ECLI:NL:RBROT:2021:7250

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
C/10/622030 / KG ZA 21-607
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over medewerking aan levering en verkoop van onroerende zaak in het kader van nalatenschap

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert de Vereffenaar, die optreedt namens de nalatenschap van de overleden heer [erflater], dat [gedaagde], een erfgenaam, medewerking verleent aan de verkoop en levering van een onroerende zaak. De achtergrond van de zaak betreft de nalatenschap van de heer [erflater], die op 20 augustus 2020 is overleden. De nalatenschap is beneficiair aanvaard door zijn kinderen, waaronder [gedaagde]. De Vereffenaar heeft een koopovereenkomst gesloten voor de verkoop van de woning, maar [gedaagde] weigert zijn medewerking te verlenen aan de ondertekening van de leveringsakte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Vereffenaar bevoegd is om de woning te verkopen, maar dat de juridische levering van de woning aan de heer [erflater] niet heeft plaatsgevonden. De voorzieningenrechter oordeelt dat [gedaagde] verplicht is om mee te werken aan de verkoop en levering van de woning, omdat hij belang heeft bij de afwikkeling van de nalatenschap. De rechtbank wijst de vordering van de Vereffenaar toe, met de bepaling dat [gedaagde] binnen vier uur na betekening van het vonnis zijn medewerking moet verlenen, anders treedt het vonnis in de plaats van zijn medewerking. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/622030 / KG ZA 21-607
Vonnis in kort geding van 21 juli 2021
in de zaak van
[eiseres]
in haar hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van wijlen de heer [erflater] ,
woonplaats gekozen hebbende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
advocaat mr. A.C. de Bakker te Hendrik-Ido-Ambacht,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna de Vereffenaar en [gedaagde] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 juli 2021, met producties;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 19 juli 2021;
  • de pleitnota van [gedaagde] , met producties;
  • de eiswijziging.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
Op 20 augustus 2020 is overleden de heer [erflater] , geboren te [geboorteplaats] (Nederlands-Indië) op [geboortedatum] (hierna: erflater).
2.2.
Erflater heeft bij testament van 13 januari 1989 over zijn nalatenschap beschikt. De kinderen van erflater, mevrouw [persoon A] (hierna: [persoon A] ) en [gedaagde] zijn tot zijn nalatenschap geroepen.
2.3.
[gedaagde] en [persoon A] hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard.
2.4.
Erflater was ten tijde van zijn overlijden ongehuwd. Tot 9 september 2018 was hij in gemeenschap van goederen gehuwd met wijlen mevrouw [erflaatster] (hierna: erflaatster), welk huwelijk door het overlijden van erflaatster werd ontbonden.
2.5.
Erflaatster had bij testament van 13 januari 1989 over haar nalatenschap beschikt. Uit het testament volgt dat erflater, [persoon A] en [gedaagde] tot haar nalatenschap zijn geroepen. In dit testament is bepaald dat aan erflater alle goederen van de nalatenschap zijn gelegateerd en dat aan [persoon A] en [gedaagde] beiden een vordering toekomt ter grootte van hun erfdeel.
2.6.
Het legaat aan erflater is niet afgegeven. Wel is op 3 september 2019 een conceptakte opgemaakt. Daarin staat vermeld dat alle goederen (waaronder de hierna te noemen onroerende zaak) en eventuele schulden aan erflater worden toebedeeld, onder de verplichting voor erflater om op grond van overbedeling aan ieder van de overige erfgenamen een bedrag schuldig te erkennen.
2.7.
Bij beschikking van 22 december 2020 heeft deze rechtbank op verzoek van [persoon A] de Vereffenaar als zodanig benoemd. In deze beschikking heeft de rechtbank onder meer het volgende overwogen:

Verzoekster is erfgenaam van erflater en de nalatenschap is door beide erfgenamen beneficiair aanvaard. Gelet hierop is aan de voorwaarden van het hiervoor genoemde artikel voldaan. Verzoekster heeft ook voldoende onderbouwd dat zij een belang heeft bij toewijzing van het verzoek. Zonder de medewerking van [gedaagde] kan de notaris immers niet verder gaan met de afwikkeling van de nalatenschap, terwijl de nalatenschap wel schulden bevat (in ieder geval de moederlijke erfdelen ten bedrage van € 67.912,50) en tot de nalatenschap een woning behoort. De rechtbank gaat ervan uit dat [gedaagde] geen bezwaar heeft tegen toewijzing van het verzoek, omdat hij geen gehoor heeft gegeven aan
de brief van de rechtbank om te laten weten of hij verweer wil voeren tegen onderhavig
verzoek. De rechtbank zal daarom gelet op het voorgaande het verzoek toewijzen.
2.8.
Bij e-mail van 19 mei 2021 heeft de Vereffenaar met betrekking tot de verkoop van de onroerende zaak aan de [adres] te ( [postcode] ) Rotterdam (hierna: de Woning) twee opties voorgelegd aan [persoon A] en [gedaagde] .
2.9.
Bij e-mail van 20 mei 2021 heeft [gedaagde] het volgende geschreven aan de Vereffenaar:

Op basis van de summiere spreadsheets en het advies van de makelaar kan voor koper 2 gekozen worden. “
2.10.
Op 8 juni 2021 heeft de Vereffenaar een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot de onroerende zaak aan de [adres] te ( [postcode] ) Rotterdam (hierna: de Woning). In de koopovereenkomst, opgemaakt volgens een modelovereenkomst van het NVM, is bepaald dat de levering zal plaatsvinden op 13 juli 2021. In de overeenkomst is een boetebeding opgenomen.
2.11.
In de conceptleveringsakte van Westport Notarissen staan de Vereffenaar, [gedaagde] en [persoon A] zowel tezamen als ieder afzonderlijk als verkoper opgenomen.
In deze akte staat op pagina 3 onder Voorafgaande verkrijging het volgende vermeld:

Blijkens een verklaring van erfrecht op drieëntwintig november tweeduizend achttien opgemaakt door notaris mr. P.A. Noort, notaris te Rotterdam:
 was erflater ten tijde van de verkrijging in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met mevrouw [erflaatster] (...)”
2.12.
Bij brief van 2 juli 2021 heeft Westport Notarissen [gedaagde] verzocht om medewerking te verlenen aan de overdracht van de Woning aan kopers. In deze brief schrijft Westport Notarissen dat de medewerking van [gedaagde] vereist is, omdat hij één van de erfgenamen is van erflaatster.
2.13.
Bij brief van 6 juli 2021 heeft Westport Notarissen aan [gedaagde] een nadere toelichting gegeven. Deze brief vermeldt het volgende:

In verband met de levering van de [adres] te Rotterdam hebben wij inzake het overlijden van uw moeder een kopie ontvangen van de verklaring van erfrecht, een kopie van haar testament en een afschrift van de ondertekende rente-overeenkomst.
Uit deze stukken concluderen wij dat uw vader destijds gebruik heeft gemaakt van het keuzelegaat (zoals opgenomen in het testament van uw moeder). Hierdoor is de nalatenschap van uw moeder in economische zin verdeeld. In verband met deze verdeling is de vordering ontstaan die u en uw zus op uw vader hadden. Hierover zijn nadere afspraken gemaakt in de rente-overeenkomst van 22 maart 2019. Deze vordering was blijkens de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 22 december 2020 destijds groot € 67.912,50.
De executeur in de nalatenschap van uw moeder (uw vader) heeft alleen verzuimd om het legaat ook in juridische zin af te geven. Daarom hebben we toch uw medewerking nodig om de overdracht van de [adres] plaats te laten vinden.
De vereffenaar is overigens wel bevoegd om de koopovereenkomst te ondertekenen.
2.14.
[gedaagde] heeft zijn medewerking aan de ondertekening van de leveringsakte tot op heden geweigerd.
2.15.
Bij brief van 14 juli 2021 hebben de kopers van de Woning de Vereffenaar in gebreke gesteld, haar gesommeerd de Woning binnen acht dagen nadien en te leveren en de contractuele boete aangezegd.

