ECLI:NL:RBROT:2021:7216

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
C/10/613862 / HA ZA 21-178
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betekening en dwangsom in civiele procedure met internationale dimensie

In deze civiele procedure tussen Al Nour Foundation en Woondael c.s. staat de geldigheid van de betekening van een vonnis in kort geding centraal. Al Nour, een stichting naar Duits recht, heeft een koopovereenkomst gesloten met Woondael c.s. voor de verkoop van een gebouw in Rotterdam. Na een vonnis van de voorzieningenrechter op 10 november 2020, waarin Al Nour werd veroordeeld tot levering van het gekochte, heeft Woondael c.s. het vonnis op 12 november 2020 laten betekenen aan het kantoor van Al Nour's advocaat, mr. U. Arslan. Al Nour heeft echter betoogd dat deze betekening niet rechtsgeldig was, omdat zij niet op de hoogte was van de inhoud van het vonnis en dat de betekening aan haar kantoor niet voldeed aan de vereisten van de wet. De rechtbank oordeelt dat de betekening op 12 november 2020 nietig is, omdat Al Nour hierdoor onredelijk is benadeeld. De rechtbank stelt vast dat de betekening op 2 december 2020, op het adres van Al Nour in Heidelberg, de enige geldige betekening is. Hierdoor zijn de dwangsommen pas verbeurd na deze datum. De rechtbank wijst de vorderingen van Al Nour grotendeels toe en veroordeelt Woondael c.s. in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/613862 / HA ZA 21-178
Vonnis van 14 juli 2021
in de zaak van
de stichting naar Duits recht
AL NOUR FOUNDATION,
gevestigd te Heidelberg,
eiseres,
advocaat mr. U. Arslan te 's-Gravenhage,
tegen

1..de commanditaire vennootschap WOONDAEL C.V.,

gevestigd te Rotterdam,
2. de stichting
STICHTING BEWAARDER WOONDAEL,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagden,
advocaat mr. R. Sekeris te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Al Nour en Woondael c.s. genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 februari 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de brief van de rechtbank van 6 mei 2021 met een zittingsagenda;
  • de aanvullende productie van Woondael c.s.;
  • het proces-verbaal van de zitting van 15 juni 2021;
  • de pleitaantekeningen van beide advocaten.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Tussen partijen is een koopovereenkomst tot stand gekomen met betrekking tot de verkoop door Al Nour aan Woondael c.s. van een gebouw in Rotterdam Charlois.
2.2.
Al Nour heeft het gekochte niet op de afgesproken datum aan Woondael c.s. geleverd. Bij vonnis in kort geding van 10 november 2020 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank Al Nour veroordeeld binnen vijf dagen na betekening van het vonnis aan de levering mee te werken, op straffe van een dwangsom van € 25.000 ineens en € 10.000 voor elke dag dat Al Nour in gebreke zou blijven met de voldoening aan de veroordeling. Aan de dwangsom is een maximum verbonden van € 400.000.
2.3.
In de kortgedingprocedure werd Al Nour bijgestaan door mr. Arslan.
2.4.
Op 10 november 2020 heeft mr. Arslan kennis genomen van het vonnis van de voorzieningenrechter.
2.5.
Op 12 november 2020 heeft Woondael c.s. het vonnis laten betekenen aan het kantooradres van mr. Arslan.
2.6.
Op 12 november 2020 heeft Woondael c.s. (ook) een verzoek tot betekening ingediend bij het Amtsgericht Heidelberg op grond van artikel 9 van de EU-Betekeningsverordening (hierna: BetVo). Naar aanleiding van dit verzoek heeft Al Nour het vonnis op 2 december 2020 op haar adres in Heidelberg betekend gekregen.
2.7.
Al Nour is op 20 november 2020 in hoger beroep gegaan tegen het vonnis van de voorzieningenrechter. Dit hoger beroep loopt nog.
2.8.
Op 14 december 2020 heeft de levering van het gekochte alsnog plaatsgevonden.

