ECLI:NL:RBROT:2021:7249

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
C/10/619496 / KG ZA 21-436
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming overeenkomst en aanvullende schadevergoeding in kort geding tussen Horrex Horen B.V. en Bruynzeel Home Products B.V.

In deze zaak heeft Horrex Horen B.V. (eiseres) een kort geding aangespannen tegen Bruynzeel Home Products B.V. (gedaagde) met als doel de nakoming van een overeenkomst en aanvullende schadevergoeding te vorderen. De procedure begon met een dagvaarding op 15 juni 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 24 juni 2021. Horrex stelt dat BHP onterecht haar leveringsverplichtingen heeft opgeschort, wat heeft geleid tot schade voor Horrex. Horrex heeft een voorlopige schadevergoeding van € 326.925,42 gevorderd, als voorschot op de totale schade die zij lijdt door de opschorting van de leveringen. BHP heeft echter betwist dat de opschorting onrechtmatig was, en heeft aangevoerd dat Horrex een aanzienlijke betalingsachterstand had. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Horrex niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat BHP onbevoegd tot opschorting is overgegaan. De vorderingen van Horrex zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van BHP, die zijn begroot op € 5.216,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/619496 / KG ZA 21-436
Vonnis in kort geding van 15 juli 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HORREX HOREN B.V.,
gevestigd te Ridderkerk,
eiseres,
advocaat mr. A.R.T. Odle te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BRUYNZEEL HOME PRODUCTS B.V.,
gevestigd te Hendrik-Ido-Ambacht,
gedaagde,
advocaat mr. T.A. Hartman te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Horrex en BHP genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 15 juni 2021, met producties en aanvullende producties;
  • de producties van BHP;
  • de mondelinge behandeling gehouden 24 juni 2021;
  • de pleitnota van Horrex;
  • de pleitnota’s van BHP.
1.2.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
Horrex, opgericht in 1987, houdt zich bezig met de verkoop van (plissé)hordeuren, voornamelijk ten behoeve van de caravan- en campingindustrie.
2.2.
BHP, de rechtsopvolger van Bruynzeel Plastics B.V., houdt zich onder meer bezig met de productie en levering van bouwmaterialen, waaronder hordeuren aan de Doe-het-zelfmarkt. Sinds 2006 vindt de productie van hordeuren plaats bij de Poolse vennootschap Deli Home SP Z.O.O. (hierna: DH Polen). BHP en DH Polen maken deel uit van het multinationale concern Delihome.
2.3.
Na een jarenlange samenwerking hebben Horrex en de rechtsvoorganger van BHP op 13 mei 2003 een overeenkomst gesloten, waarin het volgende is vastgelegd:
(de rechtsvoorganger van) BHP betaalt voor de door haar geproduceerde/verkochte plisséhordeuren een licentievergoeding aan Horrex;
Horrex levert productiematerialen ten behoeve van de productie van hordeuren door (de rechtsvoorganger van) BHP;
(de rechtsvoorganger van) BHP produceert plisséhordeuren voor Horrex.
2.4.
