ECLI:NL:RBROT:2021:7161

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 april 2021
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
KTN-9060360_30042021
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming in huurzaak tussen Stichting Vestia en gedaagde

In deze huurzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 april 2021 uitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting Vestia en een gedaagde die in persoon procedeerde. De zaak betreft de ontbinding van een huurovereenkomst en de ontruiming van de woning door de gedaagde. Vestia, vertegenwoordigd door mr. M. van der Steld, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van € 3.564,24. De gedaagde had de huur niet betaald en voerde aan dat zij door een misverstand haar uitkering niet ontving, wat leidde tot de huurachterstand. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde tekort was geschoten in de nakoming van de huurbetalingen, wat de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op 14 dagen. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, de lopende huur en schadevergoeding wegens huurderving. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten van Vestia, die in totaal op € 1.049,01 werden vastgesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9060360 CV EXPL 21-8331
uitspraak: 30 april 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Vestia,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. M. van der Steld, GGN Mastering Credit B.V. te Rotterdam
,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “Vestia” en “[gedaagde]”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 16 februari 2021, met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord en het op schrift gestelde verweer van [gedaagde], met producties;
  • het tussenvonnis van 22 maart 2021 waarbij een mondelinge behandeling via Skype is bepaald;
  • de akte van Vestia met een aanvullende productie ten behoeve van de mondelinge behandeling.
1.2
Bij de op 12 april 2021 gehouden mondelinge behandeling via Skype is verschenen
mr. Van der Steld voor Vestia, maar [gedaagde] niet. Er is een nieuwe datum voor een mondelinge behandeling bepaald. Zowel per brief als per e-mailbericht, verzonden naar de bij de rechtbank bekende e-mailadressen van partijen, zijn partijen daarvoor uitgenodigd. Bij die op 23 april 2021 gehouden mondelinge behandeling via Skype zijn verschenen
mr. Van der Steld voor Vestia en [gedaagde].
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bij vervroeging bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1
Vestia verhuurt aan [gedaagde] de woning met aan- en toebehoren op het adres [adres], tegen een huurprijs van € 634,01 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.2
[gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan.

3..Het geschil

3.1
Vestia vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
de onder 2.1 vermelde huurovereenkomst te ontbinden;
[gedaagde] te veroordelen om het gehuurde te ontruimen en te verlaten met al het hare en de haren en het gehuurde onder afgifte van de sleutels geheel ontruimd ter vrije beschikking van Vestia te stellen en te laten;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling aan haar van:
1. € 3.564,24 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.306,66 vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
2. € 634,01, of een bedrag zoveel hoger als bij een wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten, per maand aan huur vanaf maart 2021 tot aan de datum van ontbinding van de huurovereenkomst;
3. € 634,01, of een bedrag zoveel hoger als bij een wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten, per maand (of gedeelte daarvan) dat [gedaagde] het gehuurde na ontbinding van de huurovereenkomst in gebruik houdt, als schadevergoeding wegens huurderving na ontbinding van de huurovereenkomst;
4. de proceskosten.
3.2
Aan haar vordering legt Vestia - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat [gedaagde] meermaals de overeengekomen maandelijkse huur niet heeft betaald. Hierdoor is tot en met de maand februari 2021 een huurachterstand ontstaan van
€ 3.564,24, na aftrek van de door [gedaagde] verschuldigd geworden buitengerechtelijke incassokosten van € 227,71 en de reeds verschenen wettelijke rente van € 29,87. Daarom vordert Vestia naast betaling van het openstaande bedrag en lopende rente tevens om de huurovereenkomst te ontbinden met ontruiming van het gehuurde, alsmede om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 634,01 per maand aan huur vanaf maart 2021 en aan schadevergoeding vanaf de datum van ontbinding tot aan de ontruiming. Met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.3
[gedaagde] voert verweer.
3.4
De stellingen van partijen worden voor zover nodig in het kader van de beoordeling van de vordering nader besproken.

4..De beoordeling

4.1
Niet in geschil is dat [gedaagde] een huurachterstand heeft laten ontstaan. Ten tijde van de dagvaarding ging het om ruim vijf maanden huur en gedurende de procedure is de huur voor de maanden maart en april 2021 ook niet betaald. Dat is niet weersproken. Aangevoerd is door [gedaagde] dat zij schulden heeft en dat de huurachterstand is opgelopen doordat zij door een misverstand haar uitkering niet ontving, waardoor zij de huur niet meer kon betalen. Dat neemt niet weg dat zij dermate tekort geschoten is in de nakoming van de verbintenis tot huurbetaling dat dit ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De ontruimingstermijn wordt gesteld op 14 dagen.
4.2
Zoals gevorderd wordt [gedaagde] ook veroordeeld tot betaling aan Vestia van € 3.564,24 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.306,66 vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening.
4.3
Daarnaast wordt [gedaagde] veroordeeld tot betaling aan Vestia van de lopende huur
tot aan de datum van ontbinding van de huurovereenkomst en van een bedrag gelijk aan de lopende huur vanaf de datum van ontbinding van de huurovereenkomst tot aan de datum van ontruiming van de onder 2.1 vermelde woning, als schadevergoeding wegens huurderving na ontbinding van de huurovereenkomst, waarbij een gedeelte van een maand voor een gehele mag worden gerekend, op de wijze hieronder vermeld.
4.4
Wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten van € 227,71 die Vestia bij [gedaagde] in rekening heeft gebracht, wordt overwogen dat voldaan is aan de voorwaarden van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, ook wat betreft de hoogte van het bedrag, gelet op de toewijsbare hoofdsom. Daarom heeft Vestia terecht aanspraak gemaakt op genoemd bedrag.
4.5
Bij de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] aangevoerd dat zij inmiddels weer een uitkering ontvangt. Ook heeft [gedaagde] om een betalingsregeling verzocht. Voor een betalingsregeling is echter de instemming van Vestia nodig. Hiervoor kan [gedaagde] zich richten tot de gemachtigde van Vestia. De gemachtigde van Vestia heeft tijdens de mondelinge behandeling laten weten hiervoor open te staan. Zij heeft daartoe [gedaagde] het nummer gegeven van de afdeling verhuur: [telefoonnummer].
4.6
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten veroordeeld, aan de zijde van Vestia vastgesteld op € 613,01 aan verschotten (griffierecht, explootkosten en informatiekosten) en € 436,- aan salaris voor de gemachtigde.

5..De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woning met aan- en toebehoren op het adres [adres] en veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de woning te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege haar daar bevinden en de woning onder overgave van de sleutels ter beschikking van Vestia te stellen;
veroordeelt [gedaagde] om aan Vestia te betalen:
 € 3.564,24 € 3.564,24 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.306,66 vanaf
16 februari 2021 tot aan de dag van algehele voldoening;
  • € 634,01, of een bedrag zoveel hoger als bij een wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten, per maand aan huur vanaf maart 2021 tot aan de datum van ontbinding van de huurovereenkomst;
  • € 634,01, of een bedrag zoveel hoger als bij een wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten, per maand (of gedeelte daarvan) dat [gedaagde] het gehuurde na ontbinding van de huurovereenkomst in gebruik houdt, tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt, waarbij een gedeelte van een maand voor een gehele mag worden gerekend, als schadevergoeding;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Vestia vastgesteld op € 613,01 aan verschotten en € 436,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
465