Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
[gedaagde 4],
[gedaagde 5],
[gedaagde 6],
[gedaagde 7],
[gedaagde 8],
Rechtbank Rotterdam
In deze huurzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Emerging 010 B.V. en meerdere gedaagden. Emerging 010 vorderde ontruiming van een woning die zij had gekocht, waarin gedaagden sub 2 t/m 8 verbleven. De eiseres stelde dat gedaagde 1 de woning onderhuurde aan gedaagden sub 2 t/m 8, terwijl hij zelf niet in de woning woonde. De procedure begon met een dagvaarding op 11 maart 2020, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. Gedaagde 1 verscheen niet in de procedure, waardoor verstek tegen hem werd verleend.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat Emerging 010 niet voldoende bewijs heeft geleverd voor het bestaan van een huurovereenkomst met gedaagde 1, en evenmin dat gedaagde 1 een onderhuurovereenkomst had met gedaagde 2 en de overige gedaagden. De rechter oordeelde dat Emerging 010 onvoldoende had aangetoond dat de gedaagden zonder recht of titel in de woning verbleven. De vordering tot ontruiming werd afgewezen, evenals de vordering tot betaling van huurachterstand door gedaagde 1. Emerging 010 werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.
De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in huurgeschillen, vooral in gevallen van vermeende onderhuur. De rechter heeft geoordeeld dat de stellingen van Emerging 010 niet voldoende onderbouwd waren, en dat de gedaagden hun verweer adequaat hadden gepresenteerd. De beslissing van de kantonrechter is een belangrijke uitspraak in het kader van huurrecht en de rechten van huurders.