ECLI:NL:RBROT:2021:7159

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 april 2021
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
KTN-8542733_23042021
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

VvE-zaak met vordering in reconventie afgewezen

In deze zaak, die voorlag bij de Rechtbank Rotterdam, heeft de kantonrechter op 23 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de vereniging [eiseres] en de naamloze vennootschap Cervus Vastgoed N.V. De zaak betreft een vordering in reconventie van Cervus, die onder andere vroeg om opheffing van gelegde beslagen en het houden van een vergadering door [verweerster]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Cervus niet langer eigenaar is van het appartementsrecht, wat leidde tot de afwijzing van de vordering in reconventie. De rechter oordeelde dat er geen grond was voor de opheffing van de beslagen, aangezien er een executoriale titel was verkregen en Cervus niet had aangetoond dat zij vrijelijk over haar registergoederen wilde beschikken. De kantonrechter heeft Cervus als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 750,- aan salaris voor de gemachtigde van [verweerster]. De uitspraak is gedaan in het kader van civiel recht en verbintenissenrecht, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8542733 CV EXPL 20-16885
uitspraak: 23 april 2021 (bij vervroeging)
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de vereniging
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres]
eiseres,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. B.J. de Deugd,
tegen
de rechtspersoon naar het recht van de Staat Suriname:
de naamloze vennootschap
Cervus Vastgoed N.V.,
dan wel de ontbonden rechtspersoon naar het recht van de Staat Suriname:
de naamloze vennootschap
Cervus Vastgoed N.V. in liquidatie,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland en elders,
gedaagde, eiseres in het incident,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. M.Z.D. Nasrullah.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiseres] ” en “Cervus”.

1..Het (verdere) verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • de tussenvonnissen van 11 december 2020 en 6 januari 2021;
  • de brief van 4 januari 2021, houdende mededeling dat mr. H.G.A.M. Halfers zich heeft onttrokken als gemachtigde van Cervus;
  • de akte van [eiseres] , met productie 11;
  • de aantekeningen van de griffier van de op 8 februari 2021 gehouden mondelinge behandeling;
  • de brief van 18 februari 2021, houdende mededeling dat mr. M.Z.D. Nasrullah zich stelt als gemachtigde van Cervus, met bijlagen;
  • de aantekeningen van de griffier van de op 12 april 2021 gehouden mondelinge behandeling.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bij vervroeging bepaald op heden.

2..De verdere beoordeling

2.1
Voormeld tussenvonnis van 11 december 2020 betreft een deelvonnis, waarin ten aanzien van het gevorderde in conventie al is beslist.
in reconventie
2.2
Cervus vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
te bepalen dat de gelegde beslagen dienen te worden opgeheven;
te bepalen dat [verweerster] binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis overgaat tot het houden van een vergadering van [verweerster] , waarbij beide leden van [verweerster] aanwezig zullen zijn en op de agenda dient te staan ten eerste de schuldpositie van de leden op basis van de door hen gemaakte (voorgeschoten) kosten en ten tweede de kosten van de nog te verrichten onderhoudswerkzaamheden;
[verweerster] te veroordelen in de proceskosten.
2.3
Ten aanzien van het onder 2 gevorderde wordt het volgende overwogen. In het vonnis in incident van 4 september 2020 is vastgesteld dat één eigenaar zelfstandig om een bijzondere vergadering van [verweerster] kan verzoeken (zie onder 2.1). In het tussenvonnis van
11 december 2020 is ook verwoord dat één eigenaar die bevoegdheid heeft (zie onder 2.4). Gesteld noch gebleken is dat Cervus van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt. Voorts is niet weersproken dat Cervus niet langer de eigendom heeft van het appartementsrecht [adres] , als gevolg van executoriale verkoop van het appartementsrecht. Daarom wordt het onder 2 gevorderde afgewezen bij gebrek aan belang.
2.4
Ten aanzien van het onder 1 gevorderde wordt het volgende overwogen. Van de zijde van [verweerster] is aangevoerd dat in het incassotraject met betrekking tot de in conventie gevorderde bedragen geconstateerd is dat ten laste van Cervus naast diverse hypothecaire inschrijvingen meerdere beslagen zijn gelegd op haar onroerende zaken en dat gebleken is dat zij zich in het Nederlandse Handelsregister heeft uitgeschreven, zodat een reëel risico heeft bestaan dat Cervus aan het eind van de incassoprocedure geen bezittingen meer zou hebben om verhaal op te nemen. Dat is niet weersproken door Cervus.
Onder deze omstandigheden heeft [verweerster] , na daartoe verkregen verlof, conservatoir beslag kunnen leggen onder de huurder van het appartement aan de [adres] alsmede op twaalf registergoederen van Cervus, waaronder voormeld appartementsrecht. Inmiddels zijn in conventie de vorderingen toegewezen in verband waarmee de conservatoire beslagen zijn gelegd. Bij de mondelinge behandeling van 12 april 2021 is van de zijde van [verweerster] aangevoerd dat de bedragen tot betaling waarvan Cervus is veroordeeld nog niet volledig zijn voldaan, ondanks executieverkoop van twee registergoederen van Cervus, waaronder voormeld appartementsrecht, omdat Cervus meerdere schuldeisers heeft die hun vorderingen op de opbrengsten hebben verhaald. Ook dat is niet weersproken. Daarom ziet de kantonrechter geen grond voor het oordeel dat sprake is van onnodige / vexatoire / onrechtmatige beslagen. Gelet hierop is er geen grond om te bepalen dat de gelegde beslagen moeten worden opgeheven. Daarbij weegt mee dat inmiddels een executoriale titel is verkregen, die voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, waardoor de conservatoire beslagen zijn overgegaan in executoriale beslagen, waarop de vordering tot opheffing oorspronkelijk niet ziet. Daarnaast heeft Cervus de bedragen tot betaling waarvan zij is veroordeeld nog niet volledig voldaan en terzake daarvan heeft zij ook geen zekerheid gesteld, zodat het belang van [verweerster] bij handhaving van de beslagen nog aanwezig is. Daartegenover weegt het belang van Cervus bij opheffing van de beslagen minder zwaar, mede omdat gesteld noch gebleken is waarom zij vrijelijk over de registergoederen wenst te kunnen beschikken. Daarom wordt het onder 1 gevorderde afgewezen.
2.5
Cervus wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten veroordeeld, aan de zijde van [verweerster] vastgesteld op € 750,- aan salaris voor de gemachtigde.
3. De beslissing
De kantonrechter:
in reconventie
wijst de vordering af;
veroordeelt Cervus in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] vastgesteld op € 750,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
465