ECLI:NL:RBROT:2021:7259

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
19.53
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in inspanningsverplichtingen en bezwaar tegen Ziektewetuitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 juli 2021 uitspraak gedaan over de weigering van de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar. De schuldenaar was onder bewind gesteld en had zich ziekgemeld bij het UWV. De bewindvoerder had verzocht om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen, omdat de schuldenaar niet aan zijn inspanningsverplichtingen had voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar vanaf de aanvang van de regeling niet had gewerkt of gesolliciteerd, maar dat hij in de periode van 2 juli 2019 tot 15 januari 2021 wel arbeidsongeschikt was bevonden door het UWV. De rechtbank oordeelde dat de schuldenaar niet toerekenbaar tekort was geschoten in zijn verplichtingen, omdat hij medische klachten had die hem verhinderden om te werken.

Daarnaast werd er gekeken naar de vraag of de schuldenaar verwijtbaar had gehandeld door niet in bezwaar te gaan tegen de beëindiging van zijn Ziektewetuitkering. De rechtbank concludeerde dat de schuldenaar, hoewel hij in beginsel in bezwaar had moeten gaan, niet in staat was om dit te doen zonder de hulp van zijn beschermingsbewindvoerder. De rechtbank oordeelde dat het niet indienen van bezwaar niet voldoende was om de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling te rechtvaardigen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de aanvraag tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling te weigeren, en de bewindvoerder kan in de toekomst een nader standpunt innemen over de gevolgen van het handelen van de schuldenaar voor de schuldeisers, afhankelijk van de uitkomst van een herbeoordeling van de WIA-aanvraag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
weigering tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 23 juli 2021
Bij vonnis van deze rechtbank van 11 juli 2019 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[naam schuldenaar],
[adres]
[woonplaats],
schuldenaar,
bewindvoerder: B. van Huessen.

1..De procedure

De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris op 27 mei 2021 verzocht de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen. De rechter-commissaris heeft op 2 juni 2021 met dit verzoek ingestemd.
De bewindvoerder heeft de rechtbank in haar bericht van 21 juni 2021 de laatste stand van zaken doen toekomen.
De waarnemend bewindvoerder, de heer Geus en de beschermingsbewindvoerder, de heer Vijfhuize zijn gehoord ter terechtzitting van 25 juni 2021.
Schuldenaar heeft zich bij e-mailbericht van 25 juni 2021 ziekgemeld.
De beschermingsbewindvoerder heeft de rechtbank op 28 juni 2021 een bericht van Stroomopwaarts van 28 juni 2021 doen toekomen. Stroomopwaarts heeft schuldenaar voor twaalf maanden vrijgesteld van zijn inspanningsverplichtingen op basis van het medisch rapport van Stichting SAP van 17 februari 2021.
De bewindvoerder heeft de rechtbank op 28 juni 2021 een beslissing van 11 januari 2021 van het UWV doen toekomen, inclusief de achterliggende rapportages zoals uitgevoerd in opdracht van het UWV van 17 november 2020 en 5 januari 2021.
De beschermingsbewindvoerder heeft schuldenaar op 30 juni 2021 ziekgemeld bij het UWV, in het kader van de Ziektewetuitkering. Deze ziekmelding is gebaseerd op de onderzoeksbevindingen van de verzekeringsarts van Stichting SAP van 17 februari 2021. Daarnaast heeft de beschermingsbewindvoerder verzocht de beslissing over de arbeidsongeschiktheid van schuldenaar met ingang van 15 januari 2021 te herzien.
De beschermingsbewindvoerder heeft op 30 juni 2021 een verzoek tot een professionele herbeoordeling WIA-uitkering verzocht bij het UWV.
De beschermingsbewindvoerder heeft de rechtbank op 15 juli 2021 een nader onderzoeksrapport van het UWV, gedateerd 8 juli 2021, toegezonden. Daarin wordt aangegeven dat geen aanleiding wordt gezien om af te wijken van de beoordeling van 15 januari 2021.
De bewindvoerder heeft de rechtbank op 15 juli 2021 bericht haar verzoek tot tussentijdse beëindiging te handhaven.
De beschermingsbewindvoerder heeft de rechtbank op 19 juli 2021 informatie doen toekomen over een beslissing van 22 maart 2021 op een aanvraag voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Daarbij heeft hij zijn standpunt over de hoogte van een eventuele Ziektewetuitkering en een eventuele aanvulling van de bijstandsuitkering nader toegelicht.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..De standpunten

