ECLI:NL:RBROT:2021:7273

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
ROT 20/3533
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had haar WIA-uitkering, die per 4 maart 2020 was beëindigd, betwist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de in beroep ingediende stukken geen aanleiding gaven om te twijfelen aan het expertiserapport van de psychiater. Eiseres had zich ziekgemeld op 5 november 2012 en na een herbeoordeling in 2019 was geconcludeerd dat zij 0% arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft de medische beoordeling van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige gevolgd en geoordeeld dat de functionele mogelijkheden van eiseres correct waren vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/3533

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juli 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. B.F. Desloover,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: [naam gemachtigde] .

Procesverloop

Bij besluit van 3 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering van eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) beëindigd per 4 maart 2020.
Bij besluit van 24 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft bij schrijven van 15 april 2021 nadere (medische) stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 april 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en verweerder de mogelijkheid gegeven om te reageren op de door eiseres op 15 april 2021 ingediende nadere (medische) stukken.
Bij schrijven van 11 mei 2021 heeft verweerder hierop gereageerd onder verwijzing naar de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 10 mei 2021.
Bij schrijven van 1 juni 2021 heeft eiseres hierop gereageerd.
Omdat partijen niet hebben verklaard ter zitting te willen gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.1.
Eiseres is werkzaam geweest als medewerker groenvoorziening voor gemiddeld 26,11 uur per week en heeft zich ziekgemeld op 5 november 2012 vanwege gezondheidsklachten. Na het doorlopen van de toepasselijke wachttijd is aan eiseres bij besluit van 17 oktober 2014 een loongerelateerde werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten toegekend, omdat eiseres 100% arbeidsongeschikt is. Bij besluit van 25 juni 2015 is deze uitkering omgezet in een loonaanvullingsuitkering.
1.2.
Op 14 april 2019 heeft eiseres verzocht om een herbeoordeling waarna een verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts heeft in de rapportage van 17 juli 2019 de diagnose Overige psychische stoornis gesteld. Na ontvangst van medische informatie, waaronder een expertiserapport van nader psychiatrisch onderzoek door Psyon, heeft de verzekeringsarts in de rapportage van 25 november 2019 toegelicht dat eiseres verminderde benutbare mogelijkheden heeft als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek en heeft een Functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld op 26 november 2019, geldig per 25 november 2019. Hierin zijn beperkingen opgenomen in de rubrieken 1. Persoonlijk functioneren, 2. Sociaal functioneren en 6. Werktijden.
1.3.
De arbeidsdeskundige heeft in de rapportage van 20 december 2019, gelet op de mogelijkheden en beperkingen van eiseres, geconcludeerd dat zij haar eigen arbeid niet meer kan verrichten. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens een aantal gangbare functies geduid, namelijk Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180), Textielproductenmaker (SBC-code 111160) en Huishoudelijk medewerker gebouwen (SBC-code 111334). Aanvullend zijn de functies Inpakker (SBC-code 111190) en Medewerker tuinbouw (SBC-code 111010) geduid. Het loon dat met de middelste van de eerste drie functies (de mediaanfunctie) kan worden verdiend, ligt 0% lager dan het zogeheten maatmaninkomen. De arbeidsdeskundige heeft daarmee geconcludeerd dat eiseres 0% arbeidsongeschikt is.
1.4.
Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen onder verwijzing naar de rapportages van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige.
2.1.
In het kader van de heroverweging in bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage van 15 juni 2020 geconcludeerd dat het onderzoek van de verzekeringsarts zorgvuldig en volledig is geweest en dat de beperkingen die uit dat onderzoek naar voren zijn gekomen voldoende zijn onderkend bij het opstellen van de FML. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat een psychiatrisch expertise-onderzoek is verricht omdat de presentatie, het ziektebeloop en het behandelbeleid van de behandelend artsen geen consistent geheel vormden, gezien de aard van de diagnoses. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft uiteengezet dat op basis van de bevindingen van de psychiater geen sprake is van een ernstige psychiatrische stoornis. Omdat hierdoor geen sprake is van een onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geconcludeerd dat eiseres niet volledig arbeidsongeschikt is op medische gronden en dat er op basis van de medische informatie geen aanleiding is om de FML in bezwaar aan te passen.
2.2.
Verweerder heeft vervolgens het bestreden besluit genomen onder verwijzing naar de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