3..Het geschil

3.1.
Na wijziging van eis vordert de Vereffenaar, samengevat:
I. De Vereffenaar te machtigen tot het mede namens [gedaagde] te gelde doen maken van de Woning, meer in het bijzonder de Vereffenaar te machtigen mede namens gedaagde doen ondertekenen van de verkoopovereenkomst en de leveringsakte (overgelegd als productie 5) en het doen laten uitkeren van de verkoopopbrengst op ervenrekening van de nalatenschap van erflater;
II. [gedaagde] te veroordelen tot het geven van al het benodigde om tot verkoop van notariële levering van de Woning, zulks ter nakoming van de op 7 en 8 juni 2021 getekende koopovereenkomst (overgelegd als productie 4), meer in het bijzonder door onvoorwaardelijk de leveringsakte (overgelegd als productie 5) op eerste verzoek van de Vereffenaar te ondertekenen, zulks op straffe van een dwangsom;
met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Aan deze vordering legt de Vereffenaar het volgende ten grondslag.
[gedaagde] heeft geweigerd de conceptakte van 3 september 2019 te ondertekenen. Omdat die conceptakte nooit is gepasseerd is de Woning niet overeenkomstig het testament van erflaatster geleverd aan erflater. Daarom zijn [persoon A] en [gedaagde] beiden gerechtigd tot een onverdeeld aandeel in de onverdeelde helft van de Woning uit de nalatenschap van erflaatster. Om de Woning te leveren aan de kopers, moeten [persoon A] en [gedaagde] de leveringsakte medeondertekenen of daartoe een machtiging verlenen. Hoewel [gedaagde] belang heeft bij de verkoop en levering van de Woning, heeft hij geweigerd de volmacht te ondertekenen. Aangezien de kopers de contractuele boete hebben aangezegd, heeft de Vereffenaar een spoedeisend belang bij toewijzing van de vorderingen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van de Vereffenaar in de proceskosten. Hij voert daartoe samengevat het volgende aan.
3.3.1.
[gedaagde] was niet verplicht om de conceptakte van 3 september 2019 te ondertekenen. Hij maakt aanspraak op een geldvordering uit de erfenis van erflaatster en niet op een goederenrechtelijke constructie met betrekking tot de Woning.
3.3.2.
De Vereffenaar is er ten onrechte van uitgegaan dat de Woning in de nalatenschap van erflater viel en dat zij volledig bevoegd was tot verkoop en levering. De Vereffenaar maakt geen onderscheid tussen de nalatenschap van erflater en erflaatster en zij wil ten onrechte de verkoopopbrengst op de rekening van de ervenrekening van erflater te laten storten. Dat kan niet als het huis nog deels in de boedel van erflaatster zit. De Vereffenaar heeft bovendien boetebedingen afgesproken.
3.3.3.
[gedaagde] acht zich onbevoegd de leveringsakte te ondertekenen omdat hij de verkoopovereenkomst niet heeft ondertekend. Hierdoor ontstaat een onbegrijpelijke constructie waarvan hij de consequenties niet kan overzien. Zo vraagt hij zich af wat er gaat gebeuren als blijkt dat sprake is van paalrot.
3.3.4.
De conceptakte van Westport Notarissen bevat onjuistheden, onder meer omdat er staat dat erflater ten tijde van de verkrijging was gehuwd met erflaatster.
3.3.5.
De Vereffenaar probeert haar fouten af te wentelen op [gedaagde] door hem onder druk te zetten de leveringsakte te tekenen en te dreigen met hoge juridische kosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
In dit kort geding moet worden beoordeeld of [gedaagde] moet meewerken aan de verkoop en levering van de Woning aan de kopers.
4.2.
Bij de verkoop van de Woning is de Vereffenaar ervan uitgegaan dat zij bevoegd was om de Woning te verkopen en te leveren. De beoogd transporterend notaris gaat daar overigens ook van uit, blijkens de door [gedaagde] overgelegde stukken. Voor zover het de nalatenschap van erflater betreft, staat de bevoegdheid tussen partijen terecht niet ter discussie. Vast staat evenwel dat het aandeel in de Woning van erflaatster niet in juridische zin geleverd is aan erflater. Mogelijk hebben de Vereffenaar en de beoogd transporterend notaris dit over het hoofd gezien. Mogelijk hebben zij – in ieder geval aanvankelijk – het standpunt ingenomen dat de erfgenamen van erflaatster conform de conceptakte van 3 september 2019 wel een verdeling waren overeengekomen, waarbij de juridische levering van de Woning in de zin van artikel 3:186 in verbinding met 3:89 BW (als)nog diende plaats te vinden. De rente-overeenkomst die [gedaagde] volgens zijn verklaring wel heeft ondertekend vormt een aanwijzing voor de aanname dat de erfgenamen van erflaatster destijds zijn overeengekomen dat de Woning (en de andere vermogensbestanddelen uit de nalatenschap) overeenkomst het blijkbaar in haar testament opgenomen legaat aan erflater werden toebedeeld. Die rente-overeenkomst is kennelijk verbonden aan de hiervoor in 2.6. bedoelde (geld)vordering op erflater ter grootte van het erfdeel in de nalatenschap van erflaatster. Zonder de toedeling van Woning aan erflater, zou de vordering uit onderbedeling immers niet bestaan. Overigens is in dit kort geding niet duidelijk geworden waarom [gedaagde] , anders dan [persoon A] , de conceptakte van 3 september 2019 niet (alsnog) heeft getekend.
4.3.
