Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het (verdere) verloop van de procedure
- het tussenvonnis van 3 april 2020;
- de akte van [eiseres] van 28 april 2020;
- de aktes van [gedaagde] van 28 april 2020 en 26 mei 2020;
- de rolbeslissing van 26 juni 2020;
- het proces-verbaal van 18 september 2020 van het getuigenverhoor aan de zijde van [eiseres] ;
- het proces-verbaal van 3 december 2020 van de contra-enquête en het getuigenverhoor aan de zijde van [gedaagde] ;
- de conclusies van partijen naar aanleiding van de getuigenverhoren.
2..De beoordeling
“lening”, maar volgens hem ziet die omschrijving op de omstandigheid dat met het geld een krediet (ook een lening) zou worden afgelost, dat op zijn naam stond. Aangevoerd is dat van het bedrag van € 9.000,- een bedrag van € 1.000,- een lening betrof en een bedrag van € 8.000,- een schenking. Daarnaast heeft [gedaagde] erkend een voor hem betaald bedrag van € 431,- aan [eiseres] te hebben moeten terugbetalen. Van het totaalbedrag van € 1.431,- dat hij aan [eiseres] moest terugbetalen, is
“lening”bij de op de bankrekening van [gedaagde] gestorte bedragen van
“lening”bij beide bedragen, draagt bij aan het oordeel dat het bedrag van € 8.000,- geen schenking is geweest. Daarbij weegt mee dat [gedaagde] in de procedure heeft aangevoerd dat partijen ten overstaan van financieel adviseur [persoon C] zouden hebben afgesproken dat het bedrag van € 8.000,- niet zou hoeven worden terugbetaald, terwijl diezelfde [persoon C] als getuige in de contra-enquête aan de zijde van [gedaagde] heeft verklaard niet te weten of door [eiseres] gesproken is over een lening of een schenking, wat afdoet aan het verweer van [gedaagde] . Voorts is het niet zo dat [gedaagde] in geval van een lening, waarvan wordt uitgegaan, geen voordeel heeft gehad van het feit dat het bedrag van € 8.000,- is aangewend ter aflossing van zijn lopende krediet, want die aflossing maakte de weg vrij voor de financiering van de woning die [eiseres] en hij samen hadden gekocht in maart 2017. In die woning heeft hij vervolgens enige tijd een gezinsleven gehad met de zus van [eiseres] en haar dochter, wat voor [gedaagde] belangrijk is geweest, gelet op diens verklaringen op dit punt.