3. Eiseres voert in beroep aan dat zij meer beperkt is dan verweerder heeft vastgesteld. Zij stelt dat haar psychische problematiek onvoldoende naar waarde is geschat door verweerder. Eiseres volgt langdurig behandelingen en daarvoor wordt onder meer medicatie voorgeschreven. Zij heeft van de gemeente tevens een ontheffing van de arbeidsverplichting gekregen. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres verwezen naar brieven van Antes van 7 augustus 2020 en 6 april 2021. Eiseres heeft verzocht tot het benoemen van een deskundige.
4. Op grond van artikel 4 van de Wet WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Op grond van artikel 6, derde lid, van de Wet WIA wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
5.1.
De rechtbank dient te beoordelen of verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres terecht met ingang van 4 maart 2020 heeft vastgesteld op minder dan 35%. Daartoe dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te beoordelen of verweerder de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiseres in staat is met gangbare arbeid ten minste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, gelet op haar mogelijkheden en beperkingen.
5.2.
Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is gebaseerd op dossieronderzoek (waaronder de anamnese, eigen onderzoek door de verzekeringsarts, wat in bezwaar is aangevoerd, informatie van de behandelend artsen en het expertiserapport van Psyon). Het onderzoek heeft daarmee op zorgvuldige wijze plaatsgevonden.
5.3.
Het is de rechtbank niet gebleken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onvolledig beeld heeft gehad van de medische situatie van eiseres op 4 maart 2020. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 15 juni 2020 inzichtelijk gemotiveerd dat de verzekeringsarts onderzoek heeft gedaan naar de medische voorgeschiedenis van eiseres, een gerichte anamnese heeft afgenomen en zelf zich een zelfstandig beeld heeft gevormd van de psychische presentatie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd uiteengezet dat ook informatie van de behandelaren is meegenomen in de beoordeling en dat aanleiding was om een psychiatrisch expertise-onderzoek te laten verrichten. Op basis van de bevindingen uit dit onderzoek heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk gemotiveerd dat sprake is van een atypisch en inconsistent klachtenbeeld en dat de klachten moeten worden gezien in het kader van een aanpassingsstoornis. Op basis van de bevindingen uit het expertiserapport en de bevindingen van de behandelaren van eiseres hebben verweerders verzekeringsartsen geconcludeerd dat geen sprake is van een onvermogen op persoonlijk en sociaal functioneren en dat niet kan worden gesproken van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden.
De ingediende brieven van psychiater [naam psychiater] van Antes van 7 augustus 2020 en 6 april 2021 kunnen niet leiden tot het oordeel dat verweerders verzekeringsartsen een onjuist beeld hebben gehad van de medische situatie van eiseres op de datum in geding. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportages van 24 augustus 2020 en 10 mei 2021 gemotiveerd uiteengezet dat niet inzichtelijk is gemaakt hoe [naam psychiater] tot diens conclusie is gekomen. De psychiater van Psyon heeft in het expertiserapport gemotiveerd toegelicht wat de onderzoeksbevindingen zijn en hoe hij tot deze bevindingen is gekomen. Dat eiseres zich niet kan vinden in de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep maakt het oordeel niet anders. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de beleving van eiseres van haar klachten betekent het hebben van klachten niet dat er ook (ernstigere) beperkingen voor arbeid moeten worden aangenomen. Het gaat bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid in het kader van de WIA namelijk om medisch te objectiveren beperkingen door ziekte en/of gebrek. De subjectieve beleving van de klachten speelt hierbij geen rol. De rechtbank volgt de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn bevindingen en neemt deze over.
5.4.
Dat eiseres door de gemeente is vrijgesteld van arbeidsverplichtingen kan niet leiden tot een ander oordeel. Voor de vrijstelling van arbeidsverplichtingen gelden namelijk andere voorwaarden dan voor een WIA-uitkering.
5.5.
Eiseres heeft verzocht tot het benoemen van een deskundige. De rechtbank overweegt dat de door eiseres overlegde medische stukken geen aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit en geen grond bieden voor het oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende beperkingen heeft opgenomen in de FML. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen.
5.6.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder de functionele mogelijkheden van eiseres correct heeft vastgesteld. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat de belasting van de voorgehouden functies de mogelijkheden van eiseres overschrijdt. Vergelijking van het inkomen dat eiseres in de voorgehouden functies zou kunnen verdienen met het maatmaninkomen, geeft een verlies aan verdienvermogen te zien van 0%. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres is door verweerder dus terecht bepaald op minder dan 35%.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.P.M. Weerdesteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 28 juli 2021.
De rechter is verhinderd te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.