De rechtbank oordeelde dat de vrouw binnen drie werkdagen na betekening van het vonnis haar medewerking moest verlenen aan de verkoop en levering van de woning aan de man. Indien zij in gebreke bleef, zou het vonnis in de plaats treden van haar wilsverklaring. De vordering van de man om de vrouw te verbieden de woning aan een derde te verkopen werd afgewezen, omdat de vrouw haar verkoopactiviteiten had gestaakt in afwachting van de uitkomst van deze procedure. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/620295 / KG ZA 21-500
Vonnis in kort geding van 23 juli 2021
in de zaak van
[persoon A],
wonende te [woonplaats A] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. R.F. van Leeuwen te Rotterdam,
tegen
[persoon B],
wonende te [woonplaats B] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. I.P. Biemond te Krimpen aan den IJssel.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 juni 2021, met 13 producties;
  • de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie;
  • de mondelinge behandeling op 9 juli 2021;
  • de pleitnota van de man.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Partijen zijn op 2 november 2012 met elkaar getrouwd. Ze zijn gezamenlijk eigenaar van de woning gelegen aan de [adres] te Rotterdam (hierna: de woning).
2.2.
Bij beschikking van 18 augustus 2020 heeft deze rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en een beslissing gegeven over partneralimentatie en de wijze van verdeling van de gemeenschap. Ten aanzien van de woning is in de beschikking onder r.o. 2.5.9. vermeld dat partijen zijn overeengekomen dat de woning aan de man zal worden
toegedeeld onder de voorwaarde dat de man in staat is deze toedeling te financieren en ervoor zorg draagt dat de vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening.
2.3.
Bij dagvaarding van 4 december 2020 heeft de vrouw bij deze rechtbank kort gezegd gevorderd de man te gebieden zijn medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning door Remax Makelaars te Rotterdam. De man heeft verzocht hem in de gelegenheid te stellen de woning van de vrouw over te nemen. Tijdens de mondelinge behandeling van die procedure op 15 december 2020 hebben partijen een regeling getroffen die is vastgelegd in een proces-verbaal. In het proces-verbaal is het volgend vermeld:
“(…)
1.
[persoon A] krijgt tot en met mei 2021 gelegenheid om de overdracht aan hemzelf en de financiering van de woning aan de [adres] te Rotterdam te regelen, een en ander voor een verkoopprijs van € 185.000,00. Hiertoe behoort ook ontslag van [persoon B] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire schuld.
2.
Lukt dit niet, dan zal [persoon A] zorgdragen voor inschakeling van een makelaar om het verkoopproces van de woning in gang te zetten.
3.
[persoon A] zal [persoon B] hieromtrent uiterlijk 1 juni 2021 berichten.
4.
Bij gebreke hiervan verleent [persoon A] aan [persoon B] onherroepelijke volmacht om alles te doen wat nodig om tot verkoop en levering van de woning te komen.
5.
Ter afwikkeling van de boedelverdeling zoals door de rechtbank bepaald in haar beschikking van 18 augustus 2020, met uitzondering van hetgeen de rechtbank heeft bepaald omtrent de verdeling en afwikkeling van de woning, zal [persoon A] aan [persoon B] uiterlijk ter gelegenheid van het transport van de woning een bedrag betalen van € 2.500,00.
6.
[persoon B] zal afzien van haar aanspraken op partneralimentatie. Partijen hebben op dit punt een niet-wijzigingsbeding, zoals bedoeld in het Burgerlijk Wetboek, overeengekomen.
7.
[persoon A] zal de elektrische fiets van [persoon B] aan haar ter beschikking stellen. Dit zal hij doen door de fiets uiterlijk 22 december 2020 af te leveren bij het kantoor van de advocaat van [persoon B] (…).
8.
Het hoger beroep tegen voornoemde beschikking van de rechtbank en het verzoek tot wijziging van de alimentatie zullen worden ingetrokken.
(…)”
2.4.
De man heeft de elektrische fiets (tijdig) afgeleverd bij het kantoor van de advocaat van de vrouw, maar zonder lader en sleutels. De vrouw heeft de man vanaf 23 december 2020 meermaals gesommeerd de lader en sleutels alsnog af te geven. De man heeft hierop niet gereageerd.
2.5.
Bij e-mail van 11 mei 2021 heeft de advocaat van de man de advocaat van de vrouw verzocht het identiteitsbewijs van de vrouw toe te zenden ten behoeve van de overdracht van de woning. In reactie daarop heeft de advocaat van de vrouw laten weten dat de vrouw daar geen medewerking aan zal verlenen, zolang de fietssleutels en de lader van de fiets niet zijn ontvangen. Op 18 mei 2021 deelt de advocaat van de man mee dat de man niet over die zaken beschikt. Op 19 mei 2021 antwoordt de advocaat van de vrouw dat de man ofwel de sleutels en de lader inlevert ofwel een bedrag van € 850,00 betaalt voor nieuwe sloten en een nieuw accusysteem.
2.6.
Bij e-mail van 3 juni 2021 heeft de advocaat van de vrouw aan de advocaat van de man medegedeeld dat de man er geen zorg voor heeft gedragen dat de woning aan hem is overgedragen, zodat de vrouw de gegeven volmacht zal gebruiken om tot verkoop en levering van de woning aan een derde over te gaan.
2.7.
Bij e-mail van 7 juni 2021 heeft de advocaat van de man bericht dat de man inmiddels het bedrag van € 850,00 betaald heeft en is de vrouw verzocht alsnog medewerking te verlenen aan de levering van de woning. Op dezelfde dag heeft de advocaat van de vrouw geantwoord dat het allemaal ‘
too little too late’ is en dat de vrouw zal vasthouden aan de verkoop aan een derde.

