In deze huurzaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, is Stichting Woonstad Rotterdam als eiseres opgetreden tegen een gedaagde die in persoon procedeerde. De zaak betreft een huurachterstand van € 1.785,78 tot en met oktober 2020, die door Woonstad is geclaimd. De procedure begon met een dagvaarding op 14 oktober 2020, waarin Woonstad onder andere de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde eiste. Gedurende de procedure heeft Woonstad haar eis meerdere keren verminderd, uiteindelijk vorderend om een bedrag van € 19,50 en de proceskosten. De gedaagde heeft aangevoerd dat dit bedrag inmiddels was betaald, wat door Woonstad is bevestigd. Hierdoor werd vastgesteld dat de hoofdsom was voldaan, en bleef alleen de vordering van de proceskosten over. De kantonrechter oordeelde dat Woonstad op goede gronden tot dagvaarding was overgegaan, en dat de gedaagde als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moest worden veroordeeld. De kantonrechter heeft de proceskosten aan de zijde van Woonstad vastgesteld op € 601,96 aan verschotten en € 387,- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het méér of anders gevorderde is afgewezen.