Indien ervan wordt uitgegaan dat de nalatenschap van erflaatster reeds is verdeeld, is [gedaagde] verplicht om mee te werken aan de juridische levering van de Woning aan erflater. In het verlengde daarvan kan hij dan nu worden verplicht om mee te werken aan de levering van de Woning aan kopers.
Voor zover de Vereffenaar niet langer het standpunt inneemt dat de nalatenschap van erflaatster reeds is verdeeld, kan de Woning alleen aan de kopers worden geleverd indien [gedaagde] medewerking verleent aan die levering en hij ook alsnog partij wordt bij de koopovereenkomst. Dit laatste lijkt in dit kort geding aan de orde nu de Vereffenaar zich op het standpunt stelt dat [persoon A] en [gedaagde] beiden gerechtigd zijn tot een onverdeeld aandeel in de onverdeelde helft van de Woning uit de nalatenschap van erflaatster.
4.4.
Indien ervan wordt uitgegaan dat de verdeling reeds heeft plaatsgevonden, is [gedaagde] zonder meer tot medewerking aan de levering aan de kopers verplicht. De voorzieningenrechter kan aan de hand van het dossier – waarin het testament van erflaatster ontbreekt – evenwel niet met zekerheid vaststellen of de verdeling van de nalatenschap van erflaatster reeds heeft plaatsgevonden. Daarom zal de voorzieningenrechter beoordelen of [gedaagde] verplicht is om mee te werken aan de verkoop en levering van de Woning, voor het geval ervan moet worden uitgegaan dat de nalatenschap van erflaatster niet al is verdeeld.
4.5.
De voorzieningenrechter begrijpt het verweer van [gedaagde] aldus dat hij op zichzelf geen bezwaar heeft tegen de verkoop, maar dat hij niet zonder meer medewerking wenst te verlenen voor zover het de nalatenschap van zijn moeder betreft, omdat hij niet bij die verkoop betrokken is geweest. Hij heeft in dit verband gesteld dat zijn instemming met de verkoop aan kopers enkel ziet op de afwikkeling van de vereffening, maar hij heeft geen bezwaren gemaakt tegen de koopprijs en/of de leveringstermijn. [gedaagde] heeft verklaard dat hij mogelijk bezwaren ziet voor het geval de Woning op rotte palen mocht staan en dat de Vereffenaar boetebedingen heeft opgenomen zonder overleg. Deze bezwaren zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende zwaarwegend, aangezien de koopovereenkomst standaardbepalingen, zoals een gebruikelijk boetebeding, bevat. Bovendien zijn daarin ook een ouderdomsclausule – waarin onder meer staat dat verkoper niet instaat voor fundering – en een niet-gebruik beding opgenomen.
4.6.
De overige bezwaren van [gedaagde] zien op de betaling van de koopsom en op de vermelding in de conceptleveringsakte dat erflater ten tijde van de verkrijging van de Woning gehuwd was. Naar aanleiding van deze bezwaren heeft de Vereffenaar bij monde van haar advocaat toegezegd dat zij de vermelding met betrekking tot de huwelijkse staat van erflater zal laten wijzigen en dat zij bereid is de koopsom te laten overmaken op haar kwaliteitsrekening.
4.7.
Nu de bezwaren van [gedaagde] deels onvoldoende zwaarwegend zijn en deels worden weggenomen door de toegezegde aanpassingen, welke toezeggingen in dit vonnis zijn neergelegd, is de vordering tot medewerking aan de verkoop en levering toewijsbaar. Aangezien de kopers de contractuele boete reeds hebben aangezegd en de in dat kader gestelde termijn op het punt staat te verlopen, is het voor de vereffening van de nalatenschap van erflater van belang dat de Woning op zo kort mogelijke termijn aan kopers wordt geleverd. Dit is ook in het belang van [gedaagde] , in zijn hoedanigheid van erfgenaam. Omwille van de spoed wordt [gedaagde] gedurende vier uur na betekening van dit vonnis in de gelegenheid gesteld zijn medewerking te verlenen aan de levering en zo nodig verkoop van de Woning. Voor het geval [gedaagde] deze medewerking niet verleent, wordt bepaald dat dit vonnis zo nodig van die medewerking in de plaats treedt. Dit is het mindere van de onder I. gevorderde machtiging. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn de voor die machtiging vereiste gewichtige redenen op dit moment niet aanwezig.
4.8.
Voor oplegging van een dwangsom ziet de voorzieningenrechter in de gegeven omstandigheden geen aanleiding. Indien de Woning niet aan de kopers kan worden geleverd, is een nieuwe procedure aangewezen.
4.9.
In de omstandigheid dat de Vereffenaar kennelijk pas kort voor de levering het standpunt heeft ingenomen dat [gedaagde] medewerking moet verlenen aan die levering, in het feit dat op korte termijn is gedagvaard, en in de gedeeltelijke afwijzing van het gevorderde ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot het geven van al het benodigde om te komen tot verkoop en notariële levering van de Woning, zulks ter nakoming van de getekende koopovereenkomst (overgelegd als productie 4), door ondertekening van die koopovereenkomst en door ondertekening van de overeenkomstig rechtsoverweging 4.6 aangepaste leveringsakte,
5.2.
bepaalt dat indien [gedaagde] die medewerking niet binnen 4 uur na betekening van dit vonnis verleent, dit vonnis zo nodig in de plaats treedt van zijn voor verkoop en levering van de Woning vereiste medewerking, verklaring en/of handtekening,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2021.
3077/2009