Voor de standpunten van de rechter-commissaris, de bewindvoerder en schuldenaar verwijst de rechtbank naar de desbetreffende gedingstukken en het verhandelde ter zitting.
De bewindvoerder heeft zich in haar voordracht tussentijdse beëindiging alsmede tijdens de zitting op het standpunt gesteld, dat schuldenaar vanaf aanvang van de regeling in het geheel niet aan zijn inspanningsverplichting heeft voldaan. Mede gezien dit oplopend gebrek vond op 30 oktober 2020 een verhoor plaats. De beschermingsbewindvoerder en schuldenaar werden opgedragen een rapportage van het UWV te overleggen, waaruit de gestelde arbeidsongeschiktheid zou blijken. Begin januari 2021 werd een medische beoordeling en arbeidsdeskundig rapport van het UWV in het kader van de Ziektewetuitkering verstrekt. Schuldenaar werd op basis van dit rapport arbeidsgeschikt bevonden. Inmiddels was ook een onafhankelijke keuring in het kader van de schuldsaneringsregeling aangevraagd bij Stichting SAP. Stichting SAP heeft schuldenaar tijdelijk arbeidsongeschikt bevonden.
Op verzoek van de rechter-commissaris, is schuldenaar tezamen met zijn beschermingsbewindvoerder op 23 februari 2021 door de bewindvoerder gesommeerd alsnog in bezwaar te gaan tegen de beslissing van het UWV ten aanzien van het beëindigen van de Ziektewetuitkering. Op 7 mei 2021 heeft de beschermingsbewindvoerder, de bewindvoerder te kennen gegeven niet in bezwaar te zijn gegaan. Schuldenaar heeft nagelaten in bezwaar te gaan tegen de beslissing van het UWV. Volgens de bewindvoerder heeft dit geleid tot een afname van de afdrachten aan de boedel van ongeveer € 260,- per maand naar nihil. Schuldenaar had daarnaast ook bij een eventuele afwijzing op het bezwaar, een Werkloosheidsuitkering kunnen aanvragen. Ook dit liet schuldenaar na.
Ter zitting heeft de waarnemend bewindvoerder de standpunten zoals vermeld in de voordracht tussentijdse beëindiging deels gehandhaafd. De bewindvoerder heeft aangegeven dat wat hem betreft een vrijstelling van de sollicitatieverplichting op zijn plaats zou zijn geweest gedurende de periode waarin schuldenaar een Ziektewetuitkering ontving.
Schuldenaar stelt niet in staat te zijn om arbeid te verrichten. Hij stelt niet in bezwaar te zijn gegaan tegen de beoordeling van het UWV, omdat hij van mening was dat het niets zou uitmaken in zijn situatie.
Ter zitting heeft de beschermingsbewindvoerder verklaard dat hij schuldenaar heeft gewezen op de gevolgen van zijn beslissing om niet in bezwaar te gaan. De beschermingsbewindvoerder heeft hierbij toegelicht dat hij niet zonder toestemming van schuldenaar in bezwaar had kunnen gaan tegen de beslissing van het UWV. Hij had de rechtbank hiervoor om een vervangende toestemming moeten verzoeken. Daarnaast zijn de crediteuren volgens de beschermingsbewindvoerder niet benadeeld doordat schuldenaar niet in bezwaar is gegaan. Schuldenaar zou door het UWV niet volledig arbeidsongeschikt zijn bevonden en (hooguit) recht hebben gehad op een deel van zijn Ziektewetuitkering.
Schuldenaar zou in dat geval onder het bijstandsniveau zijn uitgekomen, waardoor hij een aanvullende bijstandsuitkering zou moeten hebben aangevraagd. Ook in geval schuldenaar in bezwaar zou zijn gegaan zou er derhalve geen afloscapaciteit zijn geweest.
Bij bericht van 19 juli 2021 heeft de beschermingsbewindvoerder aan de hand van de beschikking van het UWV van 22 maart 2021 onderbouwd dat schuldenaar wel een Werkloosheidsuitkering heeft aangevraagd. De aanvraag is door het UWV op 22 maart 2021 afgewezen, omdat de maximale duur bereikt is.
Na de zitting heeft de beschermingsbewindvoerder schuldenaar op basis van het rapport van Stichting SAP van 17 februari 2021 opnieuw ziekgemeld bij het UWV. Uit de nieuwe sociaal-medische beoordeling van het UWV van 8 juli 2021, volgt dat de arts geen aanleiding ziet om af te wijken van de eerdere eerstejaarsziektewet beoordeling (van januari 2021). Hoewel er volgens het UWV sprake is van beperkingen als gevolg van medische aandoeningen, is er geen sprake van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. Dit omdat schuldenaar niet voldoet aan een van de uitzonderingscriteria van het Schattingsbesluit van het UWV (bedlegerigheid, ADL afhankelijkheid, opname in een AWBZ-erkende instelling, een terminale situatie, onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren op grond van een ernstige psychiatrische aandoening of zeer beperkte zelfredzaamheid). Het feit dat iemand nog klachten en beperkingen ervaart en zich nog te ziek voelt om te werken is volgens het UWV niet afdoende voor het afwijken van deze beoordeling. Er is volgens het UWV bij het rapport van de verzekeringsarts van Stichting SAP ook geen duidelijke onderbouwing, geen ondersteunend psychisch onderzoek en in de medische anamnese is niet terug te vinden hoe schuldenaar voldoet aan een van de uitzonderingscriteria.
De bewindvoerder heeft de rechtbank in haar bericht van 15 juli 2021 te kennen gegeven haar voordracht tussentijdse beëindiging te handhaven. Nu het UWV geen aanleiding ziet om af te wijken van haar beslissing van januari 2021 en het rapport van Stichting SAP onvoldoende is.

