In deze huurzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Woonstad Rotterdam en een gedaagde huurder. De eiseres, Woonstad, vorderde betaling van een huurachterstand van € 500,-, die voortkwam uit een totale achterstand van € 836,96. De gedaagde had de huurbetaling in december 2019 laten terugboeken en voerde aan dat zij recht had op huurkorting wegens gederfd huurgenot door een gaslek in de woning. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen grond was voor de gevorderde huurkorting, omdat de gedaagde niet in zijn geheel geen huurgenot had gehad. Woonstad had een bedrag van € 300,- aangeboden ter compensatie, wat de kantonrechter redelijk vond. De rechter heeft de vordering van Woonstad toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 500,-, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. S.H. Poiesz en is uitvoerbaar bij voorraad.