ECLI:NL:RBROT:2021:7178

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
KTN-8965100_16072021
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming bedrijfsruimte wegens huurachterstand

In deze huurzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Havensteder en een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid, hierna aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft de ontbinding van een huurovereenkomst en een vordering tot ontruiming van de gehuurde bedrijfsruimte. De Stichting Havensteder, vertegenwoordigd door mr. drs. M.E.G. Horvers, heeft de vordering ingesteld omdat [gedaagde] sinds maart 2020 een huurachterstand heeft laten ontstaan. De huurprijs bedraagt € 1.025,39 per maand en de totale achterstand is opgelopen tot € 13.582,23 tot en met juni 2021.

De procedure is gestart met een dagvaarding op 7 januari 2021, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder een conclusie van antwoord en een akte uitlaten. De mondelinge behandeling vond plaats op 28 juni 2021 via Skype, waarbij [gedaagde] niet is verschenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] herhaaldelijk tekortgeschoten is in de nakoming van de huurbetalingen, wat de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De kantonrechter heeft de vordering van Havensteder toegewezen, inclusief de ontruiming van de bedrijfsruimte binnen 14 dagen na betekening van het vonnis.

De rechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van Havensteder toegewezen, die zijn vastgesteld op € 607,89 aan verschotten en € 746,- aan salaris voor de gemachtigde. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis benadrukt de verplichtingen van huurders en de gevolgen van het niet nakomen van huurbetalingen, vooral in het licht van de coronamaatregelen die de financiële situatie van huurders kunnen beïnvloeden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8965100 CV EXPL 21-1266
uitspraak: 16 juli 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Havensteder,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. drs. M.E.G. Horvers, Syncasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
[gedaagde],
gevestigd te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.M. Soares.
Partijen worden hierna aangeduid als “Havensteder” en “[gedaagde]”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 7 januari 2021, met producties 1 tot en met 3;
  • de conclusie van antwoord;
  • de akte uitlaten van Havensteder, met productie 1 tot en met 9;
  • de akte van [gedaagde] met aanvullend verweer;
  • het tussenvonnis van 26 april 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de akte vermeerdering van eis, met productie.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 juni 2021 via Skype. Voor Havensteder is verschenen haar gemachtigde mr. drs. Horvers. Voor [gedaagde] is niemand verschenen.
1.3
De uitspraak van dit vonnis is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1
Sinds 1 maart 2001 verhuurt Havensteder aan [gedaagde] de bedrijfsruimte aan de [adres]. Thans bedraagt de huurprijs € 1.025,39 per maand.
2.2
Vanaf maart 2020 heeft [gedaagde] een huurachterstand laten ontstaan.
2.3
Havensteder heeft geprobeerd de huurachterstand te incasseren, wat niet gelukt is.

3..Het geschil

3.1
Havensteder vordert, zoals de kantonrechter begrijpt, na vermeerdering van eis, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
de huurovereenkomst met betrekking tot de bedrijfsruimte aan de [adres] te ontbinden;
[gedaagde] te veroordelen om, binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, de bedrijfsruimte te ontruimen en verlaten met al de zich daarin bevindende personen en roerende zaken, voorzover deze laatste niet het eigendom van Havensteder zijn, met afgifte van de sleutels en alles wat verder ertoe behoort, en de bedrijfsruimte in behoorlijke staat op te leveren en ter algehele beschikking van Havensteder te stellen;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling aan Havensteder, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, van:
 € 13.582,23 aan achterstallige huur tot en met de maand juni 2021;
 € 760,67 (inclusief BTW) aan buitengerechtelijke incassokosten;
 de wettelijke rente over de (oorspronkelijke) hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
 € 1.025,39 per maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde] de bedrijfsruimte in gebruik houdt vanaf 1 juli 2021 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
4. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2
Aan haar vordering legt Havensteder - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat [gedaagde] herhaaldelijk tekortgeschoten is in de nakoming van de op haar rustende verbintenis tot betaling van de maandelijkse huur, waardoor een huurachterstand is ontstaan die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, met veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van de bedrijfsruimte en tot betaling van de achterstallige huur, met rente. Om de huur te incasseren heeft Havensteder kosten gemaakt.
3.3
[gedaagde] voert verweer.
3.4
De stellingen van partijen worden voor zover nodig in het kader van de beoordeling van de vordering nader besproken.