3..Het geschil

3.1.
Al Nour vordert – samengevat – het volgende:
  • een verklaring voor recht dat, als het vonnis in hoger beroep in stand blijft, de dwangsommen niet eerder dan vanaf 8 december 2020 zijn verbeurd, althans een datum te bepalen vanaf welke de dwangsommen zijn verbeurd;
  • veroordeling van Woondael c.s. in de proceskosten.
3.2.
Woondael c.s. voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Al Nour in de proceskosten.

4..De beoordeling

4.1.
In deze procedure gaat het over de vraag gedurende welke periode Al Nour dwangsommen heeft verbeurd als gevolg van het vonnis van de voorzieningenrechter. Al Nour meent overigens primair dat het vonnis voor vernietiging in aanmerking komt, omdat er in het geheel geen reden was voor een veroordeling onder dwangsom. Dat primaire standpunt ligt bij het hof voor. Zolang het hof niet heeft beslist, moet uitgegaan worden van het vonnis van de voorzieningenrechter. Uitgaande van die veroordeling stelt Al Nour zich op het standpunt dat de betekening van het vonnis pas op 2 december 2020 is afgerond en dat zij dus pas met ingang van (vijf dagen daarna, dat is volgens haar) 8 december 2020 dwangsommen heeft verbeurd. Woondael c.s. meent dat Al Nour al dwangsommen heeft verbeurd vanaf (vijf dagen na) de dag waarop het vonnis aan het kantooradres van mr. Arslan is betekend. Subsidiair meent zij dat een eventueel gebrek in de betekening tijdig is hersteld en dat Al Nour hoe dan ook door een eventuele gebrekkige betekening niet in haar belangen is geschaad.
4.2.
Op grond van artikel 611a lid 3 Rv kunnen geen dwangsommen worden verbeurd voorafgaande aan de betekening van het vonnis, waarin de dwangsom is vastgesteld. Zonder betekening dus geen verbeurte van dwangsommen. Dit voorschrift dient de rechtszekerheid. Betekening stelt het moment vast waarop de veroordeelde partij weet (of geacht wordt te weten) welke verplichting de rechter haar heeft opgelegd en welke financiële prikkel tot nakoming de rechter aan die verplichting heeft verbonden.
4.3.
Niet ter discussie staat dat betekening aan het eigen adres van Al Nour heeft plaatsgevonden op 2 december 2020. Bij die betekening zijn alle voorschriften van de Herziene EG-Betekeningsverordening (BetVo) in acht genomen (zie ook artikel 56 Rv). Vast staat dat Al Nour het gekochte niet binnen de door de voorzieningenrechter gegeven termijn van vijf dagen nadien heeft geleverd. Nu de levering alsnog heeft plaatsgevonden op 14 december 2020, moet aangenomen worden dat Al Nour in elk geval ingevolge de betekening van 2 december 2020 dwangsommen heeft verbeurd.
4.4.
Voor haar standpunt dat ook de betekening op 12 november 2020 aan het kantoor van mr. Arslan geldig is, beroept Woondael c.s. zich allereerst op artikel 63 Rv. Dit beroep gaat niet op. Op grond van artikel 63 lid 1 Rv kunnen exploten waarbij, kort gezegd, een rechtsmiddel wordt ingesteld ook worden gedaan aan het kantoor van de advocaat. Deze situatie doet zich hier niet voor. Het exploot van 12 november 2020 zag immers niet op het instellen van een rechtsmiddel. Het tweede lid van artikel 63 Rv voorziet in de mogelijkheid dat een exploot wordt gedaan aan een woonplaats die volgens wettelijk voorschrift in verband met executie is gekozen. Ook dat doet zich hier niet voor. Er is geen wettelijk voorschrift waaruit volgt dat Al Nour in verband met de verbeurte van dwangsommen woonplaats heeft gekozen (of geacht wordt te hebben gekozen) bij het kantoor van haar advocaat.
4.5.