3..De beoordeling

Aan de voordracht tot tussentijdse beëindiging ligt ten grondslag dat schuldenaar vanaf aanvang van de regeling zou zijn tekortgeschoten in zijn inspannings- en sollicitatieverplichting (artikel 350 lid 3 sub c Fw) en dat hij geprobeerd zou hebben zijn crediteuren te benadelen door niet in beroep te gaan tegen het stopzetten van zijn Ziektewetuitkering in januari 2021 (artikel 350 lid 3 sub e Fw).
Ten aanzien van de inspanningsverplichting overweegt de rechtbank als volgt. In de periode vanaf aanvang van de regeling tot heden heeft schuldenaar niet gewerkt en niet gesolliciteerd. Schuldenaar was niet vrijgesteld van de inspanningsverplichting.
Schuldenaar is gedurende de periode 2 juli 2019 tot en met 15 januari 2021 echter wel arbeidsongeschikt bevonden door het UWV, zoals ook is bevestigd in de brief van 15 januari 2021. Schuldenaar ontving in deze periode een Ziektewetuitkering. Uit de rapportage van Stichting SAP en de door schuldenaar overgelegde stukken blijkt ook dat schuldenaar medische klachten heeft ondervonden in die periode, op grond waarvan aannemelijk is dat hij in die periode niet goed in staat was om te werken. Uit de stukken blijkt onder meer dat schuldenaar lijdt aan psychische klachten en dat hij in 2020 een psychose heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden niet kan worden vastgesteld dat schuldenaar in deze periode is tekortgeschoten in de nakoming van zijn inspanningsverplichting.
Voorts geldt dat de gemeente schuldenaar per 28 juni 2021 heeft vrijgesteld van zijn arbeids- en sollicitatieverplichting in het kader van de door hem ontvangen uitkering op grond van de Participatiewet. De gemeente heeft hieraan het rapport van de Stichting SAP ten grondslag gelegd.
De rechtbank acht aannemelijk dat de klachten die schuldenaar ondervindt, ook hebben bestaan in de periode tussen het stopzetten van de Ziektewetuitkering en het moment waarop de gemeente een vrijstelling heeft verleend.
Het enkele feit dat de Ziektewetuitkering van schuldenaar per 15 januari 2021 is geëindigd, doet aan het voorgaande niet af. Het UWV heeft geoordeeld dat schuldenaar niet volledig arbeidsongeschikt kan worden verklaard, omdat schuldenaar niet voldoet aan een van de uitzonderingscriteria van het Schattingsbesluit van het UWV. Dat schuldenaar niet aan deze toetsingscriteria voldoet, neemt niet weg dat schuldenaar arbeidsbelemmeringen heeft. Ook het UWV stelt in haar rapportage van november 2020 vast dat er sprake is van beperkingen als gevolg van medische aandoeningen. Het UWV komt weliswaar tot de conclusie dat er enige mate van verdiencapaciteit resteert bij bepaalde specifieke functies, daaruit kan – mede in het licht van de overige beschikbare stukken – niet zonder meer de conclusie worden getrokken dat op schuldenaar met ingang van 15 januari 2021 een volledige arbeidsverplichting zou moeten komen te rusten.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat schuldenaar toerekenbaar tekort is geschoten in zijn arbeids- en sollicitatieverplichting, althans niet in zodanige mate dat dit tussentijdse beëindiging van de regeling rechtvaardigt.