3..Het geschil in conventie

3.1.
De man vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de vrouw te veroordelen om, op eerste verzoek en binnen 2 dagen na het eerste verzoek, haar medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning gelegen aan de [adres] te Rotterdam aan de man, welke levering ten kantore van notariskantoor Bijdorp Barendrecht zal plaatsvinden, door haar medewerking te verlenen aan de ondertekening van de koopakte het passeren van de notariële akte, alsmede aan alle overige noodzakelijke handelingen;
II. bij gebreke van de medewerking van de vrouw aan de veroordeling onder I. van dit petitum, vervangende toestemming te verlenen voor de verkoop en levering van de woning aan de man;
III. de vrouw te verbieden om de woning voor 1 augustus 2021 aan een derde te verkopen en leveren, op straffe van een dwangsom van € 500,-- per dag dat de vrouw deze veroordeling overtreedt, met een maximum beloop van € 50.000,--.
3.2.
De vrouw voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..Het geschil in reconventie

4.1.
De vrouw vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de man te gebieden binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis zijn medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning gelegen aan de [adres] te Rotterdam door (een makelaar van) Remax Makelaars te Rotterdam schriftelijk opdracht te geven de verkoop ter hand te nemen zoals bepaald door de Rechtbank Rotterdam in zijn beschikking van 18 augustus 2020 r.o. 2.5.13 e.v. en de vrouw daar een bewijs van te doen toekomen;
II. de man te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 1.500,- voor iedere dag dat hij met het onder I. gevorderde in gebreke blijft, met een maximum van
€ 21.000,-;
III. de vrouw te machtigen de woning te gelde te maken indien de man 16 dagen na de betekening van het te wijzen vonnis nog immer niet aan het onder I. gevorderde heeft voldaan;
IV. de man te gebieden de vrouw, de makelaar en potentiële kopers toegang te verschaffen tot de woning;
V. de man te gebieden de woning te verlaten zo vaak en zo lang als de makelaar dat nodig acht;
VI. de man te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 1.500,- voor iedere keer dat hij met het onder IV. en V. gevorderde in gebreke blijft, met een maximum van
€ 21.000,-;
VII. de vrouw te machtigen het onder IV. en V. gevorderde desnoods met behulp van de sterke arm ten uitvoer te leggen;
VIII. de man te veroordelen in de kosten van de procedure.
4.2.
De man voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De beoordeling in conventie

