ECLI:NL:RBROT:2021:7133

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 maart 2021
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
KTN-8699429_12032021
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incassovordering tussen DPG Online Services B.V. en Tale B.V. over onbetaalde factuur

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 maart 2021 uitspraak gedaan in een incassoprocedure tussen DPG Online Services B.V. (eiseres) en Tale B.V. (gedaagde). DPG vorderde een bedrag van € 125,08 van Tale, dat voortkwam uit een onbetaalde factuur van € 724,79 voor een Intermediair Vacature, die op 10 februari 2020 was overeengekomen. DPG had Tale op 11 februari 2020 een factuur gestuurd met een betaaltermijn van 30 dagen. Na herhaaldelijke aanmaningen en inschakeling van een incassobureau, Plaggemars, heeft Tale uiteindelijk op 23 juni 2020 een betaling van € 724,79 gedaan, maar dit was niet voldoende om de openstaande kosten en rente te dekken.

De kantonrechter oordeelde dat Tale in verzuim was met de betaling en dat DPG recht had op vergoeding van de gemaakte incassokosten en de wettelijke handelsrente. De rechter wees de vordering van DPG toe, inclusief de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2020. Tale werd ook veroordeeld in de proceskosten, die door de rechter zijn vastgesteld op € 207,38 aan verschotten en € 72,- aan salaris voor de gemachtigde. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Tale onmiddellijk aan de veroordeling moet voldoen, ongeacht een eventuele hoger beroep.

De zaak benadrukt het belang van tijdige betaling van facturen en de gevolgen van verzuim, evenals de mogelijkheid voor crediteuren om incassokosten en rente te vorderen wanneer debiteuren niet aan hun betalingsverplichtingen voldoen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8699429 CV EXPL 20-27783
uitspraak: 12 maart 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DPG Online Services B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.A. van Uden,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Tale B.V.h.o.d.n. Parcel International,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
vertegenwoordigd door haar directeur [persoon A] .
Partijen worden hierna aangeduid als “DPG” en “Tale”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 6 augustus 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
Partijen hebben op 10 februari 2020 een overeenkomst gesloten ter zake de plaatsing van een Intermediair Vacature.
2.2
In verband hiermee heeft DPG op 11 februari 2020 een factuur aan Tale doen toekomen, waarmee haar een bedrag van € 724,79 in rekening is gebracht, met een betaaltermijn van 30 dagen.
2.3
Bij e-mailbericht van 6 april 2020 heeft DPG aan Tale te kennen gegeven dat de factuur niet is voldaan en haar verzocht om het openstaande bedrag per ommegaande over te maken.
2.4
DPG heeft op 11 mei 2020 Incassobureau Plaggemars (hierna: Plaggemars) ingeschakeld om het openstaande bedrag te incasseren.
2.5
Bij brief van 11 mei 2020 heeft Plaggemars aan Tale verzocht om € 843,04, bestaande uit € 724,79 aan hoofdsom, € 9,53 aan vervallen rente tot die datum en € 108,72 aan incassokosten, binnen zeven dagen te betalen door overmaking naar haar derdengeldenrekening.
2.6
Bij e-mailbericht van 15 mei 2020 heeft Plaggemars Tale aangemaand om direct
€ 843,04 over te maken op haar derdengeldenrekening, waarbij rechtsmaatregelen zijn aangekondigd.
2.7
Desgevraagd heeft Plaggemars bij e-mailbericht van 2 juni 2020 een specificatie van de vordering aan Tale doen toekomen en haar meegedeeld de betaling graag per ommegaande tegemoet te zien.
2.8
Bij e-mailbericht van 8 juni 2020 heeft Tale Plaggemars gewezen op een bijgevoegd screenshot van betaling d.d. 20 april 2020.
2.9
Bij e-mailbericht van 16 juni 2020 heeft Plaggemars aan Tale meegedeeld dat het screenshot geen betaalbewijs is en dat DPG nog steeds geen betaling heeft ontvangen. Verzocht is om een betaalbewijs.
2.1
Bij e-mailbericht van 23 juni 2020 heeft Tale aan Plaggemars meegedeeld dat geconstateerd is dat het bedrag naar het verkeerde rekeningnummer is overgemaakt en dat dit inmiddels is gecorrigeerd. Diezelfde dag heeft Tale € 724,79 betaald.
2.11
Bij e-mailberichten van 25 juni 2020 en 13 juli 2020, met specificaties, heeft Plaggemars aan Tale verzocht om € 125,09, bestaande uit € 16,37 aan vervallen rente tot die datum en € 108,72 aan incassokosten, aan haar te betalen. In de laatste e-mail is toegelicht waarom Plaggemars verzoekt om betaling van het bedrag.
2.12
Bij e-mailbericht van 28 juli 2020 heeft Plaggemars aan Tale te kennen gegeven het bedrag van € 125,09 niet te hebben ontvangen en tot dagvaarding te zullen overgaan.
2.13
Bij e-mailbericht van 28 juli 2020 heeft Tale aan Plaggemars verzocht om bewijs dat DPG, na de uitleg van de zijde van Tale over betaling op de verkeerde rekening, opdracht heeft gegeven om het incassotraject door te zetten.
2.14
Bij e-mailbericht van 3 augustus 2020, 10:16 uur, met specificatie, heeft Plaggemars aan Tale meegedeeld dat zij in gebreke is met de betaling van het restant van de factuur onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 6:44 lid 1 BW en te kennen gegeven dat zij een kostenverhogende gerechtelijke procedure kan voorkomen door ervoor te zorgen dat diezelfde dag vóór 15:00 uur het bedrag van € 125,09 op haar derdengeldenrekening is bijgeschreven.