Ten aanzien van de vraag of schuldenaar verwijtbaar heeft gehandeld door niet in bezwaar te gaan tegen de beëindiging van de Ziektewetuitkering, overweegt de rechtbank voorts als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat het in beginsel op de weg van schuldenaar had gelegen om tegen de beslissing van het UWV in bezwaar te gaan, nu hij het met de inhoud van die beslissing niet eens was. Daarbij geldt dat het rapport van de Stichting SAP het standpunt van schuldenaar onderschrijft; dit rapport is echter pas op 17 februari 2021 beschikbaar gekomen en dus na de bezwaarstermijn van 25 januari 2021 (zoals vermeld in het UWV besluit van 11 januari 2021). De conclusie dat schuldenaar in het rapport van de Stichting SAP aanleiding had moeten zien om in bezwaar te gaan, is in zoverre niet gerechtvaardigd. Daarbij geldt voorts dat de schuldenaar onder beschermingsbewind is gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank had het (mede) op de weg van de beschermingsbewindvoer gelegen om een aanvraag bij de rechtbank in te dienen voor een vervangende machtiging, teneinde in bezwaar te kunnen gaan tegen de beslissing van het UWV, gezien het (potentiële) financiële belang van schuldenaar.
Voorts geeft de beslissing van het UWV van 8 juli 2021 aanleiding te betwijfelen of het bezwaar zou hebben geleid tot toekenning van een Ziektewetuitkering. Bovendien is de omvang van het eventuele nadeel dat schuldeisers (zouden) hebben ondervonden als gevolg van het niet in bezwaar gaan tegen de beslissing, op dit moment niet goed vast te stellen. De beschermingsbewindvoerder heeft gewezen op de mogelijkheid van gedeeltelijke toekenning van de Ziektewetuitkering (als gevolg waarvan aanvulling met een bijstandsuitkering noodzakelijk zou kunnen zijn). Bovendien heeft de beschermingsbewindvoerder een herbeoordeling van de WIA-uitkering aangevraagd bij het UWV. De uitkomst daarvan is ook nog onduidelijk.
In het licht van het voorgaande rechtvaardigt het niet in bezwaar gaan tegen de beëindiging van de Ziektewetuitkering naar het oordeel van de rechtbank op dit moment niet de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling. Zodra de uitkomst van de herbeoordeling van de WIA-aanvraag duidelijk is, kan de bewindvoerder (ter beoordeling van de rechter-commissaris) een nader standpunt innemen over het concrete nadeel dat de schuldeisers in haar visie hebben ondervonden als gevolg van het handelen van schuldenaar, en de eventuele consequenties die daaraan zouden moeten worden verbonden (bijvoorbeeld in de vorm van compensatie).

4..De beslissing

De rechtbank:
- weigert de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.E. Prenger, rechter, en in aanwezigheid van mr. A.A. Dadzie, griffier, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juli 2021. [1]