In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 22 april 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde]. [Eiseres] vorderde betaling van achterstallig loon en doorbetaling van loon tijdens ziekte. [Eiseres] was sinds 1 januari 2018 in dienst bij de rechtsvoorganger van [gedaagde] en had een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Na de overname van de tabakswinkel door [gedaagde] op 1 oktober 2020, ontving [eiseres] geen loon meer, ondanks dat zij ziek was en recht had op doorbetaling van haar loon. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiseres] recht heeft op 70% van haar loon gedurende de eerste 52 weken van ziekte, en dat [gedaagde] verantwoordelijk is voor de loonbetaling. De rechter oordeelde dat [gedaagde] in gebreke was gebleven en dat er een spoedeisend belang was voor [eiseres] om haar vordering te laten toewijzen. De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon, wettelijke verhoging en rente, en heeft de proceskosten aan de zijde van [eiseres] toegewezen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.