5.1.
De man stelt zich op het standpunt dat hij er tijdig in is geslaagd om de financiering van de woning rond te krijgen en de fiets tijdig heeft afgegeven, zodat hij zijn verplichtingen uit het proces-verbaal van 15 december 2020 is nagekomen. De enige reden dat de overdracht van de woning aan hemzelf niet is gelukt, is omdat de vrouw om oneigenlijke redenen haar medewerking daaraan heeft geweigerd, terwijl zij wel gehouden is tot het verlenen van medewerking aan het verkooptraject. De man vordert alsnog nakoming van het bepaalde in artikel 1 van het proces-verbaal van 15 december 2020.
5.2.
De vrouw voert aan dat de man zich niet aan de afspraken heeft gehouden. Door het afleveren van een incomplete fiets, heeft hij de fiets niet
ter beschikkinggesteld aan de vrouw, zoals was overeengekomen. De vrouw is er overigens van overtuigd dat de man de bijbehorende zaken heeft achtergehouden om haar te treiteren. Zij heeft haar verplichting tot medewerking aan de verkoop en levering opgeschort, in afwachting van de afgifte van de betreffende zaken dan wel betaling van compensatie. Betaling heeft echter pas op 9 juni 2021 plaatsgevonden. Daarmee is de man te laat. Nu de woning niet vóór 1 juni 2021 aan de man is geleverd, is de vrouw gerechtigd de woning te verkopen aan een derde.
5.3.
Kern van het geschil is de vraag of de vrouw haar verplichting om medewerking te verlenen aan de overdracht van de woning aan de man heeft mogen opschorten.
Of de man daadwerkelijk de lader en sleutels niet in zijn bezit had, zoals hij stelt, kan in dit kort geding niet worden geverifieerd. Wel is het zo dat de vrouw, op basis van de afspraak dat de man de elektrische fiets aan de vrouw ter beschikking stelt, mocht verwachten dat de man een fiets zou afleveren met lader en sleutels. Zonder die accessoires is de fiets immers niet op normale wijze bruikbaar. Als het zo is dat de man niet over die accessoires beschikte, dan had het zonder meer voor de hand gelegen – en mocht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ook van hem worden verwacht – dat hij de vrouw daarover voorafgaand aan de aflevering van de fiets zou informeren. Dat heeft hij niet gedaan, en ook daarna heeft hij niet gereageerd op sommaties van de vrouw tot het moment dat hij zelf iets nodig had van haar. Waar de man dus in zoverre jegens de vrouw heeft gehandeld in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid, heeft hij de escalatie van het geschil over zichzelf afgeroepen. Hij heeft met zijn handelwijze de indruk gewekt zich weinig gelegen te laten liggen aan de gerechtvaardigde belangen van de vrouw.
In reactie op de handelwijze van de man heeft de vrouw haar medewerking aan de overdracht van de woning opgeschort. Tussen partijen staat niet ter discussie dat de vrouw op grond van (een redelijke uitleg van) de vaststellingsovereenkomst verplicht is medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning aan de man, onder de voorwaarde dat de man vóór 1 juni 2021 in staat is de financiering van de overdracht te regelen en ervoor zorg te dragen dat de vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Evenmin is in geschil dat de man tijdig aan de vrouw heeft medegedeeld dat die zaken geregeld waren, zodat alleen nog het een en ander geformaliseerd diende te worden bij de notaris, waarvoor de medewerking van de vrouw noodzakelijk is. De vrouw was daarmee verplicht de door de notaris gevraagde stukken aan te leveren, waaronder haar identiteitsbewijs.
Conform artikel 6:52 BW is voor opschorting van de nakoming van een verbintenis onder andere vereist dat tussen die verbintenis en de verbintenis van de schuldeiser voldoende samenhang bestaat om die opschorting te rechtvaardigen. Hoezeer ook, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, begrip kan bestaan voor de frustratie aan de zijde van de vrouw over de opstelling van de man, die voldoende samenhang is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet. Het ontbreekt zowel aan de vereiste connexiteit als aan de vereiste proportionaliteit. Het komt erop neer dat het niet meewerken aan de overdracht van de woning niet in verhouding staat tot de niet-nakoming door de man van zijn verbintenis om de fiets ter beschikking te stellen. In het midden kan blijven of aan andere voorwaarden voor opschorting is voldaan.
Dat betekent dat de vrouw ten onrechte haar verplichting tot medewerking aan de overdracht van de woning heeft opgeschort. In die situatie kan zij niet aan de man tegenwerpen dat levering van de woning niet vóór 1 juni 2021 heeft plaatsgevonden. Zij verkeerde immers zelf in schuldeisersverzuim.
5.4.
De vrouw zal worden veroordeeld om, binnen drie werkdagen na de betekening van dit vonnis, haar medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning aan de man ten kantore van notariskantoor Bijdorp Barendrecht, door ondertekening van de koopakte en de leveringsakte alsmede het verrichten van andere daarvoor noodzakelijke handelingen;
5.5.
Indien zij in gebreke blijft aan die veroordeling te voldoen, treedt dit vonnis in de plaats van de wilsverklaring van de vrouw ten behoeve van de verkoop en levering van de woning aan de man.
5.6.
De vordering om de vrouw te verbieden de woning vóór 1 augustus 2021 aan een derde te verkopen, wordt afgewezen. De vrouw heeft haar verkoopactiviteiten (die zich overigens niet in een vergevorderd stadium bevonden) gestaakt in afwachting van de uitkomst van deze procedure. Gelet daarop en de overwegingen onder 5.4. en 5.5. heeft de man geen (spoedeisend) belang bij dit onderdeel.
5.7.
Nu partijen voorheen in een affectieve relatie tot elkaar stonden, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6..De beoordeling in reconventie

6.1.
De overwegingen en de beslissing in conventie leiden ertoe dat de vorderingen in reconventie worden afgewezen.
6.2.
Ook in reconventie zullen de proceskosten, gelet op de relatie tussen partijen, worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7..De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
7.1.
veroordeelt de vrouw om, binnen drie werkdagen na de betekening van dit vonnis, haar medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning gelegen aan de [adres] te Rotterdam aan de man, ten kantore van notariskantoor Bijdorp Barendrecht, door ondertekening van de koopakte en de leveringsakte alsmede het verrichten van andere daarvoor noodzakelijke handelingen;
7.2.
bepaalt dat, indien de vrouw niet aan de veroordeling onder 7.1. voldoet, dit vonnis in de plaats treedt van de wilsverklaring van de vrouw ten behoeve van de verkoop en levering van de woning aan de man;
7.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
7.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
7.6.
wijst de vorderingen af;
7.7.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2021.
2091 / 1980