4..De beoordeling

4.1
Niet is in geschil dat [gedaagde] sinds maart 2020 een groot deel van de maandelijkse huur niet betaald heeft aan Havensteder. Daardoor is een huurachterstand ontstaan die tijdens deze procedure opgelopen is tot € 13.582,23 tot en met de maand juni 2021.
4.2
[gedaagde] voert aan dat zij getroffen is door de coronamaatregelen nu zij het gehuurde, waarin zij een clubhuis exploiteert, geruime tijd niet heeft kunnen gebruiken en stelt dat zij met Havensteder een betalingsregeling is overeengekomen. Dat laatste is door Havensteder erkend, maar zij heeft onweersproken gesteld dat [gedaagde] de betalingsregeling niet is nagekomen, waardoor deze is komen te vervallen. Nadien is [gedaagde] meermaals aangeschreven om tot betaling van het openstaande bedrag over te gaan, waaraan geen gevolg is gegeven. Havensteder is hierdoor genoodzaakt geweest te dagvaarden, teneinde een veroordeling van [gedaagde] tot betaling te verkrijgen.
4.3
Het bedrag van € 13.582,23 aan achterstallige huur tot en met de maand juni 2021 wordt toegewezen. De gevorderde rente wordt toegewezen op de wijze zoals hieronder vermeld.
4.4
Omdat de huur inmiddels meer dan een jaar niet volledig en sinds januari 2021 in het geheel niet betaald is, is ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd. Dit wordt dan ook toegewezen. De ontruimingstermijn wordt gesteld op 14 dagen na betekening van dit vonnis.
4.5
Tevens is er grond om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 1.025,39 per maand aan huur vanaf 1 juli 2021 tot en met de datum van ontbinding van de huurovereenkomst en aan schadevergoeding vanaf die datum tot aan de datum van ontruiming van de bedrijfsruimte, waarbij voor een gedeelte van een maand een gehele maand mag worden gerekend.
4.6
Voorts is het bedrag van € 760,67 (inclusief BTW) aan buitengerechtelijke incassokosten niet bestreden, zodat ook dit voor toewijzing in aanmerking komt.
4.7
Van de zijde van [gedaagde] is in april 2021 de hoop uitgesproken dat een door haar gedane aanvraag om overheidssteun op grond van de regeling Tegemoetkoming Vaste Lasten gehonoreerd wordt, zodat de achterstallige huur betaald kan worden. Tevens is de hoop uitgesproken dat Havensteder [gedaagde] tegemoet wil komen, in navolging van de gemeente Rotterdam die huur gedeeltelijk kwijt scheldt als ondernemers niet in staat zijn de huur volledig te betalen als gevolg van de coronapandemie. Haar situatie is verder niet toegelicht en voor de onderhavige procedure heeft [gedaagde] er geen conclusie aan verbonden, zodat het voorgaande ter kennisgeving is aangenomen. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling had een en ander aan de orde kunnen komen maar [gedaagde] is, zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen. Indien [gedaagde] afspraken wil maken over de huur of een betalingsregeling wil treffen, kan zij zich wenden tot (de gemachtigde van) Havensteder.
4.8
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten veroordeeld, aan de zijde van Havensteder vastgesteld op € 607,89 aan verschotten (griffierecht, explootkosten en informatiekosten) en € 746,- aan salaris voor de gemachtigde.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Havensteder te betalen:
  • € 13.582,23 aan achterstallige huur tot en met de maand juni 2021;
  • de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de hoofdsom (ten tijde van de dagvaarding) van € 9.174,53, vanaf 7 januari 2021 tot aan de dag van algehele voldoening;
  • € 760,67 (inclusief BTW) aan buitengerechtelijke incassokosten;
  • € 1.025,39 per maand met ingang van de maand juli 2021 tot aan de datum van ontruiming van de bedrijfsruimte, waarbij voor een gedeelte van een maand een gehele maand mag worden gerekend;
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de bedrijfsruimte aan de [adres] en veroordeelt [gedaagde] om, binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, de bedrijfsruimte te ontruimen en verlaten met al de zich daarin bevindende personen en roerende zaken, voorzover deze laatste niet het eigendom van Havensteder zijn, met afgifte van de sleutels en alles wat verder ertoe behoort, en de bedrijfsruimte in behoorlijke staat op te leveren en ter algehele beschikking van Havensteder te stellen;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Havensteder vastgesteld op € 607,89 aan verschotten en € 746,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
465