ECLI:NL:RBROT:2021:7197

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
9304278 CV EXPL 21-2820
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde

In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Tablis Wonen en een gedaagde huurder. De eiseres, Stichting Tablis Wonen, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning gelegen aan het adres [adres] te Sliedrecht, als gevolg van een huurachterstand. De gedaagde huurder had een huurprijs van € 659,09 per maand, maar was in gebreke gebleven met de betalingen, wat resulteerde in een achterstand van meer dan drie maanden. Eiseres had de gedaagde meerdere keren gemaand tot betaling, maar zonder resultaat.

De procedure begon met een dagvaarding op 23 juni 2021, gevolgd door een mondelinge conclusie van antwoord op 1 juli 2021 en een tussenvonnis op dezelfde datum. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juli 2021 werd geprobeerd een betalingsregeling te treffen, maar dit leidde niet tot een oplossing. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde een huurachterstand had van € 3.946,52, verminderd met een betaling van € 1.559,09 die de gedaagde erkende. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van eiseres tot ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was, gezien de langdurige huurachterstand.

In de uitspraak werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 2.495,99, bestaande uit achterstallige huur, buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. Daarnaast werd de gedaagde verplicht om de woning binnen 14 dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van eiseres toegewezen, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing is genomen op basis van artikel 6:265 lid 1 BW, dat de mogelijkheid biedt tot ontbinding bij tekortkomingen in de nakoming van verplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 9304278 CV EXPL 21-2820
uitspraak: 29 juli 2021

vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,

in de zaak van
de stichting
Stichting Tablis Wonen,
gevestigd te Sliedrecht,
eisende partij,
gemachtigde: Wouters Gerechtsdeurwaarder & Incasso’s,
tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde partij,
zelf procederend.

Verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
1. de dagvaarding van 23 juni 2021;
2. de mondelinge conclusie van antwoord van 1 juli 2021;
3. het tussenvonnis van 1 juli 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
4. de aantekeningen van de mondelinge behandeling van 13 juli 2021;
5. de overgelegde producties.

Omschrijving van het geschil

1. De feiten

1.1.
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de inhoud van de overgelegde producties, voor zover niet betwist, staat het volgende tussen partijen vast.
1.2.
Gedaagde huurt van eiseres de woning aan het adres [adres] te Sliedrecht tegen een huurprijs van laatstelijk € 659,09 per maand, welk bedrag bij vooruitbetaling dient te worden voldaan. In de betaling van deze huurpenningen is een achterstand ontstaan.
1.3.
Eiseres heeft gedaagde gemaand tot voldoening van een betalingsachterstand.
2.
De vordering
2.1
Bij inleidende dagvaarding vordert eiseres dat gedaagde bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld tot betaling van € 2.413,38, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening. Daarnaast vordert eiseres ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en huur/schadevergoeding, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
2.2.
Eiseres legt aan haar vordering ten grondslag dat gedaagde een huurachterstand heeft laten ontstaan en aldus tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. Naast de tot en met de maand juni 2021 berekende huurachterstand van € 2.904,82 vordert eiseres een bedrag van € 108,10 aan buitengerechtelijke incassokosten en een bedrag van € 0,46 aan wettelijke rente. Gedaagde heeft hierop reeds een bedrag van € 600,- in mindering betaald. Eiseres stelt dat de tekortkoming van gedaagde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. Eiseres vordert daarbij tevens het overeengekomen huurbedrag per maand als huur/schadevergoeding vanaf augustus 2021 tot aan de dag van de ontbinding van de huurovereenkomst.
3.
Het verweer
3.1.
Gedaagde erkent een achterstand in de huurbetalingen te hebben laten ontstaan.

Beoordeling van het geschil

4. De kantonrechter heeft een mondelinge behandeling bepaald om te bezien of een betalingsregeling tussen partijen tot de mogelijkheden behoort en om zo nodig partijen vragen te stellen. Omdat geen regeling tussen partijen tot stand is gekomen, zal de kantonrechter vonnis wijzen.
5. Tijdens de mondelinge behandeling heeft eiseres gesteld dat de tot en met de maand juli 2021 berekende huurachterstand € 3.946,52 bedraagt, verminderd met een bedrag van € 1.559,09 aan betalingen door gedaagde, welk bedrag gedaagde heeft erkend schuldig te zijn. De gevorderde huurachterstand zal daarom worden toegewezen.
6. De gevorderde rente zal als niet weersproken eveneens worden toegewezen zoals opgenomen in het dictum.
7. Eiseres maakt tevens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Voldoende gebleken is dat voldaan is aan de wettelijke vereisten, zodat ook het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen.
8. De vordering zal derhalve worden toegewezen voor een totaalbedrag van € 2.495,99 bestaande uit achterstallige huurpenningen ad € 2.387,43 buitengerechtelijke kosten ad
€ 108,10 en wettelijke rente ad € 0,46.
9. De huurachterstand bedraagt meer dan drie maanden. Deze tekortkoming rechtvaardigt in beginsel de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst. Uit artikel 6:265 lid 1 BW volgt immers dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van zijn verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Het is aan de tekortschietende partij om zich voldoende gemotiveerd op deze uitzondering te beroepen. Bij de beoordeling of ontbinding naar de aard en betekenis van de tekortkoming gerechtvaardigd is, dient rekening gehouden te worden met alle omstandigheden van het geval. Hieronder worden ook omstandigheden gerekend die na de gestelde tekortkoming hebben plaatsgevonden (HR 22 augustus 1992, NJ 1992, 715, ECLI:NL:HR:1992:ZC0673). Van de zijde van gedaagde zijn geen feiten en omstandigheden aangevoerd op basis waarvan kan worden geoordeeld dat een dergelijke uitzonderingssituatie zich hier voordoet. Onweersproken is dat de huurachterstand is ontstaan doordat gedaagde tijdelijk over onvoldoende financiële middelen beschikte om de huurtermijnen te betalen. Hieruit volgt dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. De vordering tot ontbinding en ontruiming zal om die reden worden toegewezen. De gevorderde huur/schadevergoeding is toewijsbaar vanaf augustus 2021. De termijn voor ontruiming zal in redelijkheid worden gesteld op 14 dagen na de betekening van het vonnis.
10. Gedaagde zal op de voet van artikel 237 Rv in de kosten van de procedure worden veroordeeld.

3. De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen ten aanzien van de woning gelegen aan het adres [adres] te Sliedrecht en veroordeelt gedaagde om binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege huurder daar bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van verhuurder te stellen;
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen een bedrag van € 2.495,99, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2021 over het bedrag dat aan hoofdsom exclusief kosten telkens na elke credit- en debetmutatie heeft uitgestaan tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen € 659,09 per maand met ingang van de maand augustus 2021 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt, ook die laatste maand voor een gehele te rekenen;
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van eiseres vastgesteld op € 507,- aan griffierecht, € 106,01 aan dagvaardingskosten en € 311,- aan salaris voor de gemachtigde van eiseres;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr.ir. A.J.E. Cartigny, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
41645