ECLI:NL:RBROT:2021:7196

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
9246538 CV EXPL 21-2311
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde

In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Tablis Wonen en een gedaagde huurder. De eiseres, Stichting Tablis Wonen, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand. De gedaagde huurder erkende de huurachterstand, maar verweerde zich tegen de ontbinding en ontruiming op basis van persoonlijke omstandigheden. De procedure begon met een dagvaarding op 26 mei 2021, gevolgd door een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 13 juli 2021, waarbij de gedaagde niet aanwezig was.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde in gebreke was gebleven met de huurbetalingen, wat rechtvaardigde dat de huurovereenkomst ontbonden werd. De kantonrechter wees de vordering van de eiseres toe, inclusief de huurachterstand van € 2.732,20, buitengerechtelijke kosten van € 371,92 en wettelijke rente van € 10,33. De totale vordering van € 3.114,45 werd toegewezen, evenals de ontbinding van de huurovereenkomst en de verplichting voor de gedaagde om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis het gehuurde te ontruimen. De gedaagde werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die in totaal op € 507,- aan griffierecht, € 106,01 aan dagvaardingskosten en € 436,- aan salaris voor de gemachtigde van eiseres kwamen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 9246538 CV EXPL 21-2311
uitspraak: 29 juli 2021

vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,

in de zaak van
de stichting
Stichting Tablis Wonen,
gevestigd te Sliedrecht,
eisende partij,
gemachtigde: Wouters Gerechtsdeurwaarder & Incasso’s,
tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde partij,
zelf procederend.

Verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
1. de dagvaarding van 26 mei 2021;
2. de conclusie van antwoord van 3 juni 2021 en de aanvulling daarop van 30 juni 2021;
3. het tussenvonnis van 1 juli 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
4. de aantekeningen van de mondelinge behandeling van 13 juli 2021.

Omschrijving van het geschil

1. De feiten

1.1.
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de inhoud van de overgelegde producties, voor zover niet betwist, staat het volgende tussen partijen vast.
1.2.
Gedaagde huurt van eiseres de woning aan het adres [adres] te Sliedrecht tegen een huurprijs van laatstelijk € 683,05 per maand, welk bedrag bij vooruitbetaling dient te worden voldaan. In de betaling van deze huurpenningen is een achterstand ontstaan.
1.3.
Eiseres heeft gedaagde gemaand tot voldoening van een betalingsachterstand.
2.
De vordering
2.1
Bij inleidende dagvaarding vordert eiseres dat gedaagde bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld tot betaling van € 3.114,45, vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.732,30 vanaf 25 mei 2021 tot de dag der algehele voldoening. Daarnaast vordert eiseres ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en huur/schadevergoeding, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
2.2.
Eiseres legt aan haar vordering ten grondslag dat gedaagde een huurachterstand heeft laten ontstaan en aldus tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. Naast de tot en met de maand mei 2021 berekende huurachterstand van € 2.732,20 vordert eiseres een bedrag van € 371,92 aan buitengerechtelijke incassokosten en een bedrag van € 10,33 aan wettelijke rente. Eiseres stelt dat de tekortkoming van gedaagde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. Eiseres vordert daarbij tevens het overeengekomen huurbedrag per maand als huur/schadevergoeding vanaf juni 2021 tot aan de dag van de ontbinding van de huurovereenkomst.
3.
Het verweer
3.1.
Gedaagde erkent een achterstand in de huurbetalingen te hebben laten ontstaan, maar met een beroep op zijn persoonlijke omstandigheden maakt gedaagde bezwaar tegen de medegevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.

Beoordeling van het geschil

4. De kantonrechter heeft een mondelinge behandeling bepaald om te bezien of een betalingsregeling tussen partijen tot de mogelijkheden behoort en om zo nodig partijen vragen te stellen. Nu gedaagde op de mondelinge behandeling niet is verschenen en niet meer in rechte heeft gereageerd - hoewel daartoe uitdrukkelijk in de gelegenheid gesteld - zal de kantonrechter vonnis wijzen.
5. Nu gedaagde niet bij de mondelinge behandeling aanwezig was zal de kantonrechter beslissen op hetgeen bij dagvaarding is gevorderd. Gedaagde heeft de hoogte van het bedrag van de bij dagvaarding gevorderde huurachterstand erkend en er geen nader verweer tegen gevoerd. De bij dagvaarding gevorderde huurachterstand zal daarom worden toegewezen.
6. De gevorderde rente zal als niet weersproken eveneens worden toegewezen zoals opgenomen in het dictum.
7. Eiseres maakt tevens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Voldoende gebleken is dat voldaan is aan de wettelijke vereisten, zodat ook het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen.
8. De vordering zal derhalve worden toegewezen voor een totaalbedrag van € 3.114,45 bestaande uit achterstallige huurpenningen ad € 2.732,20 buitengerechtelijke kosten ad
€ 371,92 en wettelijke rente ad € 10,33.
9. De huurachterstand bedraagt exact vier maanden. Deze tekortkoming rechtvaardigt in beginsel de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst. Uit artikel 6:265 lid 1 BW volgt immers dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van zijn verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Het is aan de tekortschietende partij om zich voldoende gemotiveerd op deze uitzondering te beroepen. Bij de beoordeling of ontbinding naar de aard en betekenis van de tekortkoming gerechtvaardigd is, dient rekening gehouden te worden met alle omstandigheden van het geval. Hieronder worden ook omstandigheden gerekend die na de gestelde tekortkoming hebben plaatsgevonden (HR 22 augustus 1992, NJ 1992, 715, ECLI:NL:HR:1992:ZC0673). Van de zijde van gedaagde zijn geen feiten en omstandigheden aangevoerd op basis waarvan kan worden geoordeeld dat een dergelijke uitzonderingssituatie zich hier voordoet. Aangezien gedaagde ook de lopende huurtermijnen niet heeft betaald is de kantonrechter van oordeel dat er sprake is van een structurele wanprestatie van de zijde van gedaagde. Hieruit volgt dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. De vordering tot ontbinding en ontruiming zal om die reden worden toegewezen. De gevorderde huur/schadevergoeding is toewijsbaar vanaf juni 2021. De termijn voor ontruiming zal in redelijkheid worden gesteld op 14 dagen na de betekening van het vonnis.
10. Gedaagde zal op de voet van artikel 237 Rv in de kosten van de procedure worden veroordeeld.

3. De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen ten aanzien van de woning gelegen aan het adres [adres] te Sliedrecht en veroordeelt gedaagde om binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege huurder daar bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van verhuurder te stellen;
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen een bedrag van € 3.114,45, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 mei 2021 over het bedrag dat aan hoofdsom exclusief kosten telkens na elke credit- en debetmutatie heeft uitgestaan tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen € 683,05 per maand met ingang van de maand juni 2021 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt, ook die laatste maand voor een gehele te rekenen;
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van eiseres vastgesteld op € 507,- aan griffierecht, € 106,01 aan dagvaardingskosten en € 436,- aan salaris voor de gemachtigde van eiseres;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr.ir. A.J.E. Cartigny, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
41645