De betekening aan het kantoor van mr. Arslan is volgens Woondael c.s. ook geldig omdat dat zij erop heeft mogen vertrouwen dat mr. Arslan optrad als vertegenwoordiger van Al Nour en – zo begrijpt de rechtbank – daarom ook bevoegd was om namens Al Nour exploten in ontvangst te nemen. Ook dit betoog faalt. Uit de door Woondael c.s. aangevoerde omstandigheden heeft zij in redelijkheid niet mogen afleiden dat Al Nour voor de betekening van het vonnis van 10 november 2020 woonplaats heeft willen kiezen op het kantoor van mr. Arslan. Het optreden als advocaat, in onderhandelingen en in procedures, is daarvoor onvoldoende. Dat geldt in het algemeen, en zeker in dit specifieke geval. Al Nour heeft er onbetwist op gewezen dat de kwestie van woonplaatskeuze voorafgaande aan het kort geding uitdrukkelijk tussen partijen aan de orde is gekomen. Die woonplaatskeuze is niet gemaakt, waarna de inleidende dagvaarding is betekend aan het adres van Al Nour in Heidelberg. Die omstandigheid maakt eens te meer dat Woondael c.s. er redelijkerwijs niet op heeft kunnen vertrouwen dat voor de betekening van het vonnis wel een dergelijke woonplaatskeuze of vertegenwoordigingsbevoegdheid aan de orde zou zijn.
4.6.
Woondael c.s. meent verder dat een eventueel gebrekkige betekening aan het kantoor van mr. Arslan is hersteld door de latere betekening aan het adres van Al Nour in Heidelberg. Dit betoog gaat evenmin op. De voorwaarde van betekening van een vonnis waarin een dwangsom is opgenomen strekt er als gezegd toe het moment vast te stellen waarop de desbetreffende partij van de veroordeling kennis heeft genomen. Heeft de rechter in zijn veroordelend vonnis gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 611a lid 3 Rv – zoals in dit geval is gebeurd – dan markeert de betekening ook de aanvang van de termijn gedurende welke die partij nog gelegenheid heeft na te komen zonder dat zij dwangsommen verbeurt. Met deze aard en strekking van het betekeningsvoorschrift met betrekking tot dwangsommen laat zich niet verenigen dat een aanvankelijk gebrekkige betekening op een later moment wordt hersteld met als gevolg dat alsnog van die eerdere gebrekkige betekening zou moeten worden uitgegaan. Dat zou er immers op neer komen dat achteraf wordt vastgesteld gedurende welke termijn in het verleden de veroordeelde gelegenheid heeft gehad aan het verbeuren van dwangsommen te ontkomen.
4.7.
Ten slotte meent Woondael c.s dat Al Nour niet in haar belangen is geschaad als gevolg van een eventueel gebrekkige betekening. Als gevolg van de betekening van het vonnis aan het kantoor van mr. Arslan was Al Nour volgens Woondael c.s. in elk geval vanaf die datum van de inhoud van het vonnis op de hoogte. Dat blijkt uit uitlatingen van mr. Arslan jegens (de advocaat van) Woondael c.s. Ook het gegeven dat al op 20 november 2020 hoger beroep is ingesteld tegen het vonnis van de voorzieningenrechter wijst erop dat Al Nour al ruim voor de betekening op 2 december 2020 van de inhoud van het vonnis op de hoogte was. Ook dit verweer kan niet slagen. De rechtbank overweegt als volgt.
4.8.
Op grond van artikel 66 Rv brengt de niet-naleving van hetgeen over betekening van exploten in de voorafgaande artikelen is voorgeschreven slechts nietigheid mee, voor zover aannemelijk is dat degene voor wie het exploot is bestemd door het gebrek onredelijk is benadeeld. Artikel 56 Rv is niet van de reikwijdte van artikel 66 Rv uitgezonderd. Ook voor exploten bestemd voor iemand met een bekend adres in een ander land van de EU geldt dus de regel dat een gebrekkig exploot slechts nietig is in geval onredelijke benadeling van de geëxploteerde. Die benadeling moet verband houden met de bescherming van de belangen waarop de geschonden norm betrekking heeft.
4.9.