3..Het geschil

3.1
DPG vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Tale te veroordelen aan haar te betalen € 125,08, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 3 augustus 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van Tale in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de 15e dag na de datum van het te wijzen vonnis tot aan de dag van algehele voldoening.
3.2
Aan haar vordering legt DPG - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat zij met de onder 2.2 vermelde factuur € 724,79 bij Tale in rekening heeft gebracht. Omdat betaling achterwege bleef heeft zij kosten gemaakt om het openstaande bedrag buiten rechte te incasseren. Tevens is handelsrente verschuldigd geworden. Toen Tale het bedrag van € 724,79 betaalde heeft dit op de voet van artikel 6:44 lid 1 BW eerst in mindering gestrekt op de buitengerechtelijke incassokosten en de reeds verschenen rente en tenslotte op de hoofdsom. Hierdoor is een bedrag van € 125,08 aan hoofdsom open blijven staan. Dat bedrag wordt gevorderd met wettelijke handelsrente.
3.3
Tale betwist de vordering en concludeert - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - tot afwijzing daarvan.
3.4
De stellingen van partijen worden voor zover nodig in het kader van de beoordeling van de vordering nader besproken.

4..De beoordeling

4.1
Niet is in geschil dat partijen de onder 2.1 vermelde overeenkomst hebben gesloten en dat Tale voor de door DPG verrichte dienstverlening € 724,79 verschuldigd is geworden. Bij herhaling heeft DPG geprobeerd dat bedrag bij Tale te incasseren. Dat is niet binnen de gestelde termijn van 30 dagen gelukt. Tale is dus te laat geweest met betalen en in verzuim komen te verkeren.
4.2
Tale voert aan dat zij op 20 april 2020 € 724,79 heeft betaald, zij het op de bankrekening van een ander. Nog daargelaten dat die betaling bij gebrek aan wetenschap is weersproken, geldt dat die betaling niet aan DPG is gedaan. Het bedrag is namelijk toen niet bijgeschreven op haar bankrekening.
4.3
DPG heeft de vordering in handen gesteld van Plaggemars om het openstaande bedrag te incasseren. Evenals DPG heeft Plaggemars meermaals geprobeerd om betaling door Tale te realiseren. Er zijn daartoe diverse e-mails verstuurd en specificaties verstrekt aan Tale. Ook is toelichting gegeven ten aanzien van het verzochte bedrag.
4.4
Met dit soort incassowerkzaamheden zijn kosten gemoeid. Tevens is door het niet op tijd betalen van de rekening handelsrente verschuldigd geworden. Al in haar e-mail van
11 mei 2020 heeft Plaggemars daarop gewezen door de toen openstaande hoofdsom van
€ 724,79 te verhogen met incassokosten en reeds vervallen handelsrente.
4.5
Vervolgens heeft het tot 23 juni 2020 geduurd voordat Tale tot betaling is overgegaan, zij het dat zij toen slechts € 724,79 heeft betaald, omdat zij niet bereid was om buitengerechtelijke incassokosten en rente te betalen. Gelet op het door haar aangevoerde is Tale daartoe nog steeds niet bereid. Het verweer van Tale slaagt echter niet, want de omstandigheid dat zij de intentie heeft gehad om te betalen, neemt niet weg dat de betaling geruime tijd op zich heeft laten wachten en dat DPG dientengevolge kosten heeft moeten maken om het openstaande bedrag te incasseren en aanspraak heeft op rente. De kosten komen op de voet van artikel 6:96 lid 2, aanhef en onder c, BW en de wettelijke handelsrente komt op de voet van artikel 6:119a BW voor vergoeding in aanmerking.
