In deze zaak vordert de eiser, wonende te [woonplaats eiser], een schadevergoeding van de Stichting Vestia, gevestigd te Rotterdam, op basis van onrechtmatige daad. De vordering is ontstaan na een ontruiming van de huurwoning van de eiser, die plaatsvond op 4 oktober 2016. De huurovereenkomst tussen de eiser en Vestia was eerder ontbonden door de rechtbank Den Haag vanwege huurachterstand. Na de ontbinding was er een betalingsregeling getroffen, maar de eiser heeft deze niet nageleefd. Vestia heeft de ontruiming doorgezet, ondanks dat de eiser in detentie verbleef en niet in staat was om de woning vrijwillig te ontruimen.
De eiser stelt dat Vestia onrechtmatig heeft gehandeld door de woning te ontruimen en de inboedel te vernietigen, zonder rekening te houden met zijn situatie. Hij vordert een schadevergoeding van € 52.555,55, vermeerderd met wettelijke rente, en bijkomende kosten. Vestia betwist de vordering en vraagt om afwijzing, met veroordeling van de eiser in de proceskosten.
De kantonrechter oordeelt dat de vordering niet valt onder de bevoegdheid van de kantonrechter, omdat deze de grens van € 25.000,- overschrijdt. De zaak wordt daarom verwezen naar de handelskamer van de rechtbank Rotterdam voor verdere behandeling. De beslissing van de kantonrechter bevat ook instructies over de proceskosten en griffierechten die van toepassing zijn na de verwijzing.