In deze zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen de bewindvoerder van een gedaagde, die een betalingsachterstand heeft laten ontstaan. De procedure begon met een dagvaarding op 2 september 2020, gevolgd door een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 8 februari 2021. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde maandelijks premie verschuldigd was aan VGZ en dat er een eigen risico van toepassing was. Ondanks herhaalde aanmaningen heeft de gedaagde een aantal facturen niet voldaan. Op 22 september 2020 is de gedaagde onder bewind gesteld, met benoeming van de bewindvoerder. VGZ vorderde een bedrag van € 500,- aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente, en veroordeling van de bewindvoerder in de proceskosten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat VGZ recht heeft op betaling van het gevorderde bedrag, en heeft de vordering toegewezen, met veroordeling van de bewindvoerder in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 12 maart 2021.