4.6
Ongegrond is het standpunt van Tale dat dergelijke kosten in geval van onbewust verkeerde betaling, als gevolg van een onbewuste fout van de debiteur, voor rekening van de crediteur dienen te blijven. Dat is niet anders als, zoals Tale aanvoert, de fout binnen afzienbare tijd is hersteld.
4.7
Voor zover Tale met het aangevoerde dat Plaggemars correspondentie naar haar kantooradres heeft gestuurd, terwijl in verband met de coronamaatregelen niemand daar aanwezig was, bedoelt dat het in rekening brengen van buitengerechtelijke incassokosten in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, wordt zij niet gevolgd, want ook onder deze omstandigheden ligt het op haar weg om ervoor te zorgen dat zij van dergelijke correspondentie kennis kan nemen en dat rekeningen op tijd worden voldaan. Overigens wordt hierbij opgemerkt dat Tale al in verzuim verkeerde ten tijde van het advies van 12 maart 2020 om, ter voorkoming van verspreiding van het coronavirus, zoveel mogelijk thuis te werken en dat een groot deel van de correspondentie via e-mail is gevoerd.
4.8
Anders dan waarvan Tale lijkt uit te gaan, ziet het gevorderde bedrag van € 125,08 niet op buitengerechtelijke incassokosten en reeds vervallen handelsrente. De daarmee gemoeide bedragen zijn namelijk al betaald, want ingevolge artikel 6:44 lid 1 BW heeft de betaling door Tale van het bedrag van € 724,79 eerst in mindering gestrekt op de buitengerechtelijke incassokosten en de reeds verschenen rente. Het gevorderde bedrag van € 125,08 betreft dus een restant van de oorspronkelijk gefactureerde hoofdsom. DPG maakt op goede gronden aanspraak op betaling van dit bedrag. Het bedrag van € 125,08 zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente zoals gevorderd.
4.9
Tale wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten veroordeeld, aan de zijde van DPG vastgesteld op € 207,38 aan verschotten (griffierecht en explootkosten) en € 72,- aan salaris voor de gemachtigde. De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten. Een en ander wordt toegewezen met rente.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt Tale om aan DPG tegen kwijting te betalen € 125,08, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 3 augustus 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt Tale in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van DPG vastgesteld op:
- € 207,38 aan verschotten;
- € 72,- aan salaris voor de gemachtigde;
- voornoemde bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW ingaande veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
en indien Tale niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op € 18,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening. Ook is Tale de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over al deze bedragen verschuldigd vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
465