In deze huurzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Havensteder en een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid, hierna aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft de ontbinding van een huurovereenkomst en een vordering tot ontruiming van de gehuurde bedrijfsruimte. De Stichting Havensteder, vertegenwoordigd door mr. drs. M.E.G. Horvers, heeft de vordering ingesteld omdat [gedaagde] sinds maart 2020 een huurachterstand heeft laten ontstaan. De huurprijs bedraagt € 1.025,39 per maand en de totale achterstand is opgelopen tot € 13.582,23 tot en met juni 2021.
De procedure is gestart met een dagvaarding op 7 januari 2021, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder een conclusie van antwoord en een akte uitlaten. De mondelinge behandeling vond plaats op 28 juni 2021 via Skype, waarbij [gedaagde] niet is verschenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] herhaaldelijk tekortgeschoten is in de nakoming van de huurbetalingen, wat de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De kantonrechter heeft de vordering van Havensteder toegewezen, inclusief de ontruiming van de bedrijfsruimte binnen 14 dagen na betekening van het vonnis.
De rechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van Havensteder toegewezen, die zijn vastgesteld op € 607,89 aan verschotten en € 746,- aan salaris voor de gemachtigde. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis benadrukt de verplichtingen van huurders en de gevolgen van het niet nakomen van huurbetalingen, vooral in het licht van de coronamaatregelen die de financiële situatie van huurders kunnen beïnvloeden.