Tot 2006 leverde Horrex de productiematerialen aan (de rechtsvoorganger van) BHP, waarna deze hordeuren leverde aan Horrex. De kosten voor de productiematerialen werden hierbij verrekend.
2.5.
In 2006 heeft (de rechtsvoorganger van) BHP de productie van de hordeuren verplaatst naar DH Polen. Vervolgens is de samenwerking tot 2016 voortgezet, waarbij Horrex de productiematerialen leverde en factureerde aan DH Polen en DH Polen de hordeuren leverde en factureerde aan Horrex, waarbij de gebruikte productiematerialen werden verrekend.
2.6.
Vanaf 2016 is de samenwerking in die zin gewijzigd dat Horrex productiematerialen leverde en factureerde aan DH Polen, waarna DH Polen namens BHP leverde aan Horrex, waarna BHP Horrex factureerde voor de eindproducten. Hierbij betaalde DH Polen aan Horrex en Horrex aan BHP.
2.7.
Vanaf juni 2020 hebben partijen met elkaar gesproken over (partiële) beëindiging van de overeenkomst en over de betaling door Horrex van openstaande facturen en de (door BHP gewenste) betalingstermijn daarvan.
2.8.
Bij e-mail van 16 juli 2020 heeft BHP aan Horrex een overzicht gestuurd van sinds eind 2018 openstaande posten ter hoogte van in totaal € 82.732,39.
2.9.
Bij e-mail van 29 juli 2020 heeft DH Polen aan Horrex meegedeeld dat zij orders voor het leveren van productiematerialen wenste te annuleren.
2.10.
In oktober 2020 heeft BHP diverse betalingsverzoeken verzonden aan Horrex. Bij e-mail van 9 oktober 2020 heeft BHP meegedeeld dat zij de orders ophoudt totdat Horrex een deel van het op dat moment openstaande bedrag van € 125.000,- heeft voldaan.
2.11.
Op 28 oktober 2020 hebben partijen een overleg gevoerd over de beëindiging en de afwikkeling van de samenwerking. In een door Horrex opgesteld Exit Plan wordt uitgegaan van een beëindiging per 1 juli 2021. Hierbij zijn onder meer de over en weer openstaande facturen besproken en de terugname van grondstoffenvoorraad van DH Polen door Horrex.
2.12.
Bij e-mail van 13 november 2020 heeft BHP aan Horrex voorgesteld om over te gaan tot verrekening van de door Horrex aan DH Polen verschuldigde bedragen met de door Horrex aan BHP verschuldigde bedragen. Nadien hebben partijen met elkaar contact gehad over onder meer het opstellen van een akte van cessie en de juistheid van de facturen van DH Polen.
2.13.
Bij e-mail van 27 november 2020 heeft Horrex – ter voorbereiding van een overleg diezelfde dag – een agenda verzonden aan BHP. In deze agenda wordt uitgegaan van een beëindiging van de overeenkomst per 1 juli 2021 en een voorafgaand afbouwplan. Op de agenda staat voorts de facturatie.
2.14.
In december 2020 hebben partijen met elkaar contact gehad over onder meer de akte van cessie en het terugkopen van de voorraad door Horrex. Hierbij heeft Horrex aandacht gevraagd voor de juistheid van bepaalde facturen van DH Polen. Daarnaast heeft Horrex bij e-mail van 7 december 2020 verzocht om terug te komen op de gemaakte afspraken en nieuwe afspraken voorgesteld.
2.15.
Bij e-mail van 10 december 2020 heeft BHP aan Horrex meegedeeld dat zij de volgende maatregelen wenst te nemen:

