ECLI:NL:RBROT:2021:7225

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
9041778 CV EXPL 21-808
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding wegens scheur in tweedehands motorblok

In deze zaak vorderde eiseres schadevergoeding van gedaagde wegens een scheur in een tweedehands motorblok dat zij had gekocht. De kantonrechter te Dordrecht heeft op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in deze civiele zaak. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. E.F.M. Baert, stelde dat het motorblok niet voldeed aan de overeenkomst omdat het vorstschade had. Gedaagde, die in persoon procedeerde, betwistte dit en stelde dat eiseres enkel geïnteresseerd was in de drijfstangen van het motorblok. De kantonrechter oordeelde echter dat eiseres voldoende bewijs had geleverd dat het motorblok niet de eigenschappen bezat die zij mocht verwachten. Gedaagde was niet verschenen op de mondelinge behandeling en had de claims van eiseres niet weersproken. De kantonrechter concludeerde dat gedaagde toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst. Eiseres werd in het gelijk gesteld en gedaagde werd veroordeeld tot betaling van € 450,-, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 20 april 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, alsook in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9041778 CV EXPL 21-808
uitspraak: 29 juli 2021 (bij vervroeging)
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:
[eiseres]
,
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.F.M. Baert,
tegen
[gedaagde] ,h.o.d.n. [naam bedrijf] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
die procedeert in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 15 februari 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 29 april 2021 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 2 juni 2021;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 20 juli 2021.
1.2
[gedaagde] is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling van 20 juli 2021 verschenen.
1.3
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De beoordeling

2.1
[eiseres] vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 450,- te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over dit bedrag van 20 april 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2
[eiseres] heeft bij [gedaagde] een ‘kale motor’ gekocht, een basisblok zonder opbouw, en stelt dat dit vorstschade had, waardoor het niet beantwoordde aan de overeenkomst. [gedaagde] heeft betoogd dat het [eiseres] slechts om de drijfstangen te doen was, maar gelet op de door [eiseres] overgelegde tussen partijen gewisselde WhatsAppberichten en het berichtenverkeer van Marktplaats waarin [eiseres] expliciet zegt dat zij alleen het kale blok nodig heeft en zij zich dus niet beperkt tot de drijfstangen, volgt de kantonrechter [gedaagde] niet in dit betoog.
2.3
[eiseres] heeft gesteld en [gedaagde] heeft niet betwist dat er een scheur in het motorblok zit en van [gedaagde] vergoeding van de betaalde koopprijs gevorderd. De kantonrechter begrijpt dat [eiseres] aldus een beroep doet op schadevergoeding wegens wanprestatie.
2.4
Op grond van artikel 6:74 BW verplicht iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de schuldenaar de schade te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend. [eiseres] heeft aan de hand van overgelegde foto’s ter zitting toegelicht dat de door haar vakgarage aangetroffen scheur in het motorblok, die maakt dat het motorblok niet bruikbaar is, door [gedaagde] als ter zake kundige voor de verkoop had kunnen en moeten worden geconstateerd: het met een schroevendraaier oplichten van de klepdekselpakking zou daartoe hebben volstaan. [gedaagde] is niet ter zitting verschenen en heeft dit dan ook niet weersproken. De kantonrechter ziet geen aanleiding [eiseres] niet in deze toelichting te volgen.
2.5
Onder deze omstandigheden moet worden geoordeeld dat het motorblok bij verkoop niet de eigenschappen bevatte die [eiseres] mocht verwachten. Hierbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat er geen enkele aanwijzing is dat de scheur na aankoop op 20 april 2020 door vorst of anderszins is ontstaan, zoals [gedaagde] nog heeft gesuggereerd. De omstandigheid dat [gedaagde] , naar hij stelt en door [eiseres] is betwist, een garantie van drie maanden heeft gegeven op het draaiende gedeelte, doet niet af aan de redelijke verwachtingen die [eiseres] bij de koop van het motorblok mocht hebben. [gedaagde] is daarom toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen op grond van de overeenkomst.
2.6
De kantonrechter constateert dat [gedaagde] ondanks aanmaningen van [eiseres] niet tot vervanging van het motorblok of tot terugbetaling van de koopsom is overgegaan en dat [gedaagde] zich daar blijkens zijn e-mailbericht van 6 januari 2021 ook niet toe gehouden acht. [gedaagde] is hierdoor in verzuim.
2.7
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat [eiseres] terecht schadevergoeding heeft gevorderd ter hoogte van de koopprijs, zodat [gedaagde] tot betaling daarvan zal worden veroordeeld, met de door hem niet weersproken gevorderde wettelijk handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 20 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening en proceskosten als na te melden.

3..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde] aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 450,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over dit bedrag vanaf 20 april 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 126,- aan griffierecht, € 87,61 aan dagvaardingskosten en € 150,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. P.G.J. van den Berg en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44221