De voorschriften voor betekening als bedoeld in artikel 56 Rv en de BetVo voorzien onder andere in de verplichting voor de deurwaarder om de geadresseerde te informeren in de taal van het land waarin deze zich bevindt. Zo moet het bij betekening te gebruiken formulier in die taal zijn ingevuld en mag de geadresseerde de betekening weigeren als het betekende stuk niet vergezeld gaat van een vertaling in die taal. Daarmee wordt zoveel mogelijk bereikt dat de geadresseerde het desbetreffende stuk niet alleen ontvangt maar ook kan begrijpen. In beginsel moet daarom worden aangenomen dat een betekening waarmee deze waarborgen worden omzeild de geadresseerde onredelijk benadeelt. Dit geldt te meer in geval van betekening van een vonnis waarin een met een dwangsom versterkte veroordeling is opgenomen. In een dergelijk geval moet de geadresseerde immers daadwerkelijk kennis (kunnen) nemen van de exacte inhoud van de veroordeling om te weten wat hij moet doen om het verbeuren van dwangsommen te voorkomen.
4.10.
In het onderhavige geval kan genoegzaam worden aangenomen dat Al Nour al op 10 november 2020 wist dat zij de kortgedingprocedure verloren had. Zij heeft in de onderhavige procedure aangevoerd dat mr. Arslan haar in die zin heeft bericht nadat hij van het kortgedingvonnis had kennis genomen. Ook heeft Al Nour aangevoerd dat mr. Arslan haar op diezelfde dag het vonnis heeft toegestuurd. Een vertaling heeft Al Nour echter niet ontvangen. Tijdens de zitting heeft mr. Arslan verklaard dat hij zich niet waagt aan een dergelijke vertaling en dat dit juist de taak van de deurwaarder is onder artikel 56 Rv. Dit is juist. Of mr. Arslan nu wel of niet geacht moet worden in staat te zijn geweest Al Nour te voorzien van een correcte vertaling van het kortgedingvonnis, van belang is vooral dat, gelet op deze onbetwiste stellingen, niet kan worden aangenomen dat Al Nour eerder dan 2 december 2020 op correcte wijze is geïnformeerd over de inhoud van de veroordeling. Het feit dat Al Nour al op 20 november 2020 hoger beroep heeft ingesteld maakt dit niet anders. De beslissing daartoe over te gaan impliceert immers niet dat Al Nour kennis heeft genomen van de exacte formulering van de veroordeling. Dit betekent dat de gebrekkige betekening op 12 november 2020 aan het kantoor van haar advocaat Al Nour daadwerkelijk onredelijk heeft benadeeld. Die betekening is daarom nietig.
4.11.
De slotsom moet zijn dat voor de betekening van het kortgedingvonnis moet worden uitgegaan van de betekening die op haar vestigingsadres op 2 december 2020 heeft plaatsgevonden. Pas na afloop van de in het vonnis gegeven termijn heeft Al Nour dus dwangsommen verbeurd. Een verklaring voor recht in deze zin zal worden gegeven.
4.12.
De vordering van Al Nour zal dus grotendeels worden toegewezen. Woondael c.s. zal worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden begroot op € 115,59 aan explootkosten, € 667 aan griffierecht en € 1.126 aan advocaatsalaris. De nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten zijn toewijsbaar zoals in het dictum omschreven.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat, in geval het vonnis van de voorzieningenrechter van 10 november 2020 van de Rechtbank Rotterdam in hoger beroep stand blijft, de in dat vonnis genoemde dwangsommen in de onderhavige kwestie niet eerder zijn verbeurd dan ingevolge de betekening van het vonnis op 2 december 2020;
5.2.
veroordeelt Al Nour in de proceskosten van Woondael c.s., begroot op € 1.908.59 vermeerderd met de nakosten van € 157 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Woondael c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de 15e dag na datum van dit vonnis tot aan de dag van voldoening;
5.3.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2021.
[1980/1729]