Er wordt een akte van [c]essie opgesteld om de openstaande posten van Deli-Home naar Horrex en de openstaande posten van Horrex naar Deli-Home Polen te vereffenen;

Horrex zal de materialen die zij levert aan DHP zonder factuur sturen (in consignatie);

Horrex krijgt een factuur van DHP voor de huidige totale Horrex voorraad, zowel bij Horrex gekocht als bij externe partijen. Deze factuur kan in 4 termijnen van 2 weken worden betaald;

Voor iedere aankoop van grondstoffen voor Horrex productie door DHP zal de factuur gelijk worden gestuurd naar Horrex, met een betalingstermijn van 2 weken;

De prijzen van de goederen die Deli-Home levert aan Horrex, zullen worden verlaagd met deze grondstofkosten;

Deli-Home zal documenten opstellen om bovenstaande te bevestigen;

Tot bovenstaande is gerealiseerd, zal Deli-Home haar leveringen aan Horrex opschorten;

Voor de toekomstige leveringen geldt een betalingstermijn van 2 weken. Zodra deze betalingstermijn wordt overschreden zullen de leveringen worden opgeschort.
2.16.
Bij e-mail van 11 december 2020 heeft BHP een akte van cessie met daarbij twee overzichten van de openstaande posten verzonden aan Horrex. In de akte staat vermeld dat Horrex haar vordering op DH Polen cedeert aan BHP. Volgens de betalingsoverzichten bedraagt de vordering van BHP op Horrex € 114.703,36, terwijl de vordering van Horrex op DH Polen € 97.054,75 bedraagt.
2.17.
Horrex heeft de akte van cessie niet ondertekend.
2.18.
Begin januari 2021 hebben partijen met elkaar gesproken over de vervanging van de akte van cessie door betalingen in porties van € 20.000,- over en weer. Horrex heeft een betaling van € 20.000,- verricht. Vervolgens heeft BHP de leveringen hervat.
2.19.
Bij e-mail van 12 januari 2021 heeft Horrex een aangepaste beëindigingsovereenkomst verzonden aan BHP. In deze overeenkomst wordt uitgegaan van een beëindiging per 1 juli 2021. Deze overeenkomst bevat een met een boete versterkt concurrentiebeding voor het geval BHP zich zou begeven op de markt voor (sta)caravans en campers.
2.20.
Bij e-mail van 14 januari 2021 heeft BHP aan Horrex een (vereenvoudigd) voorstel gedaan voor de vastlegging van de gemaakte afspraken. Dit voorstel bevat geen concurrentiebeding.
2.21.
Na een betalingsverzoek van BHP heeft Horrex bij e-mail van 27 januari 2021 aan BHP meegedeeld dat zij vasthoudt aan het concurrentiebeding en dat zij na ondertekening van de beëindigingsovereenkomst de betalingen zal hervatten.
2.22.
Bij e-mail van diezelfde dag heeft BHP aan Horrex meegedeeld dat zij graag wil leveren volgens het afbouwplan, maar dat de facturen over 2020 ook betaald moeten worden. In deze e-mail schrijft BHP dat zij de leveringen staakt indien de betalingen uitblijven.
2.23.
Sinds 4 februari 2021 heeft BHP geen (eind)producten meer geleverd aan Horrex.
2.24.
In februari 2021 heeft BHP diverse aanmaningen verzonden aan Horrex voor facturen uit 2019, 2020 en 2021. Bij brief van 17 februari 2021 heeft de advocaat van BHP Horrex gesommeerd tot betaling van € 137.238,42.
2.25.
Vanaf maart 2021 hebben de advocaten van partijen met elkaar contact gehad over de over en weer openstaande facturen en de hervatting van de leveringen door BHP. Hierbij is onder meer de mogelijkheid van cessie aan de orde geweest alsmede om de betalingen te laten verlopen via de derdenrekening van de advocaat van BHP. Horrex heeft een aantal betalingen verricht.
2.26.
Bij e-mail van 12 maart 2021 heeft mr. Hartman namens BHP aan Horrex meegedeeld dat BHP onder voorwaarden akkoord gaat met de hervatting van de leveringen. Deze voorwaarden betreffen onder meer de beëindiging van de samenwerking per 1 juli 2021 en de ondertekening van een akte van cessie. Volgens de bij de e-mail gevoegde betalingsoverzichten bedraagt de vordering van BHP op Horrex € 97.258,23, terwijl de vordering van Horrex op DH Polen € 67.869,23 bedraagt.
2.27.
Bij brief van 15 april 2021 heeft de voormalig advocaat van Horrex BHP verzocht om de leveringen te hervatten. In deze brief heeft de advocaat van Horrex zich op het standpunt gesteld dat
  • de opschorting van de leveringsverplichtingen door BHP onrechtmatig is, omdat BHP daartoe gelet op de jarenlange samenwerking niet gerechtigd was en omdat BHP ervan op de hoogte is dat Horrex door de opschorting haar verplichtingen aan haar afnemers niet meer kan voldoen.
  • het BHP niet om de betaling van de uitstaande facturen te doen is, maar om beëindiging van de overeenkomst onder voor haar gunstige voorwaarden.
  • dat BHP na een betaling van € 17.171,99 door Horrex en na verrekening van de facturen over en weer niets meer van Horrex te vorderen heeft.
 dat voor de verrekening geen cessie is vereist, maar dat daarover wel overleg mogelijk is, waarbij het facturenoverzicht moet worden aangepast en dat discussie over deze aanpassing geen reden mag vormen om de leveringen niet te hervatten.
2.28.
Bij brief van 16 april 2021 heeft de advocaat van BHP aan de voormalig advocaat van Horrex meegedeeld dat verrekening niet mogelijk is zonder de cessie en dat BHP vasthoudt aan de beëindiging per 1 juli 2021 en dat BHP alleen onder die voorwaarden bereid is de leveringen te hervatten.
2.29.
Bij e-mail van 21 april 2021 heeft de advocaat van BHP een aangepaste akte van cessie verzonden aan de voormalig advocaat van Horrex.
2.30.
Bij e-mail van 20 mei 2021 heeft de advocaat van BHP met betrekking tot de openstaande facturen het volgende meegedeeld aan de (huidige) advocaat van Horrex:

Na cessie en verrekening, heeft Deli NL nog een vordering van EUR 29.389 op Horrex B.V. Op 4 maart 2021 heeft Horrex B.V. EUR 27.504,42 betaald, waarna er nog EUR 1.884,58 open staat na ondertekening van de akte van cessie. Zoals eerder meegedeeld, is cliënte bereid om dit restantbedrag af te schrijven indien de akte van cessie wordt getekend. Zonder ondertekening staat er voor de facturen die in de akte van cessie zijn opgenomen nog EUR 69.753,81 open van Deli NL op Horrex.
(...)
Om zaken niet nog ingewikkelder te maken, is Cliënte bereid om de door Horrex aangepaste prijs van factuur [factuurnummer] te accepteren en ook mee te gaan in de verrekening van EUR 2.701,9. Cliënte is echter niet bereid om te accepteren dat Horrex facturen 15808 en 15843 nu tweemaal verrekend. Na ondertekening van de akte van cessie, is Horrex nog EUR 4.145,79 verschuldigd aan Deli NL.
Tevens blijft het aanbod van Deli staan om de leveringen weer te hervatten na ontvangst van de door Horrex getekende akte van cessie die ik heb bijgevoegd. Daarbij merk ik op dat ik overweging E (die op verzoek van de vorige advocaat van Horrex was opgenomen) iets heb aangepast naar aanleiding van bovenstaande.

3..Het geschil

3.1.
Horrex vordert, samengevat:
I. BHP te veroordelen tot nakoming van de overeenkomst waaronder meer specifiek ook het produceren en leveren aan Horrex van de door Horrex bestelde Horrex Hordeuren uiterlijk één week na betekening van het vonnis op straffe van een dwangsom;
II. BHP te veroordelen de schade die Horrex lijdt en heeft geleden ten gevolge van de onbevoegde opschorting te vergoeden nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en te veroordelen tot betaling bij wijze van voorschot op geleden en nog te lijden schade een bedrag van € 326.925,42 omvattende reeds geleden omzet- en winstderving, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW althans de gewone wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag dat BH Nederland in verzuim is, althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum;
met veroordeling van BHP in de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Aan deze vordering legt Horrex het volgende ten grondslag.
3.2.1.
Gedurende de jarenlange samenwerking van partijen zijn partijen een vorm van verrekening overeengekomen, waarbij de kosten voor de aan Horrex geleverde eindproducten werden verrekend met de facturen voor de productiematerialen en – doorgaans ook – de licentievergoeding. Dit is zo gebleven nadat BHP de productie bij DH Polen had ondergebracht.
3.2.2.
BHP was niet tot opschorting van de overeenkomst bevoegd, aangezien haar vorderingen door (de overeengekomen wijze van) verrekening teniet gegaan zijn. Subsidiair geldt dat de opschorting disproportioneel is, aangezien de eventuele betalingsachterstand van Horrex beperkt is tot € 4.145,79, minder dan 1% van de jaarlijkse omzet. Daar komt bij dat de facturen van DH Polen veel fouten bevatten of onterecht waren verstuurd. De opschorting is voorts in strijd met de redelijkheid en billijkheid, aangezien BHP een betalingsgeschil heeft geconstrueerd en de opschorting als pressiemiddel gebruikt om Horrex te dwingen akkoord te gaan met de beëindiging van de overeenkomst onder voor haar ongunstige voorwaarden.
3.2.3.
Aangezien Horrex schade lijdt door de onbevoegde opschorting, heeft Horrex een spoedeisend belang bij de door haar gevorderde nakoming.
3.2.4.
Horrex begroot haar schade voorlopig op € 397.357,14, bestaande uit extra productiekosten, extra transportkosten, kosten voor machines en gereedschap, overuren, claims van klanten en verlies aan omzet. Horrex vordert terzake een voorschot van € 326.925,42.
3.3.
BHP voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde verweer, met veroordeling van Horrex in de proceskosten. BHP voert daartoe het volgende aan.
3.3.1.
Medio 2020 wenste Horrex de samenwerking te beëindigen, omdat zij de door BHP aangekondigde prijsverhogingen niet wenste te accepteren. Al in juli 2020 heeft BHP Horrex erop gewezen dat zij aan haar betalingsverplichtingen diende te voldoen.
3.3.2.
De opschorting van de leveringsverplichtingen is niet onrechtmatig, aangezien Horrex een aanzienlijke betalingsachterstand heeft. De door Horrex gestelde verrekening met haar vorderingen op DH Polen is zonder ondertekening van de akte van cessie niet mogelijk, aangezien DH Polen een derde is. Zonder ondertekening van de akte van cessie heeft BHP € 77.852,93 te vorderen van Horrex, waarvan zij bereid is om € 5.837,91 af te schrijven als de akte van cessie door Horrex wordt ondertekend. Daarmee wordt € 69.753,81 verrekend en dient Horrex nog € 4.145,79 te voldoen in verband met door Horrex dubbel verrekende facturen.
3.3.3.
Nog daargelaten dat de opschorting rechtmatig was, betwist BHP de hoogte van de door Horrex gestelde schade.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil of BHP op goede gronden een beroep heeft gedaan op opschorting van haar uit de tussen partijen gesloten overeenkomst voortvloeiende leveringsverplichting en of Horrex recht heeft op een voorschot voor de door haar geleden schade. Dit geschil kan niet los gezien worden van de tussen partijen gevoerde onderhandelingen over de beëindiging van hun langdurige samenwerking.
Opschorting
4.2.
Horrex heeft erkend dat zij facturen van BHP uit 2019 en 2020 gedurende langere tijd onbetaald heeft gelaten. Daarmee was BHP in beginsel bevoegd om haar leveringsverplichtingen op te schorten. Het verweer van Horrex dat het tussen partijen gebruikelijk was om de facturen van BHP te verrekenen met die van Horrex aan DH Polen en met de (jaarlijkse) licentievergoeding, maakt dit niet anders. Volgens de eigen stellingen van Horrex overtroffen de vorderingen van BHP altijd de vorderingen van Horrex, zodat ook met verrekening sprake was van een vordering van BHP. Daarnaast is het onvoldoende aannemelijk geworden dat de tussen partijen gebruikelijke betalingstermijnen eraan in de weg staan dat BHP aanspraak maakt op betaling van vervallen facturen, ook indien zij dat vóór juli 2020 niet heeft gedaan. Daar komt bij dat Horrex geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit zou kunnen volgen dat zij erop mocht vertrouwen dat BHP na de in juli 2020 gevoerde gesprekken over de beëindiging van de samenwerking (nog altijd) instemde met verrekening en/of het langere tijd onbetaald laten van vervallen facturen. Ook de onder 2.18 vermelde afspraak op grond waarvan over en weer betalingen van € 20.000,- zouden worden verricht wijst op het tegendeel.
4.3.
Horrex heeft niet weersproken dat er in augustus, oktober en december 2020 en in januari 2021 aanzienlijke bedragen openstonden. Gelet op die openstaande bedragen was opschorting op die momenten niet onevenredig. Voorts staat tussen partijen vast dat Horrex in april en mei 2021 ook niet (volledig) aan de financiële voorwaarden heeft voldaan. Gelet op de voorafgaande betalingsgeschiedenis was opschorting ook op dat moment niet onevenredig.
4.4.
Naar voorlopig oordeel valt niet in te zien dat de eis van BHP tot betaling dan wel ondertekening van een akte van cessie en verrekening onredelijk was. De discussie over de juistheid van de facturen van DH Polen maakt dat niet anders, aangezien die discussie toch op enig moment zou moeten worden gevoerd. Deze discussie hebben partijen overigens vanaf maart 2021 alsnog gevoerd.
4.5.
Horrex heeft ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de opschorting in strijd was met de redelijkheid en billijkheid. Op zichzelf is aannemelijk dat Horrex door de opschorting problemen heeft gekregen met haar afnemers en dat dit voor BHP kenbaar was. Horrex heeft evenwel geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit volgt waarom zij niet tegemoet kon komen aan de eisen van BHP, zoals gesteld in de e-mail van 10 december 2020 of het (in 2.18 vermelde) voorstel van begin januari 2021 om in porties van € 20.000,- te betalen. Ook aan de eisen gesteld in de brief van 20 mei 2021 is niet voldaan.
4.6.
Het verwijt van Horrex dat BHP het betalingsgeschil heeft aangegrepen om de beëindiging van de samenwerking af te dwingen, vindt onvoldoende steun in de feiten. Tot aan januari 2021 waren de gesprekken over de betalingen gescheiden van die over de beëindiging, waarbij de gesprekken over de beëindiging werden gevoerd aan de hand van een exit-plan van Horrex. BHP heeft voorts onweersproken gesteld dat Horrex ook in februari 2019 een aanzienlijke betalingsachterstand had en dat Horrex de betalingsachterstand na aanvang van de gesprekken over de beëindiging heeft laten oplopen. Pas in januari 2021 is de link tussen de beëindiging en de hervatting van de leveringen voor het eerst gelegd. In de onderhandelingen over de beëindiging was het voor Horrex een breekpunt dat BHP weigerde een door Horrex voorgesteld concurrentiebeding te ondertekenen. Zonder nadere toelichting – die Horrex niet heeft gegeven – valt niet in te zien dat die weigering maakt dat BHP de leveringen moet hervatten, zonder dat Horrex aan haar betalingsverplichtingen heeft voldaan. Hierbij merkt de voorzieningenrechter op dat BHP in de correspondentie en in dit kort geding bij herhaling heeft toegezegd niet geïnteresseerd te zijn om zich te begeven op de markt van Horrex.
4.7.
Aangezien partijen het erover eens leken te zijn dat hun samenwerking per 1 juli 2021 zou eindigen, valt niet in te zien welk belang Horrex heeft bij de door haar gevorderde verstrekkende voorziening, die lijkt te zien op een algehele hervatting van de overeenkomst, zonder reële einddatum. In dit verband heeft Horrex tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij – zeker na de opschorting van de leveringen – reeds heeft voorgesorteerd op de beëindiging van de samenwerking. Indien Horrex belang heeft bij de levering van specifieke producten, dan had zij daarvoor een voorziening moeten vorderen.
Schadevergoeding
4.8.
Bij een geldvordering in kort geding is terughoudendheid bij toewijzing op zijn plaats. Bij de beoordeling speelt een rol of de vordering voldoende aannemelijk is, of een onmiddellijke voorziening vereist is en of er een restitutierisico is.
4.9.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat BHP onbevoegdelijk tot opschorting is overgegaan, aangezien Horrex ook in mei 2021 nog niet had voldaan aan de (financiële) voorwaarden die BHP aan de hervatting van de leveringen had gesteld. Hiermee is onvoldoende aannemelijk dat BHP aansprakelijk kan worden gehouden voor de door Horrex gestelde schade. De hoogte van die schade is door BHP bovendien gemotiveerd betwist en daartegenover heeft Horrex deze onvoldoende gesubstantieerd. Dit betekent dat deze vordering – nog daargelaten het spoedeisend belang en het restitutierisico – moet worden afgewezen.
4.10.
De slotsom is dat de vorderingen van Horrex worden afgewezen. Zij wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van BHP worden begroot op:
- griffierecht € 4.200,00
- salaris advocaat €
1.016,00
Totaal € 5.216,00

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Horrex in de proceskosten, aan de zijde van BHP tot op heden begroot op € 5.216,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2021.
3077/676